100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting wetenschapsfilosofie in veelvoud $4.81
Add to cart

Summary

Samenvatting wetenschapsfilosofie in veelvoud

2 reviews
 1270 views  45 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Samenvatting per hoofdstuk van het boek wetenschapsfilosofie in veelvoud - Victor den Bersselaar

Preview 3 out of 16  pages

  • Yes
  • January 11, 2015
  • 16
  • 2015/2016
  • Summary

2  reviews

review-writer-avatar

By: allysonpaula • 8 year ago

review-writer-avatar

By: marritgs • 8 year ago

avatar-seller
Wetenschapsfilosofie in veelvoud.
Victor van den Bersselaar

Inleiding

Empirisch onderzoek geeft toegang tot feiten. De belevingswereld van mensen en de betekenissen
die zij aan hun wereld geven vallen niet vanzelfsprekend onder de wereld van de feiten. Dit houdt in
dat wanneer met zijn of haar loon opgeeft dit een feit is of dit onder of boven de inkomensgrens ligt.
Of deze persoon dan het gevoel heeft dat hij rijk of arm is, is een ander verhaal.

Wetenschappelijk onderzoek heeft toegang tot een deel van de werkelijkheid, namelijk het deel dat
met theorieën kan worden verklaard. Het andere deel valt onder het sociaal, moreel, esthetisch of
politieke gedeelte. Dit gedeelte valt niet met theorieën te verklaren. Dit noemt met kunst en geen
wetenschap. Volgens Habermas moet de kunst te herleiden zijn tot een empirisch component om tot
de wetenschap te behoren. Volgens Kunneman heeft de kunst objectiveerbare en meetbare
aspecten nodig.

Sciëntisme betekent in de eerste plaats natuurwetenschap. Sciëntisme staat voor empirisch
onderzoek en dus de zoektocht naar waarheid, objectiviteit en neutraliteit. In de loop van de jaren is
het onderzoek veranderd en wordt er ook naar het kunst gedeelte gekeken, dus naar de
belevingswereld van de mens.

De onderzoeksdomeinen die samen het hele wetenschappelijke gebied bestrijken zijn: feiten, de
beleving, de regels, de betekenissen, de begrippen en de belangen. Een onderzoek kan geldig zijn op
het gebied van de feiten, maar de plank misslaan op het gebied van de beleving. Binnen het domein
feiten bevinden zich de zuivere natuurwetenschappen. In de hoek van de beleving de fenomologie.
Het domein van de betekenissen houdt in dat de beleving in verband wordt gebracht met de manier
waarop mensen een situatie interpreteren. Hierbij gaat het om zuiver interpretatieve
wetenschappen. Het domein van regels gaat over (ongeschreven) regels die in die situatie gelden.
Bijvoorbeeld: hoe handel je bij het verlenen van hulp of het opknappen van een huis. Men houdt zich
bezig met regels op het domein van reconstructieve wetenschappen (taalwetenschap). In het domein
van de begrippen wordt gekeken hoe een begrip gedefinieerd moet worden. Is armoede een
gevoelsmatig iets of kun je dit aantonen door middel van een inkomen? Het domein begrip wordt
behandeld door de kritische wetenschappen. Als laatste is het belang van degene die het onderzoek
doet belangrijk en de daarbij gemaakte keuzes. De onderzoeker kan het onderzoek een hele andere
wending geven. Hierbij gaat het om reflectief zelfbegrip.

Wetenschapsfilosofie houdt zich bezig met de vraag naar de mogelijkheden en beperkingen van
wetenschappelijke kennis en de daarbij gebruikte methoden en argumentatievormen. Den
Bersselaar gaat hierbij uit van een aantal punten:

 Er is een veelvoud van kennisdomeinen (hierboven aangegeven).
 Er is veelvoud van toegangswegen tot deze domeinen. Hiermee wordt bedoeld dat er meer
manieren zijn om onderzoek te doen, dan alleen empirisch.
 Er is een brede definitie van wetenschap. Hier vallen dus ook de kunsten onder.
 Er is een brede definitie van onderzoek.

,Volgens Den Bersselaar is de kern van de wetenschapsfilosofie te herleiden tot 4 kernvragen van
verschillende domeinen.

 Waar komen onderzoeksproblemen vandaan en wat is het belang van de oplossing ervan?
(sociaalfilosofisch en ethische vraag)
 Wat is de aard van het object van het onderzoek? (ontologische vraag = de leer van het zijn)
 Onder welke voorwaarden kunnen onderzoekers gegeven de aard van het object er kennis
over krijgen?
 Wat betekent dit voor hun manier van werken? (methodologische vraag)

Onderzoekers zijn geneigd om één van de onderzoeksdomeinen te kiezen en daarvoor één bepaald
onderzoek te doen. Den Bersselaar is het daar niet mee eens en is voorstander van
methodepluralisme. Dit houdt in dat een bepaalde benadering ook voor een ander
onderzoeksdomein gebruikt kan worden. Bijvoorbeeld: het empirisch onderzoek is het meest
geëigend voor feiten, maar men mag best proberen om deze voor beleving te gebruiken. Hierbij
moet het doel van het onderzoek niet verloren gaan.

H2 Het domein van de feiten
Empiristanalytische wetenschapstheorie

Het fundament van empirische wetenschappen zijn zintuiglijk waarneembare feiten. In de eerste
plaats wordt dit gebruikt voor natuurwetenschappen. Ten dele bij de sociale wetenschappen en bij
onderdelen van de alfawetenschappen.

Wat is een feit? Een feit is wat naar aanleiding van een waarneming beweerd wordt, als die bewering
waar is. Ik beweer op mijn waarneming dat deze tafel wit is. Als dit werkelijk zo is, is het een feit.
Wanneer je stelt dat alleen door een waarneming iets een feit kan zijn, kunnen veel dingen niet
empirisch onderzocht worden. Bijvoorbeeld een gesprek: dit hoor je, maar zie je niet. Een ander
voorbeeld is dat ik zeg: ‘Dit blad is groen.’ Iedereen kan dit zien en zou het beamen. Als ik zeg: ‘Ik heb
een goed huwelijk’, is dit veel moeilijker om waar te nemen. Want wat zijn precies de criteria
hiervoor en hoe kun je het bewijzen?
Een empirisch wetenschapper moet enerzijds om tot een betrouwbare vaststelling van feiten te
komen, precieze eenduidige begrippen hanteren die de controleerbaarheid van uitspraken
garanderen. Aan de andere kant moet hij aansluiting zoeken bij de meestal intuïtieve, alledaagse
begrippen waarmee de leden van een onderzoekspopulatie de feiten articuleren.

Empirische methode:

Falsificatiemodel van Karl Popper.
Volgens Popper moet je zoeken naar een weerlegging of falsificatie van een theorie of een hypothese
en niet naar bevestiging.
1. Volgens Popper begint een onderzoek NIET met het zoeken naar kennis. Men heeft eerst een
probleem of een aanleiding, daarna ga je pas zoeken naar kennis. Wanneer je zoekt naar theorie,
gebruik je altijd een zoeklicht. Wanneer je schijnt lichten bepaalde dingen op, maar anderen niet.
2. Ten tweede ga je oplossingen uitproberen. Trial and error. Dit neemt de vorm aan van het
uitproberen van theorieën of hypothesen. Om dit te kunnen doen moet je de theorie of de
hypothese operationaliseren. Van een hypothese maak je een testimplicatie. Dit is in de vorm van:

, als…, dan… (Een theorie is een verzameling begrippen en uitspraken, die in hun onderling verband
een model voor de beschrijving en de verklaring van een deel van de werkelijkheid geven. Een
hypothese is een enkelvoudige uitspraak over een toedracht in de werkelijkheid.) Een voorbeeld
hiervan is: ‘Als het regent, dan worden de straten nat. De straten worden niet nat. Dus: het regent
niet. Deze uitspraak is falsifieerbaar en deze redeneervorm wordt modus tollens genoemd.

Maar wat is de winst van Popper? Wat hebben we eraan om theorieën te weerleggen, terwijl we
nooit in staat zijn om voldoende bewijs te verzamelen. Ten eerste is het zo dat wanneer een theorie
vele falsificatie pogingen heeft doorstaan, hij behoorlijk sterk moet zijn. Popper spreekt dan over
bekrachtiging of corroboratie. Ten tweede dient het falsificatieprincipe ons steeds beter
geformuleerde hypotheses op te stellen.

De vraag is nu welke conclusies we mogen trekken uit een geslaagde test. Dit heet verifieerbaarheid
en daar verstaan we het vaststellen van de juistheid of de waarheid van een afspraak. Er is een
verschil in verifieerbaarheid van bijzondere en algemene uitspraken:

 Om bijzondere uitspraken te kunnen verifiëren moet er een ondubbelzinnig verband gelegd
kunnen worden tussen een uitspraak en de stand van zaken die zij weergeeft. De appel is
groen is een uitspraak die niet ondubbelzinnig is. Want hoe definieer je wat een appel is. Dit
is geen zuivere waarnemingsuitspraak, het bevat al een algemene uitspraak. Deze kun je niet
doen aan de hand van één concrete waarneming.
 Er zijn twee redenen waarom algemene uitspraken niet verifieerbaar zijn: Ten eerste komt
dit door inductie. Dit is een redeneervorm waarbij algemene uitspraken worden afgeleid uit
bijzondere uitspraken over afzonderlijke waarnemingen. Je kan de algemene uitspraak alleen
verifiëren als je alle waarnemingen hebt verzameld omtrent je onderwerp. Het is onmogelijk
om alle waarnemingsuitspraken te verzamelen omtrent je onderwerp en in de toekomst
worden altijd nieuwe waarnemingen gedaan waardoor je uitspraak gelijk niet meer geldig is.
Ten tweede komt het door deductie. Uit algemene uitspraken worden bijzondere uitspraken
afgeleid. Hierbij moet je dus de testimplicaties testen. Hieruit komt de formule: Als H waar is,
dan is ook I waar. I is waar, dus H is waar. Dit is de drogreden van de bevestiging van de
consequent. Want hoe kun je uitsluiten dat er geen andere factoren invloed hebben op H.

Het lijkt er hierdoor op of theorieën nooit geldig zijn. Dit is niet het geval, de feiten kunnen worden
bevestigd of geconfirmeerd. Dit zegt men als een theorie zeer waarschijnlijk is.

De groei van kennis.
Hoe kan kennis groeien als het aan bijna onmogelijke eisen moet voldoen? Falsificationisten zijn er
niet op uit om een theorie te verwerpen, maar om ruimte te creëren voor een betere en
bevredigendere theorie. Verificatie zorgt voor bevestiging van tests waar door kennis groeit (volgens
de falsificatie theorie zorgt dit voor doodbloeding omdat er steeds nieuwe tests moeten komen om
theorieën te bewijzen). Er zijn een aantal criteria voor een goede theorie:

 De beste theorie verschaft de meeste empirische kennis en heeft dus een grote inhoud.
 De beste theorie is logisch sterk. Een theorie is logisch sterk wanneer er meer beweringen uit
af te leiden zijn. Theorieën hebben op deze manier een groot voorspellend en verklarend
karakter.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller jolitaelise. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $4.81. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

55628 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$4.81  45x  sold
  • (2)
Add to cart
Added