Samenvatting studieboek Pedagogische adviezen voor speciale kinderen , een praktisch handboek voor professionele opvoeders, begeleiders en leerkrachten van Trix van Lieshout - ISBN: 9789031362837, Druk: Geheel herziene druk, Uitgavejaar: 2009
Begrippen
Comorbiditeit Tegelijkertijd voorkomen van verschillende problemen zoals, ADHD en
oppositioneel gedrag.
Speciaal onderwijs Zitten meer jongens dan meisjes, dit komt door: de chromosonen,
jongens uiten meer in het openbaar en op jongens ligt meer
prestatiedruk.
Gedragsstoornis De oorsprong ligt in het lichaam, in de aanleg of rijping van het
zenuwstelsel. Dit beinvloedt de ontwikkelingsfuncties. Er zijn twee
psychologische eigenschappen van belang: gebrekkig empatisch
vermogen en weerstand tegen verandering.
Gedragsprobleem De beïnvloeding van buitenaf is van belang, de oorsprong ligt in de
omgeving. Er is een wisselwerking tussen de aanleg van het kind en zijn
omgeving.
Onderzoek Wordt uitgevoerd door: kinderpsycholoog, orthopedagoog en/of
kinder/jeugdpsychiater verbonden aan hulpverleningsinstellingen.
Psycho-educatie Het is een leerproces in de vorm van een voorlichting die opvoeders
krijgen van deskundigen. De verschillende probleemgebieden worden
inzichtelijker, dit zorgt ervoor dat een probleem makkelijker
geaccepteerd wordt.
Orthopedagogiek Richt zich op het bestuderen van de aanpak van het verstoorde
opvoedingsproces. Een orthopedagoog is een opvoedkundige die
probeert het opvoedproces van een kind weer in de juiste richting te
duwen.
5 hoofdstromingen Zie hieronder
Inzicht gevende/ Relatiebevorderende strategie. Dit is een persoongerichte benadering.
psychodynamische Het geeft aan dat de ens alleen zijn probleem kan oplossen in relatie
met een ander.
Drie aspecten In de ontwikkeling van een persoon die extra nadruk moeten krijgen:
affectieve aspect (relatie), cognitieve (omgaan met structuren) en
conatieve (kiezen voor je zelf). Dit gebruikt de orthapedagoog om een
vraagstelling te maken over het kind + behandeling.
Vraagstelling Er zijn drie strategieen:
beantwoorden 1. Eerstegraads strategie: hanteren van opvoedproces als geheel;
relatie, klimaat en situatiehantering.
2. Tweedegraads strategie: ondersteuning binnen de totale
leefsituatie van het kind.
3. Derdegraads strategie: eigenheid en individuele variaties.
Cognitieve Al het gedrag is aangeleerd en kan ook weer afgeleerd worden. Er
gedragstherapie wordt gekeken naar de gevolgen van gedrag, zodat hier een aanpak bij
bedacht kan worden. Kindgedragstherapie is gebaseerd op (Watson en
Gresham 1998): toegepaste gedragsanalyse (gewerkt uit positieve
stimuli), cognitieve gedragsanalyse (negatieve gedachten uitbannen),
sociale leertheorie (mens leert van zijn omgeving wat het effect is van
zijn gedrag).
Beck 1963 Heeft een andere benadering. Hij gaat ervanuit dat je schema’s
opbouwt over de wereld op basis van ervaringen. Dit bevat drie stadia:
1. Cognitieve benadering.
2. Negatieve gevoelens en gedachten worden bepaald.
3. Alternatieve gedachten moeten het kind helpen met de
probleemsituatie om te gaan.
Contingente Goed bedrag wordt beloont, slecht gedrag wordt bestrat.
gedragstherapie
Experientiele, Ervaringsleren staat op de voorgrond; tot inzicht komen in hun eigen
ervaringsgerichte handelen door ervaringen. Centraal in deze benadering staat het zelf
benaderin ervaren/zelf doen om tot gedragsverandering te komen.
Systeemtheoretische Het gedrag heeft een weerslag op iemand anders. De nadruk ligt op de
benadering invloed van iemands gedrag op zijn omgeving en andersom. De
aandacht richt zich op de omgeving van de persoon.
,Neurobiologische/ Gedrag wordt bepaald door veranderingen in de hersenen. De hersenen
hersenwetenschap hebben een grote invloed op het cognitieve en sociaal-emotionele
functioneren van de mens.
Vier basisbehoeften Belangrijk bij de aanpak is een goed pedagogisch klimaat, waarin vier
basisbehoeften centraal staan: relatie, competentie, autonomie en
echtheid/betekenisvolheid.
Ter horst (1994) Ideale opvoeder: volwassen, verantwoordelijk, vitaal, levenskracht, kan
tegen een stootje, uitgerust, sociale vaardigheden, sensitief,
leidinggeven, geeft het kind een positef zelfbeeld.
De Groot en Paagman Kinderen moeten een inschatting maken van hun (on)mogelijkheden. Ze
(2000) moeten leren hun grenzen te verleggen.
Lathuru (1992) Trekt de conclusie dat het effect van het werk met kinderen afhankelijk
is van de kwaliteit va de relatie met hen. Bij effectief leren zijn gevoelens
van veiligheid, contact, zelfvertrouwen en vertrouwen in een ander van
essentieel belang.
Regels voor De positieve grondhouding van de begeleider.
vaardigheden voor Het bevorderen van een goede relatie, interactie.
opvoeders/begeleiders Goed groeps-, klassenmanagement en goede instructie.
Niet direct met de jongere, maar met de meso- en
macroniveaus.
Angst 20% van de NL’ers heeft dit. Angst is een alarmfunctie. Het is niet
goed als iemand verlammende verschijnselen hiervan krijgt, zoals:
Fysiologische: transpireren.
Motorische: hyperactiviteit of trillingen.
Psychologische cognitief: denken aan erge dingen.
Angst stoornissen Als angst ongewoon lang bestaan. Je hebt verschillende soorten
angsten.
Gegeneraliseerde Mensen die zich druk maken over alles. Kenmerken: slaapstoornissen,
angststoornis (GAS) of paniek gevoelsm vermijdingsreacties voor een periode van 6 maanden.
piekerstoornis.
Separatieangst/scheiding Bang om van iemand gescheiden te zijn of te worden.
sangst
Sociale fobie / sociale Bang voor de omgang met anderen. Vaak veel vermijdingsgedrag.
angststoornis
Specifieke enkelvoudige Bijvoorbeeld schoolfobie. Bang om naar school te gaan (soms alleen al
fobie bij de gedachte eraan).
Dwangstoornis / Dwanghandelingen of dwanggedachten.
obsessieve-compulsieve
stoornis (OCS)
Paniekstoornis Paniekaanvallen, zonder directe aanleiding.
Selectief mutisme Hardnekkig zwijgen in sommige sociale situaties. Dit is bij kinderen een
voorloper van sociale fobie.
Posttraumatische stress Is een gevolg van een ernstige stressgevende situatie, waarbij sprak
stoornis was van levensbedreiging of ernstig lichamelijk letsel.
Oorzaken Genetische factoeren en omgevingsfactoren (+ psychologische factoren
als er iets ingrijpends is gebeurd).
Behandeling Psycho-educatie, psycho-sociale interventie (ouder-gezin therapie),
behandeling gericht op gedragsmatige aspect (aanleren gewenst
gedrag), cognitieve aspect (angstige gedachte neutraliseren) en
fysiologische-affectieve aspect (het leren herkennen van lichamelijke
reacties op angst).
Faalangst Is een vorm van angst maar dan taakgeboden. Er moet een prestatie
geleverd wordt en de persoon voelt zich beoordeeld. Men is dan bang
om te falen.
Drie soorten faalangst Cognitieve faalanst – schoolse taken. Sociale faalangst – sociale taken
en Motorische faalangst – gymmen.
Kenmerken Negatief zelfbeeld, zweten en traag werktempo.
Oorzaken Negatieve ervaringen, competitie, overbescherming, verwaarlozing.
, Behandeling Verbeteren zelfbeeld en zelfvertrouwen.
Posttraumatische stress Treedt op na een schokkende gebeurtenis. Vaak wordt het trauma
stoornis (PTSS) herbeleefd, verhoogde prikkelbaarheid, ernstige pyschisch leiden en
symptonen zijn langer dan 1 maand aanwezig.
Oorzaken Het leertheoretisch model gaat uit van een verband tussen
prikkel en respons: gebeurtenis leidt direct tot angst, neutrale
prikkels worden omgezet in geconditioneerde prikkels, ze
roepen zelf angst op.
In het cognitief-gedragstheoretisch model staan cognitieve
schema’s. Door het trauma zijn ze niet meer functioneel en
ontstaat er eenzijdige interpretatie.
In neurobiologische modellen wordt uitgegaan van neuro
reacties die optreden bij emotionele overstimulatie.
Behandeling Eerste opvang direct na het trauma en latere behandeling:
1. 1e fase: ‘afwachten’. De omgeving moet rustig reageren
2. 2e fase: de traumatische gebeurtenis onder ogen zien. Het
trauma moet niet weggestopt worden. Belangrijk is troosten,
luisteren en steunen.
3. 3e fase: emoties rond het trauma opnieuw doormaken, zodat ze
geleidelijk uitdoven.
Behandeling 2 Psycho-educatie, psycho-dynamische benadering (herstel van
psychische schade, dus erover praten en herinneringen oproepen),
cognitieve gedragsmatige benadering (confronteren met herinneringen
die de meeste angst oproepen).
Depressieve gevoelens Stemmingsstoornissen: unipolaire stoornissen – eenmalig of herhaald
sprake van depressieve episoden. Bipolaire stoornissen – depressieve
episoden afgewisseld met manische en met normale
stemmingsepisoden.
Manische episode Een manische episode is een stemmingsstoornis gekenmerkt door
minstens één week van abnormale en voortdurende verhoogde,
expansieve of prikkelbare stemming
Criteria Prikkelbare stemming, geen interesse of plezier, gewichtsverandering,
verstoord slaappatroon, moe, gedachten aan de dood.
Oorzaken Biologische, psychologische, cognitieve en sociale factoren
(wisselwerking hiertussen).
Behandeling Psychoeducatie, psuchosociale behandelingsvormen en medicatie.
Tijdens de begeleiding wordt er gewerkt met een schema van drie
fasen:
1. Gedragsactivering, 2. Identificeren en uitdagen van disfunctionele
gedachten, 3. Aandacht schenken aan schema’s die denkfouten
veroorzaken.
Hechtingsstoornissen In de eerste twee levensjaren komt de veilige gehechtheid tot stand. De
hechtingstheorie is ontwikkeld door Bowlby en later door Ainsworth
uitgewerkt. Er zijn een aantal factoren die de kwetsbaarheid voor
psychische stoornissen vergroten, hechting is daar één van.
Ainsworth; drie soorten Veilig gehechte kinderen (65%). Deze kinderen hebben
hechtingen vertrouwen in zichzelf én anderen.
Angstig-vermijdend, onveilig gehechte kinderen (20%). Deze
kinderen laten de verzorger gemakkelijk los, hebben te weinig
vertrouwen in de beschikbaarheid van de verzorger.
Angstig-afwerend/ambivalent gehechte kinderen (15%). Ze
hebben geen vertrouwen in zichzelf en klampen zich vast aan
de verzorger.
Oorzaken Onvoldoende veiligheid en geborgenheid.
Behandeling Er is weinig bekend hierover; verbetering van de aandacht of uit
huisplaatsing.
Aandachtstekortstoornis Staat voor Attention Deficit Hyperactivity Disorder. De ecevutieve
sen met en zonder regelfuncties van de hersenen werken niet goed. Het komt voor bij 3 tot
hypoeractiviteit (ADHD) 5% van de kinderen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Evapabo. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.34. You're not tied to anything after your purchase.