100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Basiskennis taalonderwijs H3 H8 H11 $4.82
Add to cart

Summary

Samenvatting Basiskennis taalonderwijs H3 H8 H11

 4 views  0 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

Samenvatting van het boek Basiskennis taalonderwijs + aantekeningen van colleges toegevoegd

Preview 4 out of 31  pages

  • No
  • H3, h8, h11
  • August 29, 2021
  • 31
  • 2018/2019
  • Summary
avatar-seller
Nederlands vakkenlijn 1.4.
Schriftelijk tentamen, per domein 1 open en 4 gesloten vragen.
Open vragen zijn te halen uit de aantekeningen van de les.

Hoofdstuk 3 Basiskennis taalonderwijs Mondeling taalvaardigheid (p.41 – 50)
Iedere leerling heeft een andere taalontwikkeling. Verschillen kunnen opgemerkt worden tijdens het
beschrijven van voorwerpen > bloemen (spreekstrategie) of tijdens het luisteren naar je medeleerling
(luisterstrategie) bij een rolwisselend groepsgesprek.

3.1 Taalverwerving
3.1.1 Theorieën over taalverwerving
1 Behaviorisme
2 Creatieve constructietheorie
3 Interactionele benadering

Behaviorisme gaat ervanuit dat kinderen taal leren door imitatie van klanken. Goedkeuring van ouder
speelt een rol; wanneer het kind geprezen wordt bij het benoemen van een bepaald woord, zal hij/zij
dit woord vaker benoemen. Zij leren eerst concrete zelfstandige naamwoorden (auto, stoel) of actief
(eten) en vervolgens pas frequente woorden (de, die, ik).

Wolfskinderen groeien op zonder menselijk contact bij wolven of apen (vondeling) en zijn na 6 jaar
niet meer in staat op een taal te leren.

Creatieve constructietheorie wordt ook wel mentalisme genoemd. Kinderen imiteren niet, maar
beschikken over een aangeboren taalvermogen, waarmee ze op een creatieve manier zinnen kunnen
bouwen. Aandacht voor taalaanbod raakt wat op de achtergrond. Een feit is dat een kind elke
willekeurige taal kan leren. Met het aangeboren taalvermogen kan het kind zelf structuur ontdekken
in de taal en kan het zinnen vormen die hij/zij nog nooit eerder heeft gehoord. Dit wordt echter wel
bepaald door de biologische rijping (kinderen produceren pas een taal vanaf 1 jaar, omdat de hersenen
dan ver genoeg ontwikkelt zijn, dat het kind er klaar voor is.

Interactionele benadering ziet belang in van het aangeboren taalvermogen, maar benadrukt dat het
taalaanbod van de omgeving en de interactie (kind <-> moedertaalsprekers) erg belangrijk is bij het
aanleren van de taal. Dit taalaanbod moet worden afgestemd op het kind (hogere tonen, duidelijk
articuleren, korte zinnen, herhaling, concrete woorden; papa i.p.v. ik.

3.2.1 Eerste taalverwerving
De taalontwikkeling van kinderen begint op het fonologisch niveau (‘fono’ betekent klank, fonologisch
is de bewustwording van klanken). De eerste stap in de taalontwikkeling begint bij het baby zijn. Hij of
zij produceert alleen nog maar losse spraakklanken (ah, oh, buh buh).

Ook ontwikkelen kinderen zich op morfologisch niveau, waarbij het gaat om de manier waarop
woorden gevormd worden. Regels voor de opbouw van de Nederlandse taal worden hierbij geleidelijk
eigen gemaakt (gevalt -> gevallen, geloopt -> gelopen).

Bij semantisch niveau gaat het om de betekenis van woorden. Ze leren niet in één keer de betekenis,
maar zullen eerst bv. alle dieren ‘paard’ noemen.

Op syntactisch niveau leren kinderen regels die er zijn om woorden de combineren. Langzamerhand
krijgen kinderen inzicht in de grammaticale regels. Eerst worden korte, onvolledige zinnen

1

,geproduceerd (Waar bal?), waarna ze vervolgens in staat zijn deze in volledige zinnen te produceren
(Waar is de bal?).

Op pragmatisch niveau worden regels eigen gemaakt voor het gebruik van de taal en communicatie
tussen mensen. Een kind leert dat het tactischer om te vragen: ‘’Zou ik er even langs mogen?’’, dan
wanneer hij/zij zegt: ‘’Aan de kant jij!’’. Het kind is op verschillende niveaus tegelijkertijd bezig om de
taal te leren.

In het taalverwervingsproces onderscheiden we twee perioden:
1. De prelinguale periode (0 – 1 jaar)
2. De linguale periode
× De vroeglinguale periode (1 – 2½ jaar)
× De differentiatie fase (2 ½ - 5 jaar)
× De voltooiingsfase (5 – 9 jaar)

Prelinguale periode (voortalige periode) is de periode vóórdat het kind zijn eerste woordjes uitspreekt.
Ze produceren geluiden, maar er wordt geen systeem van symbolen en regels gehanteerd, waardoor
het geen taal genoemd kan worden (a-a-a-a-a, u-u-u-u, babababa, memememe). Er wordt gebruik
gemaakt van losse klanken. Baby’s kunnen communiceren met volwassenen, bijvoorbeeld door
signalen af te geven, zoals huilen (pijn, honger). Ouders reageren hierop door te wiegen/voeden.
Twee baby’s praten met elkaar: https://www.youtube.com/watch?v=8Z2RL8g9FG4

Na ongeveer 6 weken luisteren baby’s naar stemgeluiden en produceren zij zelf ook verschillende
klanken (= vocaliseren).
Na vier maanden verschillen de klanken in duur, toonhoogte en luidheid. Deze fase heet vocaal spel,
omdat er klanken worden geproduceerd die we in de Nederlandse taal niet eens kennen. Interactie
ontstaat wanneer de ouder hierop inspeelt (serieuze gesprekspartners).
Na 7 maanden worden klankgroepen herhaalt (dadada, bababa, mamama). In de fase van het
brabbelen produceert een kind nog klankgroepen zonder betekenis en /mama/ verwijst dus niet naar
een bepaalt persoon. Er is zelfs al een soort zinsmelodie te herkennen. Tijdens deze periode is het
kind bezig met verschillende aspecten van taal: articulatie, klankstructuur, zinsmelodie en
communicatie met anderen.

Tijdens de linguale periode (talige periode) gaat het kind zinnen en woorden als communicatiemiddel
gebruiken.
In de vroeglinguale periode wordt brabbelen langzamerhand betekenisvol taalgebruik.
Woorden zijn gekoppeld aan een specifieke context (wanneer hij met een bal gooit:
‘Bal!’). Ook laten kinderen vaak nog een klank van het woord weg (incorrect
uitgesproken: poes wordt poe). Het spreekmechanisme is nog niet voldoende ontwikkelt.
Bij het uitspreken van één woord, wordt eigenlijk bedoeld: ‘’Daar zit een poes’’, of ‘’Is dat
ook een poes?’’. Ontkennende zinnen worden gemaakt door met het hoofd te schudden.
Als een kind eenmaal zover is, zit het in de fase van een eenwoordzin. In deze
fase kan het kind ook al voorwerpen aan eigenschappen koppelen (kachel = wam >
warm). De 1e woorden verwijzen vooral naar personen, dieren, voorwerpen en acties.
Na een half jaar (1½ jaar) begint de fase van een tweewoordzin (telegramstijl
fase). Dit is een enorme sprong in hun taalvaardigheid. Er worden relaties gelegd en de
volgorde van woorden speelt een rol (die hier, mama zitten, peter koffie, mij hebben).
Na de tweewoordzin volgt relatief snel de fase van een meerwoordzin. De woordenschat maakt
een enorme groei door. Deze bestaat grotendeels uit inhoudswoorden (woorden met een duidelijke
betekenis), zoals een zn, een werkwoord of een bn. Woorden die relaties met elkaar leggen (want,
omdat, wie) ontbreken. In bovenstaande fase is de taalontwikkeling geweest om fonologisch,
semantisch en syntactisch niveau.

2

,In de differentiatiefase begint het taalgebruik van kinderen steeds meer op dat van volwassenen te
lijken. In deze fase gaat het naast fonologisch, semantisch, syntactisch, óók over morfologische en
pragmatische aspecten van taal. Woorden kunnen veranderen en deze vormverandering betekent
iets. Ze spreken nu over zaken die niet in hun directe omgeving voorkomen. De fase valt samen met
de kleuterleeftijd en dit is de leeftijd dat een kind zich op veel gebieden sterk ontwikkelt (ruimtelijk
inzicht, tijdsbesef, gedetailleerde waarnemen). Tijdsbesef; in verleden tijd moet er ‘-te’ achter het
werkwoord komen te staan. Ook komt het kind met meer mensen dan alleen familie in aanraking.
Bij drie jaar neemt de woordenschat met ongeveer 1.000 woorden toe. Dit komt door een
meer uitgebreide belevingswereld en de taalontwikkeling. Zij leren functiewoorden te gebruiken
(bijwoorden: nu, nergens / lidwoorden: de, het, een / voegwoorden: bijvoorbeeld, want, omdat, of).
Telegramzinnetjes verdwijnen.
Ook leren kinderen morfologische principes als: meervoud, verkleinwoorden of het vervoegen
van werkwoorden. Het wordt het niet uitgelegd, het kind ontdekt zelf deze regelmatigheden in taal
(bij overgeneralisaties merk je dat de taalregel incorrect wordt toegepast: loopte, gevald, meegebrengt
en er ontstaan neologismen (nieuwe niet-bestaande woorden die de kinderen zelf bedenken), zoals
timmer (= hamer), vlammetjeshuis (= aansteker) of steeklepel (= vork).

In de voltooiingsfase leert het kind er niet meer zo erg veel nieuwe dingen bij. De processen uit de
vorige fase, worden nu verder uitgebouwd. Aan het einde van deze periode, beheerst het kind de taal
net zo goed als een volwassene. Het verschil tussen kind (+/- 5.000) <--> volwassene (50.000 – 10.000),
is de grootte van de woordenschat.
Morfologisch niveau. Onregelmatige vormen blijven lastig (schepen, glaasje) of de verleden
tijd van sterke werkwoorden (viel, niet valde en sliep, niet slaapte).
Syntactisch niveau. Langere zinnen en passieve zinnen zijn lastig te vormen en begrijpen. (De
auto wordt door de bus getrokken; kinderen zien ‘de auto’ die de bus trekt, i.p.v. andersom).
Pragmatisch niveau. Kind gaat als een volwaardige gesprekspartner functioneren. Ook zijn
kinderen in staat tot taalgrapjes (Welk dier kan hoger springen dan een huis? Geen een, een huis kan
niet springen).

Met behulp van taal- en leesmethoden zorgt het onderwijs voor het verdwijnen van foutieve vormen,
als: driede en eien (= derde en eieren). In deze fase ontwikkelen alle 5 de fasen zich en is het aanleren
niet meer spelenderwijs en meer gedwongen dan de andere fasen.




3

, College 1. Mondelinge taalvaardigheid en beginnende geletterdheid.
Geletterdheid heeft te maken met letters. M.b.v. letters kun je lezen, taal, schrijven, etc.
RECEPTIEF PRODUCTIEF
MONDELING Luisteren Spreken
SCHRIFTELIJK Lezen Schrijven
Ondersteunt met jeugdliteratuur, woordenschat en taalbeschouwing

Receptief = ontvangen, de informatie komt bij jou
Productief = verzenden, de informatie wordt door jou geproduceerd/gemaakt
Tijdens deze vakkenlijn gaat het over productief.

Ontwikkeling geletterdheid
1. Ontluikende geletterdheid (1e interesse); 0 – 4 jaar. Herkennen van letters (‘’die letter zit in
mijn naam’’) of het herkennen van de gehele naam.
2. Beginnende geletterdheid; 4 – 6 jaar (midden groep 3).
3. Gevorderde geletterdheid; vanaf midden groep 3.

Ontwikkeling schrijven
1. Tekenen; verhaal achter de tekening vertellen
2. Krabbelen; lettertekens maken
3. Ketens letterachtige vormen/letters
4. Gebruik een/enkele letters van het woord; kinderen
schrijven zoals ze het horen
5. Invented spelling

Wat doe je onder andere als leerkracht?
- Multi sensorieel leren; gebruik maken van één of meerdere
zintuigen
- Visuele ondersteuning
- Verschillende groeperingsvormen; alleen, tweetallen, groepjesvorm, klassikaal
- Ouderbetrokkenheid; bv. voorlezen, zelf boek/krant lezen
- Aantrekkelijk tastbaar (digitaal) materiaal

Fonologisch bewustzijn
Bewustwording van klanken. Welke klank hoor je achteraan
het woord muis? + mijn, fijn, zijn, pijn hebben allemaal de
/ijn/-klank + begripsvorming zin/woord/letter.

Fonemisch bewustzijn
Heeft te maken met fonemen (letterklanken).
➢ Isoleren van klanken. Wat hoor je in het midden van
m/ui/s/?
➢ Synthese van klanken; woord in stukjes hakken. Wat zeg ik nu: r/aa/m/?
➢ Analyse van klanken. Zeg het volgende woord in stukjes: boek.
➢ Manipuleren van klanken. /m/i/s/ wordt /m/e/s/, wordt /m/u/s/, wordt /m/o/s/, etc.
Letterkennis heeft te maken met grafemen. Deze informatie heb je nodig om uiteindelijk te leren lezen
in groep 3.




4

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller 1234567890H. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $4.82. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

52355 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$4.82
  • (0)
Add to cart
Added