Lerarenopleiding 2e graad Gezondheidszorg en Welzijn
Sociologie
All documents for this subject (1)
8
reviews
By: marita47 • 4 year ago
By: liza_zegwaard • 5 year ago
By: demialexandrarijkes • 6 year ago
By: imkeverstappen • 6 year ago
By: rianne977 • 7 year ago
By: jacomijnvdtogt • 7 year ago
By: roxannevanloo • 7 year ago
Translated by Google
absolutely great!
Show more reviews
Seller
Follow
hannekestiens
Reviews received
Content preview
Sociologie samenvatting H1 t/m 9
Hoofdstuk 1: Inleiding
Individualisering is een kenmerk van de tijdgeest. Maatschappelijke factoren krijgen relatief
weinig aandacht > niet terecht want samen met biologische en psychologische factoren zijn
zij van grote betekenis voor gezondheid en welzijn.
Verlegenheid is niet alleen iets persoonlijks maar ook een maatschappelijk verschijnsel:
sociale relaties zijn losser geworden en mensen hebben een minder hechte band in de buurt
waar ze wonen.
Via WMO wil de overheid ervoor zorgen dat burgers zelfredzaam zijn.
Manier van zorg verschilt per cultuur. In deze tijd is het vooral individugericht.
Doelen van het boek:
inzicht in sociaal functioneren van onze samenleving
sociale bewustwording ofwel inzicht in de maatschappelijke factoren die jouw
gedrag beïnvloeden
inzicht in de maatschappelijke factoren die het gedrag van jouw cliënten
beïnvloeden
meer kennis van actuele maatschappelijke vraagstukken
Hoofdstuk 2: Wat is sociologie?
Sociologie is de leer van de menselijke samenleving en bestudeert het gedrag van de
mensen in hun sociale omgeving.
Sociologen onderzoeken waarom mensen zich gedragen zoals ze zich gedragen als leden van
een samenleving (welke maatschappelijke factoren beïnvloeden denken en gedrag?)
machtsverschillen
sociale ongelijkheid
sociale controle
cultuurverschillen etc.
Hij wil de samenleving inzichtelijk maken voor mensen die er deel van uitmaken
Maatschappelijke verschijnselen worden vaak als vanzelfsprekend beschouwd en
onvermijdbaar.
Referentiekader: de manier waarop jij naar het leven kijkt (eigen bril). Deze bril bevat
kennis, waarden en oordelen over de sociale werkelijkheid. Referentiekaders van
groeperingen en volkeren hebben vaak overeenkomsten.
Waarnemen = selectief. Waardering van verschijnselen = verschillend.
Kritisch bewustzijn: een houding waarbij we de wereld waar we in leven en onze eigen
opvattingen en belangen niet als vanzelfsprekend aanvaarden, maar voortdurend
relativeren en ter discussie stellen (‘ja, maar…’ vragen stellen)
Wat we zien of lezen is dé waarheid/wetenschap. We selecteren naar hartenlust en kiezen
wat ons goed uitkomt.
,Sociologische verbeeldingskracht/sociaal bewustzijn: je hebt zicht op de snijpunten tussen
je persoonlijke levenslot, geschiedenis en sociale omstandigheden.
Zonder sociaal bewustzijn kun je geen goede zorgverlening leveren. Wanneer je het wel hebt
heb je meer grip op je leven en ben je minder afhankelijk van wat je overkomt.
sociologie roept hierbij vaak weerstand op: als zij mensen laat zien wat ze zelf
moeilijk willen zien
Sociologisch denken: is een rationele bezigheid en vereist afstand.
Hoe krijg je sociaal bewustzijn?
door in een helikopter de aan je voorbij trekkende samenleving, inclusief jezelf, te
analyseren
je kunt hierbij hoog vliegen en breed kijken (macro) of laag vliegen en meer de details zien
(micro).
Waardevrije wetenschap: de theorie vloeit voor uit een systematische waarneming van
feiten
Morele overwegingen spelen geen rol bij onderzoek en theorievorming.
Hoofdstuk 3: de mens als sociaal wezen
Sociaal: bekommerd om het lot van de medemens
Asociaal: onmaatschappelijk, egoïstisch
De samenlevende mens: homo sociologicus
Gedrag is vaak sociaal bepaald, weinig is uniek/puur (door individualistische opvoeding). Ook
emoties zijn sociaal gekleurd (huilen doe je thuis anders dan op school).
Meer betrokken is meer interactie (en andersom). Bewust niet reageren/negeren is ook een
vorm van sociaal gedrag.
De rollen in je leven bestaan uit gedrag dat de omgeving van ons verwacht (meer variaties
dan vroeger door individuele ontplooiing en verantwoordelijkheid).
Roltheorie: belangrijk bij analyse en verklaring van ons gedrag. Belangrijke begrippen binnen
de roltheorie zijn:
Positie: de plaats in het netwerk van relaties en zit niet vast aan 1 bepaald persoon.
Je hebt twee soorten posities:
Toegewezen posities: posities die zijn komen aanwaaien/toegewezen zoals broer,
zoon. Spelen een minder belangrijke rol dan de verworven posities
Verworven posities: posities waar je zelf actie voor hebt moeten ondernemen zoals
student, PvdA’er etc.
Sociale status: de waardering die de samenleving aan een positie hecht in relatie tot
andere posities. Is gekoppeld aan de positie en niet aan de persoon.
Sociaal aanzien: de mate van waardering die men heeft voor de wijze waarop
iemand een positie bekleedt. Sociaal aanzien is wel gekoppeld aan een persoon.
Sociaal aanzien kan:
dalen: als de student lage resultaten haalt op school
stijgen: als hij actie voert tegen discriminatie (dan stijgt zijn sociaal aanzien bij zijn
medestudenten)
, Rollen: een rol is het van een positiebekleder verwachte gedrag. In de verschillende
posities die je ‘bekleedt’ speel je verschillende rollen. Alle andere positiebekleders
hebben hun eigen verwachtingen.
Sociale structuur: de wijze waarop de positief in een samenleving of groep op elkaar
betrokken zijn. Sommige samenlevingen/groeperingen zijn strakker gestructureerd
eisen aan posities zijn strikter geformuleerd, afwijkingen worden minder
getolereerd. De mate van structurering kan afhangen van:
Cultuur: gezinnen in Marokko hebben een strakkere structuur in tegenstelling tot de
gezinnen in Nederland
Doel van groepering: als een doel snel gerealiseerd moet worden is er een strakkere
structuur aanwezig (denk aan brandweer, leger)
Sociale structuren kunnen verander zijn door democratiseringsproces (minder
hiërarchie) en door de toenemende individualisering (informeler). Reorganisaties
zijn vaak het gevolg van onvoldoende (bedrijfs)resultaten of inefficiënte
bedrijfsvoering.
Rolattributen: uiterlijkheden die nuttig zijn of dienen als herkenningsmiddel van een rol
(bijvoorbeeld overall, witte laboratoriumjas, trainingspak, uniform)
Statussymbolen: uiterlijkheden die verwijzen naar prestige, rijkdom, macht, invloed, gezag
etc (bijvoorbeeld kapitale villa, dure auto)
Intern rolconflict: wanneer een persoon geconfronteerd wordt met niet of moeilijk te
combineren verwachtingen ten aanzien van één positie die hij bekleedt.
Extern rolconflict: wanneer een persoon geconfronteerd wordt met niet of moeilijk te
combineren verwachtingen ten aanzien van meerdere posities die hij bekleedt. M.a.w.: hij
kan de rollen in de verschillende posities niet met elkaar combineren.
Hoe ga je met een rolconflict om:
tegenstrijdige verwachtingen zoveel mogelijk gescheiden houden
een compromis zoeken
1 van de rollen prioriteit geven
bepaalde gedragingen voor anderen verborgen houden (vermijden van negatieve
sancties)
omgeving duidelijk maken dat er tegenstrijdige verwachtingen zijn (waarom is het
voor jou moeilijk om hieraan te voldoen?)
Socialisatie: het leren spelen van rollen. Het doel van socialisatie is dat we ons moeten gaan
gedragen in overeenstemming met de verwachtingen van de omgeving.
The looking glass selftheorie: we zien onszelf niet zoals we zijn maar zoals we denken (of
willen) dat anderen ons zien.
Primaire socialisatie: het leren van algemene rollen (vanzelf/onbewust)
Secundaire socialisatie: het aanleren van meer specifieke rollen (de opleiding die je volgt,
het leren spelen van de rol van student of lid van voetbalclub)
Anticiperende socialisatie: in het gedrag en houding vooruitlopen op een toekomstige rol
(dus waarden, normen en gedrag van een groep waar je graag bij wil horen overnemen)
Socialisatieprocessen worden vaak afgesloten met ceremonies (rapporten uitdelen,
diploma’s en speldjes uitreiken, uniformering etc.). Dit worden collectieve rituelen genoemd:
activiteiten die ene functie hebben om de groepssolidariteit te versterken, de waarden en
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller hannekestiens. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.55. You're not tied to anything after your purchase.