Week 36
31-8-2020 Kern 1a/c College
Les 1a: Kennismaken met gezondheid
Leerdoelen
De student:
- beschrijft de eigen visie op gezondheid en gezondheidszorg vanuit eigen ervaringen en ideeën.
- legt in eigen woorden de begrippen holistische zorg, zelfmanagement en zelfredzaamheid uit.
- legt in eigen woorden de zes dimensies van positieve gezondheid uit.
- onderscheidt in grote lijnen de verschillende levensfasen op basis van de kenmerken en patronen
Lesopdracht 1
1. Wat betekent gezondheid voor jou?
- Jezelf zowel geestelijk als lichamelijk goed voelen.
- Lekker in je vel zitten.
- Goed eten en voldoende bewegen.
Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) is gezondheid een toestand van volledig fysiek,
geestelijk en sociaal welbevinden en niet van louter het ontbreken van ziekte.
2. Wat is de invloed van anderen/omgeving op je eigen leefstijl?
- Je thuissituatie, opvoeding.
Als ze thuis ongezond eten/roken/alcohol drinken, is de kans groter dat je dat zelf ook gaat doen.
- Sociaaleconomische status.
Met een laag budget, ga je sneller ongezond eten, minder sporten, minder leuke dingen doen, etc.
- Anderen.
Je kunt jezelf gaan vergelijken met het voor jou perfecte plaatje. Daardoor ga je aan jezelf twijfelen
en voel je je onzeker. Je maakt andere keuzes en doet wellicht niet overal aan mee.
Lesopdracht 2
Holisme: je ziet de mens als geheel met alle relevante factoren die van invloed zijn op het menselijk
gedrag (opvoeding, omgeving, genen, etc.). Je gaat uit van het feit dat alles met elkaar verbonden is.
Niets is op zich zelf staand, alles is deel van een groot geheel.
Jij als mens bestaat uit een fysiek lichaam, je ziel, geest, gevoelens, gedachten en omgeving. Al deze
niveaus staan met elkaar in verbinding. Alles is met alles verbonden. Dat betekent dat als er ergens
daarvan iets wordt aangeraakt, dat op een ander niveau weer een uitwerking heeft. Bedenk maar
eens wat er gebeurt als je een rotdag hebt gehad. Behalve dat je gedachten niet positief zijn, voel je
ook dat je gespannen schouders hebt, ben je snel geëmotioneerd of geïrriteerd en voel je je moe of
zelfs uitgeput. En stel je eet te veel suiker en je wordt dik, dan zou je depressief kunnen worden.
Andersom geldt dit ook: voel je je depressief, dan kun je als gevolg daarvan makkelijker naar
ongezond eten grijpen en minder makkelijk naar de sportschool stappen.
Het is belangrijk om te weten wat de term betekent, omdat het ook bepalend is van hoe jij insteekt op
de zorg die jij gaat verlenen. Een holistische visie wordt in de verpleegkunde toegepast door ook
aandacht te hebben voor de mens, bijvoorbeeld door ook naar het levensverhaal, de gedachten en
emoties van de patiënt te luisteren. Je kijkt dan verder dan het lichaam als losstaand mechanisch
object. Meneer Klaas heeft bijvoorbeeld last van een doorligwond waardoor hij zichzelf niet zo goed
kan verplaatsen in een rolstoel. Holistisch bekijkend is meneer Klaas misschien wel partner van een
vrouw die niks kan en heeft hij misschien wel niet de wetenschap dat hij in aanraking kan komen voor
ondersteunende zorg.
De drie grotere pijlers van holisme zijn:
1. psycho (geest en gedrag / emotioneel)
2. somatisch (lichamelijk)
3. sociaal (contacten en omgeving)
Dualisme: tegenover holisme staan onder andere dualisme en reductionisme, waarbij delen van een
lichaam als afzonderlijk worden benaderd. Een probleem of klacht die op dualistische wijze wordt
benaderd wordt dus niet bij de kern aangepakt.
,Zelfredzaamheid: het vermogen om jezelf te kunnen redden in het dagelijkse leven.
In de verpleegkunde gaat het erom of een patiënt zich functioneel gezien kan redden ten aanzien van
een ziekte. Als een patiënt zich niet goed kan redden, kun je die bevorderen door gesprekken aan te
gaan en te kijken of iemand in de familie mantelzorg kan bieden. Vaak zijn mensen zelfredzaam tot
iets uit balans raakt, bijvoorbeeld als mensen het zelf niet meer kunnen overzien, te vermoeid zijn, de
situatie te complex is of de mantelzorg overbelast is. Dan ontstaat er een zorgvraag richting een
professional, omdat mensen de zelfredzaamheid zelf niet meer kunnen handhaven.
Zelfmanagement: het vermogen om zelf te bepalen wat jij wil en nodig hebt in je leven. Je maakt zelf
keuzes en neemt zelf beslissingen.
Person centered nursing: persoonsgerichte zorg
Persoonsgerichte zorg is zorg die is afgestemd op iemands persoonlijke behoeften, wensen en
voorkeuren. De zorgverlener benadert de persoon niet als patiënt of cliënt, maar als mens. Centraal
staat de vraag: wat heeft jouw cliënt nodig om zich gezond en gelukkig te voelen? De cliënt neemt dus
de regie.
Lesopdracht 3
Wat is positieve gezondheid?
Machteld Huber introduceerde het begrip positieve gezondheid in Nederland in 2012. Het is een term
die de kracht van mensen benadrukt en minder de focus legt op het aanwezig of afwezig zijn van
ziekte. “Gezondheid is het vermogen van mensen zich aan te passen en een eigen regie te voeren, in
het licht van fysieke, emotionele en sociale uitdagingen van het leven” (Huber, 2012)
Uitgangspunten van positieve gezondheid:
- De mens staat centraal.
- Het concept benadrukt het ‘potentieel’, niet wat er niet meer gaat.
We kijken naar wat iemand wel kan (+), niet naar wat iemand niet meer kan (-).
- De focus op ‘gezondheid’ in plaats van op ziekte.
Wat zijn de 6 dimensies van positieve gezondheid?
1. lichaamsfuncties
medische feiten, medische waarnemingen, fysiek functioneren, klachten en pijn, energie
2. mentaal welbevinden
cognitief functioneren1, emotionele toestand, eigenwaarde/zelfrespect, gevoel controle te hebben,
zelfmanagement en eigen regie, veerkracht
3. spiritueel/existentiële dimensie (reden van bestaan)
zingeving/meaningfulness, welke doelen wil ik nog bereiken?, welke idealen kan ik nog nastreven?,
toekomstperspectief: wat kan ik nog van mijn leven maken?, acceptatie van de situatie
4. kwaliteit van leven
wat vind ik belangrijk?, welbevinden, geluk beleven, genieten, ervaren gezondheid, lekker in je vel
zitten, levenslust, balans
5. sociaal maatschappelijke participatie
sociale en communicatieve vaardigheden, betekenisvolle relaties, sociale contacten, geaccepteerd
worden, maatschappelijke betrokkenheid, betekenisvol werk
6. dagelijks functioneren
basis Algemeen Dagelijkse Levensverrichtingen (ADL): school, sporten, werken, etc., instrumentele
ADL, werkvermogen, health literacy.
1
Cognitief functioneren is wat je mentaal kunt bevatten, regelen en organiseren. Het hangt samen met in welke
levensfase je je bevindt. Zo maakt een kleuter, kind of puber andere keuzes en beslissingen dan een volwassene.
,Lesopdracht 4
De levensfase waarin iemand zich bevindt, is heel bepalend voor wat je van iemand kunt verwachten
in een zorgrelatie. Hoe gaan behandelingen eruit zien? Hoe gaan gesprekken eruit zien? Waar ga je
je begeleiding op afstellen? Moet je de ouders inlichten? Etc.
Levensfasen
Zuigeling t/m kleuter
- Instelling: GGD, huisartsen, kinderafdelingen
- Rol verpleegkundige: met name contact met ouders rondom begeleiding
Het schoolkind
- Instelling: GGD, huisartsen, kinderafdelingen
- Rol verpleegkundige: met name contact met ouders en kind rondom begeleiding
De adolescent
- Instelling: GGD (op andere wijze), huisartsen, volwassenafdelingen, verschillende werkvelden
- Rol verpleegkundige: ondersteuning en begeleiding van de adolescent
De volwassene:
- Instelling: alles is gericht op werkvelden
- Rol verpleegkundige: aandacht patiënt
De kwetsbare oudere
- Instelling: verschillende werkvelden: met name GGZ, verzorgings- en verpleeghuizen, palliatieve
zorg (zorg die gericht is op een zo hoog mogelijke kwaliteit van leven van iemand met een
ongeneeslijke ziekte (en zijn naasten))
- Rol verpleegkundige: aandacht patiënt en naasten kinderen
Lesopdracht 5 Casus
1. Bedenk welke begrippen onbekend zijn en breng dit in.
MGZ, wijkzorg (wijkverpleging), wijkverpleegkundige, indicatie stellen
2. Probeer er vervolgens samen uit te komen wat het begrip inhoudt: brainstorm over de inhoud van
deze begrippen: wat weet je ervan, hoe hebben zaken met elkaar te maken, zijn er nog meer
begrippen die ermee te maken hebben?
- MGZ: Maatschappelijke Gezondheidszorg
https://www.movisie.nl/maatschappelijke-zorg
https://leeuwenborgh.nl/assets/algemeen/BPV_MZ_taken.pdf
Maatschappelijke gezondheidszorg gaat over mensen met een grotere kwetsbaarheid op
psychisch of psychosociaal gebied. Zij kunnen daardoor soms beperkt meedoen in de
samenleving. Er kan sprake zijn van isolement, uitsluiting, overlast en soms zijn ze dakloos. Deze
mensen hebben volledige, levensbrede en vaak langdurige ondersteuning nodig. Hiervoor is het
belangrijk dat beleidsmakers en professionals op de juiste manier worden ingezet, zowel qua
kennis, houding als gedrag. De MGZ streeft ernaar om cliënten in de maatschappelijke zorg zo
zelfstandig mogelijk te laten functioneren in hun eigen omgeving en als lid van de samenleving.
- wijkzorg (wijkverpleging): wijkverpleging is persoonlijke zorg en verpleging aan huis. Je krijgt
wijkverpleging als je een chronische ziekte, lichamelijke beperking of psychische stoornis hebt.
- wijkverpleegkundige: als wijkverpleegkundige kom je bij de patiënten thuis, werk je vooral
zelfstandig en kom je veel afwisseling tegen. Een wijkverpleegkundige helpt bijvoorbeeld bij het
opstaan en douchen, bij het geven van injecties en geeft medische zorg, als dat nodig is. Denk
hierbij aan wondverzorging, het klaarzetten en toedienen van medicijnen, stomazorg en de blaas
legen (katheteriseren).
- databank: een verzamelplek waar systematisch gegevens bij elkaar komen en opgeslagen
worden, en waar je gegevens vandaan kunt halen.
- indicatie stellen: praktische behoefte in kaart brengen voor iemand door in te spelen op de
zorgvraag. Bijvoorbeeld de behoefte aan een hoog-laagbed, een scootmobiel, thuiszorg, etc.
3. Maak op een flap – of digitaal – een korte uitwerking van jullie brainstorm.
4. Bepaal samen welke leervragen en onduidelijke begrippen er nog zijn en noteer deze ook op de
flap.
5. Verdeel de openstaande leervragen en definities over de groepen en zoek deze op. Gebruik voor
het beantwoorden van je leervragen en vinden van definities meerdere bronnen zoals:
a. boeken,
b. de mediatheek (Biep.nu, Springerlink)
c. of betrouwbare sites op internet.
, Week 36
3-9-2020 KERN1a/c College
Les 1c: Evident… of niet?
Leerdoelen
De student:
- legt in eigen woorden het model van EBP uit en de noodzaak van EBP uit.
- kan het verschil tussen een visie, theorie, concept, model, raamwerk en methode uitleggen.
- geeft voorbeelden van leefstijl-/risicofactoren (persoons-/omgevings- en maatschappelijk gebonden
factoren t.a.v. gezondheid).
- legt in eigen woorden uit hoe een verpleegkundige een professionele relatie aangaat met een
zorgvrager.
Voorbereiding
1. Lees/bestudeer de KBS
Schrijf vragen en onbekende begrippen op en ga op zoek naar antwoorden.
Gebruik hiervoor meerdere bronnen zoals: lesboeken, de mediatheek (Biep.nu), SpringerLink of
eventueel internet.
Meneer van Stiphout
- hartfalen: door een verminderde pompfunctie van het hart is het hart niet meer in staat om
voldoende bloed (en dus zuurstof) door het lichaam te pompen.
- transferverpleegkundige: een verpleegkundige die zich gespecialiseerd heeft in het regelen van
zorg na ontslag uit het ziekenhuis. Met de patiënt en/of familie bepaalt de transferverpleegkundige de
zorg die nodig is. Denk aan thuiszorg, wijkverpleging of (tijdelijke) plaatsing in een instelling.
- Geriatrische Afdeling Algemeen Ziekenhuis (GAAZ): een afdeling voor oudere patiënten met
lichamelijke aandoeningen, in combinatie met psychische en/of sociale problemen. De oudere
patiënt heeft dus minstens twee ziektebeelden (bijvoorbeeld hartfalen met dementie).
- Z-opleiding: een opleiding tot het verzorgen of verplegen van zwakzinnigen en verstandelijk
gehandicapten.
- hetero-anamnese: de medische voorgeschiedenis en achtergrond van een patiënt zoals deze is
ingewonnen uit gesprekken met andere personen dan de patiënt zelf, zoals familieleden,
mantelzorger.
- auto-anamnese: de medische voorgeschiedenis en achtergrond van een patiënt zoals deze is
ingewonnen uit gesprekken met de patiënt zelf.
- ergonomisch werken: werken met goede werkomstandigheden. Denk aan een juiste werkhouding
en mentale en lichamelijke herstelmomenten. Met bepaalde hulpmiddelen kun je je werkomgeving
verbeteren.
- saturatie: een waarde waaruit blijkt met welk percentage het hemoglobine in de rode bloedcellen het
zuurstof heeft gebonden. Voor een gezond persoon wordt een saturatie waarde van 95% of hoger
als normaal gezien. Bij een waarde van 90% of lager is er sprake van een tekort, ook wel desaturatie
genoemd.
- decubitus: decubitus ontstaat door langdurige druk op dezelfde plaats. Door deze druk
beschadigt de huid en het onderliggende weefsel. Dit kan leiden tot roodheid van de
huid, een milde vorm van decubitus, of zelfs tot diepe wonden bij zeer ernstige
decubitus. We noemen decubitus ook wel doorligwond of een drukplek. Decubitus
ontstaat vooral op plekken waar de huid strak tegen de botten zit (weinig vet).
Denk aan de enkels, de schouders, de rug, etc.
- diuretica: diuretica werken vochtafdrijvend. Ze worden ook wel 'plaspillen' genoemd.
Ze zorgen ervoor dat er meer vocht wordt afgegeven via de nieren.
- elektronisch patiënten dossier (EPD): een elektronisch systeem, waarin alle medische gegevens
van een patiënt opgeslagen worden.
- Beroepsvereniging Verzorgenden Verpleegkundigen (V&VN): beroepsvereniging die zich sterk
inzet voor professionalisering van het beroep verpleegkundige, verzorgende en verpleegkundig
specialisten.
- multidisciplinair overleg (MDO): overleg van deskundigen uit verschillende beroepsgroepen,
bijvoorbeeld een arts, een verpleegkundige en fysiotherapeut.
- Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (BIG): een openbaar wettelijk register waar je je
dient in te schrijven als je het beroep van verpleegkundige wilt gaan uitoefenen. Wanneer je
ingeschreven staat in het BIG-register heb je een wettelijk beschermde beroepstitel. Als je
vervolgens de plank misslaat in je vak, bijvoorbeeld door een foute handeling, en mensen daarover
een klacht indienen, dan ben je tuchtrechtelijk vervolgbaar.