100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Thema 9: Superdiverse klas, specialisatie Jonge Kind $5.93
Add to cart

Summary

Samenvatting Thema 9: Superdiverse klas, specialisatie Jonge Kind

 62 views  4 purchases
  • Course
  • Institution

Samenvatting van Thema 9: Superdiverse klas, specialisatie Jonge Kind. Alle leerdoelen met bijbehorende literatuur zijn samengevat. Gecontroleerd op aanwezigheid van aandachtspunten vanuit de coördinator.

Preview 4 out of 43  pages

  • August 28, 2021
  • 43
  • 2020/2021
  • Summary
avatar-seller
Samenvatting Thema 9. Superdiverse klas
Specialisatie Jonge Kind
Probleem 1: Goed lesgeven in de onderbouw, hoe gaat dat eigenlijk?
Leerdoel 1: Hoe ontwikkelt het jonge kind?

Fysieke ontwikkeling:
- Grotere verschillen ontstaan in lengte en gewicht.
- Mollige vormen verdwijnen.
- Kinderen komen steeds meer in verhouding. Armen en benen worden bijvoorbeeld langer in
verhouding met het hoofd.
- Spieren en botten nemen in stevigheid toe.
- Snelle groei van de hersen massa, waardoor ook zintuigen beter gebruikt kunnen worden.
- Grote motorische ontwikkelingen door betere coördinatie en verfijndere techniek.
- De motorische ontwikkelingen houden verband met de toegenomen hersenmassa en de
myelinevorming rond de neuronen. Deze zorgen namelijk voor beter evenwicht en betere
coördinatie.

Ontwikkelingsmodel van Gesell
De motoriek ontwikkelt zich in een bepaalde richting
 Van boven naar beneden: gaandeweg het lichaam steeds beter kunnen controleren, van het
hoofd naar de voeten
 Van buiten naar binnen: het lichaam kunnen gebruiken, van de romp naar de handen en
voeten
 Van enkelvoudig naar samengesteld
 Van totaal naar geïsoleerd

Neurologisch ontwikkelingsmodel van Mesker
De bewuste bewegingen zijn in te delen in vier typen bewegingen.
 Asymmetrische bewegingen of slurfmotoriek: de linker- en rechterlichaamshelft bewegen
onafhankelijk van elkaar. Weinig samenwerkingen tussen beide.
 Symmetrische bewegingen: de helften bewegen samen, in elkaars spiegelbeeld.
 Lateralisatiebewegingen: één lichaamshelft neemt steeds meer de leiding, de andere kant
heeft een ondersteuningsfunctie.
 Dominantiebewegingen: de voorkeurskant heeft de andere kant niet meer nodig.


Cognitieve ontwikkeling:
- Volgens Piaget bevindt het jonge kind zich in de preoperationele fase. Het gebruik van
symbolisch denken groeit, het vermogen om te redeneren ontstaat en het gebruik van
begrippen neemt toe. Het kind kan nog niet goed omgaan met georganiseerde, formele,
logische mentale processen. Symboolgebruik is aanwezig bij de jonge kinderen. Hierdoor
hoeven er niet altijd directe ervaringen te zijn om het doel en gebruik van het symbool te
begrijpen.
- Jonge kinderen kunnen dankzij taal een toekomst voor gaan stellen.
- Wat je ziet is wat je denkt (centratie)
- Conservatiebegrip is bij deze leeftijd nog niet aanwezig. Gedurende de ontwikkeling ontstaat
wel de vorming van identiteit, waardoor dit begrip langzaam op gang komt.

, - Kinderen kunnen zich maar moeilijk in deze fase in andere kinderen/mensen verplaatsen. Er
is sterk sprake van egocentrisme.
- Ontstaan van intuïtief denken: vorm van denken waarbij kinderen gretig kennis over de
wereld verwerven en primitief redeneren (waardoor zij vaak niet kloppende verklaringen
hebben over alles wat zij waarnemen)
- Geheugen gaat zich na het derde jaar ontwikkelen.
- Cognitieve ontwikkeling bezit een belangrijke rol voor de ontwikkelingsstadia volgens Piaget.
Vygotsky is juist van mening dat onderwijskundigen een sterkere rol hebben op de
ontwikkeling van de cognitie.

Sociaal-emotionele ontwikkeling:
- Ontstaan psychosociale ontwikkeling: het kijken naar eigen initiatief, zelfconcept en
denkbeeld over eigen ik (zelfbeeld).
- Ontwikkeling van het zelfbeeld hangt sterk samen met soort maatschappij.
- Ontstaan van verschillen op basis van gender. Gedrag dat hoort bij jongen en bij meisjes
wordt onderscheiden.
- Ontstaan van vriendschappen. Voorheen vooral ‘aanwezig zijn in dezelfde ruimte’, nu echte
vriendschappen.
- Verkennen van emotieregulatie. Zo wordt agressie bijvoorbeeld eerst gebruikt om een
bepaald doel te bereiken en daarna kan dit ook met woorden worden bereikt.

De psychoanalytische theorie van Freud
Gedrag komt voort uit innerlijke krachten, conflicten en herinneringen uit iemands onderbewuste.
De persoon is zich hiervan niet bewust. Hij onderscheidt 3 aspecten van het onderbewuste:
1. Het ‘id’  primitieve, aangeboren deel van de persoonlijkheid. Staat voor primitieve driften
en ontstaat vanuit verlangen van behoeften. Seks, honger, agressie en irrationele impulsen
bijvoorbeeld.
2. Het ‘ego’  rationele deel van de persoonlijkheid. Staat in tussen de echte wereld en het
‘id’. Vanuit het realiteitsprincipe.
3. Het ‘superego’  is het geweten, bepaalt het onderscheid tussen goed en kwaad.

Fasen van bevrediging van de mens (volgens Freud):
1. Orale fase = van geboorte tot 12-18 maanden  eten, zuigen etc.
2. De anale fase = van 12-18 maanden tot 3 jaar  ontlasten, zindelijk worden
3. De fallistische fase = van 3 tot 5-6 jaar  kinderen meer bewust van het lichaam en interesse
in geslachtsdelen
4. De latentiefase = van 5-6 jaar tot adolescentie  minder egocentrisch en een meer seksueel
karakter
- 3 belangrijke stappen
1. Opbouwen van veilige gehechtheid → belangrijk voor de zelfstandigheid van het kind
- Veilige gehechtheid: vertrouwen in de beschikbaarheid van de opvoeder en is er
balans tussen het zoeken van nabijheid en op onderzoek uitgaan
- Angstig-vermijdend hechtingspatroon: een kind is te vroeg 'zelfstandig' en zoekt
geen nabijheid van moeder.
- Angstig-ambivalent hechtingspatroon: een combinatie van positieve en negatieve
reacties op de opvoeder.
- Gedesorganiseerd en gedesoriënteerd hechtingspatroon: tegenstrijdig en
inconsistent gedrag.
2. Ontdekken van het eigen ik

, Kleuters overschatten zichzelf vaak. Noemen fysieke kenmerken als gevraagd wordt waar
zij goed in zijn.
3. Competent omgaan met leeftijdsgenoten
- vermogen om emoties van anderen te begrijpen

Morele ontwikkeling:
Kohlbergs aangeboren rechtvaardigheidsgevoel
Kohlberg zegt:
- Het kind beschikt over een aangeboren gevoel van rechtvaardigheid. De omgeving heeft hier
dan niets mee te maken.
- Hij onderscheidt dit in vijf fasen in drie perioden:
1. Preconventionele fase = kleutertijd
a. Goed of slecht wordt bepaald door fysieke consequenties  je krijgt straf of
niet.
b. Goede handelingen zijn handelingen die behoeften bevredigingen.
2. Conventionele fase = basisschooltijd
a. Gericht op ‘braaf’ zijn. Nadruk op aardig zijn en je conformeren om
goedkeuring te krijgen.
b. Focus op autoriteit, sociale orde en vaste regels.
3. Postconventionele fase = volwassenheid
a. Wat goed is, is relatief. Iedereen bepaalt waarom en wanneer welke vorm de
doorslag geeft. Bewustzijn van de relativiteit van persoonlijke waarden. Veel
volwassenen halen deze fase niet.

Kritiek op Kohlberg:
- Te verstandelijk, gaat over denken en niet over handelen
- Te mannelijk georiënteerd
- Te westelijk
- Te geordend


Leerdoel 2: Welke onderwijsvisies zijn er voor het jonge kind?

Behaviorisme
- Het terrein van het behaviorisme: waarneembaar gedrag, het in beeld brengen van effecten
en belangen van interventies. Dit speelt zich niet af in het brein, maar is de uitkomst van
leerprocessen. Er is sprake van een productgerichte benadering van het onderwijs.
- Thorndike: Hij ontdekte dat een handeling die gevolgd wordt door beloning of het uitblijven
van straf gaat horen tot het gedragsrepertoire van katten. Begin van het operant
conditioneren.
- Skinner: Bekrachtigen = aanleren gewenst gedrag, bestraffen = afleren ongewenst gedrag.
- Toetsing is bij deze visie een stok achter de deur voor kinderen die minder intrinsieke
motivatie hebben. Het is vooral een beoordelingsinstrument.
- Kanttekeningen: Behaviorisme leidt tot decontextualisering van de leerstof. Het product
(leerdoel) telt, en bij voldoendes is dat prima. Uiteindelijk weten de kinderen alleen niet
goed waarom ze iets geleerd hebben.

Cognitivisme

, - Het aandachtsgebied van het cognitivisme: de leerprocessen die zich in het brein afspelen en
juist niet het uiteindelijke product. Mens is een informatieverwerkend wezen. Leren wordt
hierbij gekoppeld aan het geheugen.
- Informatie wordt verwerkt waarbij 3 dingen kunnen gebeuren:
1. Er gebeurt niets, de informatie is niet van belang.
2. De nieuwe informatie is een toevoeging aan al aanwezige kennis en gaat naar het
langetermijngeheugen (assimilatie).
3. De nieuwe informatie veroorzaakt een wijziging in de aanwezige informatie en gaat als
gewijzigde kennis naar het langetermijngeheugen (adaptatie).
- Aandacht is van groot belang bij het leerproces.

Sociaal-constructivisme
- Bij behaviorisme en cognitivisme hebben de kinderen een passieve rol, maar bij het sociaal-
constructivisme juist een actieve rol. De kinderen nemen waar door interactie en bouwen zo
hun kennis op. Taal is hierbij van groot belang.
- Vygotsky is de ontwikkelaar van deze visie. Hij zegt hierover:
- De interiorisatie: uitwendige handelingen worden geïnternaliseerd tot mentale
handelingen.
- De zone van naaste ontwikkeling: begeleiding bij de volgende stap.
- De bemiddelende rol van de volwassenen: kind voert zoveel mogelijk zelfstandig uit, maar
kan hulp en kennis gebruiken. Deze worden niet direct overgedragen, maar bemiddelend.
- De sociaal-communicatieve oorsprong van mentale handelingen: ontwikkeling van het kind
verloopt door interactie.

Uit deze stroming ontstonden ook de vernieuwers in het onderwijs.

1. Montessorischool: Kinderen kunnen op hun eigen niveau onderwijs krijgen met speciale
materialen. Veel zelfstandigheid gewenst. ‘opvoeden is zelfopvoeden’
2. Freinetschool: Ervaringsonderwijs. Veel experimenteel onderzoek om zelf te leren en
ervaren.
3. Jenaplanschool: Peter Petersen heeft dit bedacht met een koppeling tussen antropologie,
pedagogiek en de praktijk van het onderwijs. Doel van opvoeden ligt bij de leerkrachten i.p.v.
ouders. Veel aandacht voor basisvaardigheden die aangeleerd worden in stamgroepen.
4. Daltonschool: Sterke zelfstandigheid en werken in eigen tempo met individuele taken.
5. Vrije school: Terug naar de natuur (antroposofische gedachten) en vanuit daar leren.
Begeleiding richt zich op lichaam, ziel en geest

Onderwijs aan het jonge kind
- Adaptief onderwijs  leerlingen krijgen een kans om op eigen manier en eigen tempo kennis
op te doen.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller JufKimberly. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.93. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

56326 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.93  4x  sold
  • (0)
Add to cart
Added