Hoofdstuk 1. Algemene inleiding
Apraxie: het onvermogen om complexe handelingen uit te voeren, die niet terug te voeren zijn op een parese
(een gedeeltelijke, onvolledige verlamming van spieren), sensibiliteitsstoornissen, ataxie (samenvattend begrip
voor verschillende verstoringen van het evenwicht en de bewegingscoördinatie gekenmerkt door onhandige en
onregelmatige bewegingen van de ledematen en de romp, te wijten aan een stoornis van de fijne coördinatie)
of bewustzijnsstoornissen.
De gevolgen van hersenletsel reiken verder dan alleen cognitieve stoornissen. Vrijwel altijd is er ook sprake van
gedrags- en emotionele veranderingen. Patiënten kunnen ontremd gedrag vertonen of juist apathisch worden.
Daarnaast kunnen (neuro)psychiatrische stoornissen ontstaan zoals depressie, een angststoornis of een
obsessief-compulsieve stoornis. Soms staan deze stoornissen zo op de voorgrond dat er gesproken wordt van
een persoonlijkheidsverandering. De stoornissen kunnen de revalidatie van een patiënt ernstig belemmeren.
De neuropsycholoog kijkt bij het diagnostisch onderzoek tegenwoordig nadrukkelijk naar het hele scala aan
mogelijke gevolgen van hersenletsel; naast de cognitieve stoornissen worden verstoorde emoties en
gedragsproblemen in kaart gebracht.
Grondslagen:
- Er moet meer evidence-based gewerkt worden
- Behandelingen dienen beter beschreven te worden zodat ze gestandaardiseerd toegepast kunnen
worden en beter overdraagbaar zijn
- Behandelingen moeten gepubliceerd worden zodat niet iedere psycholoog weer opnieuw het wiel moet
uitvinden
- Evaluatieonderzoek moet nadrukkelijk worden bevorderd
De rol van de neuropsycholoog
- De taken en verantwoordelijkheden van de neuropsycholoog bij de behandeling van stoornissen na
hersenletsel reiken inmiddels veel verder dan het hertrainen van cognitieve vaardigheden of het
aanleren van cognitieve compensatiestrategieën. Naar analogie van de neuropsychologische diagnostiek
behoort ook de behandeling van emotionele en gedragsproblemen tot de taken van de
neuropsycholoog.
- De rol van een neuropsycholoog kan worden gezien als de rol van een regisseur. De neuropsycholoog
bewaakt de samenhang en prioriteitenstelling in het multidisciplinaire behandelplan, het leertempo en
de leervormen. Ook consulteert en adviseert de neuropsycholoog op het gebied van emotionele en
gedragsmatige problemen. Dit betekent dat in de toekomst de neuropsycholoog verantwoordelijkheid
zal dragen voor afdelingen of programma’s voor patiënten met hersenletsel, waarbij cognitieve,
emotionele en gedragsproblemen op de voorgrond staan.
- Nu ligt deze verantwoordelijkheid veelal vanzelfsprekend bij een medisch specialist, die echter voor
deze specifieke ‘niet-somatische’ stoornissen na hersenletsel minder geschoold en toegerust is.
1
,Hoofdstuk 2. Neuropsychologische
behandelmodellen: tussen theorie en praktijk
Inleiding
Er bestaat nog geen eenduidig model voor neuropsychologische behandeling. Of en in hoeverre er één
samenhangend behandelmodel moet komen is de vraag. Wilson (2008): Benadrukt dat de
neuropsychologie zich niet moet beperken tot één theoretisch kader: omdat patiënten beperkingen
kunnen ervaren op veel verschillende vlakken is één behandelmodel meestal niet voldoende.
Wood & Fussey: vier criteria waarmee de kwaliteit van een neuropsychologische behandeling zou
kunnen worden beoordeeld:
1. Het bestaan van een theoretisch of conceptueel model waarbinnen klinische werkwijzen en
mechanismen van gestoord functioneren met elkaar verbonden zijn.
2. Het hebben van een idee over de wijze waarop cognitieve stoornissen na hersenletsel
geïnterpreteerd kunnen worden in termen van dagelijkse vaardigheden die belangrijk zijn
voor de persoonlijke en sociaal-maatschappelijke onafhankelijkheid van de patiënt.
3. Het beschikken over een set van procedures, individueel of gezamenlijk vormgegeven, om
aan te grijpen op specifieke cognitieve beperkingen en verschillende niveaus van
functioneren (van basale cognitieve processen tot het gebruik van deze vaardigheden in
termen van adequaat sociaal functioneren).
4. Het beschikken over methoden om verbetering/herstel te evalueren, niet alleen in termen
van klinisch herstel, maar ook met betrekking tot sociale en functionele veranderingen.
Van stoornis naar functioneren
De neuropsycholoog heeft vaak zowel een rol in de individuele behandeling van patiënten als een
adviserende taak binnen het multidisciplinaire team bij het inschatten van de haalbaarheid van de
diverse doelen en het toepassen van een gezamenlijke werkwijze hierbij. Dus: ook aandacht voor
emotionele, gedragsmatige en sociaal-maatschappelijke aspecten van het functioneren. Vertaalslag
van onderzoeksresultaten naar onderliggende stoornissen en de verwachtte gevolgen hiervan voor
het dagelijks leven is moeilijk.
De NP zal een analyse moeten maken van (ernst van de) geobjectiveerde basale cognitieve
stoornissen en de samenhang hiertussen, maar ook meer overstijgende cognitieve en
(neuro)psychologische factoren (executief functioneren, inzicht, stemming) in kaart moeten brengen.
Deze kunnen de mate beïnvloeden waarin de stoornissen optreden en problemen opleveren of de
mogelijkheden tot compensatie voor de patiënt in meerdere en mindere mate beperken. Verder
moet ook de kennis over externe factoren en premorbide functioneren worden meegewogen en is
duidelijkheid vereist omtrent de eisen waaraan iemand moet voldoen om op een bepaald leefgebied
te kunnen functioneren.
International Classification of Functioning, Disability and Health (ICF)-model: is bedoeld voor het op
systematische wijze ordenen van aspecten van het menselijk functioneren die gerelateerd kunnen zijn
aan een gezondheidsprobleem. Er wordt op drie verschillende niveaus naar het menselijk
functioneren gekeken:
o Het perspectief van het menselijk organisme:
Functies van het organisme
Anatomische eigenschappen
o Het perspectief van het menselijk handelen (activiteiten)
o Het perspectief van de mens als deelnemer aan het maatschappelijk leven (participatie).
Wanneer er sprake is van problemen in het functioneren wordt gesproken over: stoornissen,
beperkingen of participatieproblemen. Daarnaast is er aandacht voor persoonlijke en externe
factoren die van invloed kunnen zijn op elk domein.
Definities binnen het ICF-model:
Functies: fysiologische en mentale eigenschappen van het menselijk organisme
2
, Anatomische eigenschappen: positie, aanwezigheid, vorm en continuïteit van onderdelen
van het menselijk lichaam (lichaamsdelen, orgaanstelsels, organen en onderdelen van
organen.
Stoornissen: afwijkingen in of verlies van functies of anatomische eigenschappen.
Activiteiten: onderdelen van iemands handelen.
Beperkingen: moeilijkheden die iemand heeft met het uitvoeren van activiteiten.
Participatie: iemand deelname aan het maatschappelijk leven.
Participatieprobleem: problemen die iemand heeft met het deelnemen aan het
maatschappelijk leven.
Externe factoren: iemands fysieke en sociale omgeving: fysieke en materiële kenmerken van
de omgeving en rechtstreeks persoonlijk contact met anderen en daarnaast organisaties en
instellingen, wetten, regelingen en zowel formele als informele regels, houdingen en
ideologieën.
Persoonlijke factoren: iemands individuele achtergrond, kenmerken van het individu die
geen deel uitmaken van de functioneren gezondheidstoestand.
Gezondheidstoestand
Aandoeningen, ziekten
Functies en anatomische Activiteiten Participatie
eigenschappen
Externe factoren Persoonlijke factoren
Het menselijk functioneren en de problemen daarmee worden in de ICF opgevat als de uitkomst van
een wisselwerking tussen iemands gezondheidsproblemen en de context waarin deze zich voordoen.
Kanttekeningen van het model:
o Wade (2005): neurologische stoornissen zijn slechte conceptuele constructen waarmee
klinische observaties worden verklaard, het zijn geen tastbare of fysieke verschijnselen, maar
worden afgeleid van symptomen en gedrag. Desondanks staan in het model de mentale
functies op gelijke hoogte als functies als ‘water-, minteraal- en electrolytenbalans’ of
‘spiertonus’. Aangegeven wordt dat de functies en anatomische eigenschappen betrekking
hebben op het menselijk organisme als geheel, dus ook op de hersenen.
o Om een behandeling te vormen is er soms meer informatie nodig dan in het model past.
o Wade (2005): er is in het model geen ruimte om zaken weer te geven als iemands kwaliteit
van leven en de tijd sinds het letsel. Ook kan geen onderscheid gemaakt worden tussen
iemands eigen kijk op zijn functioneren en het oordeel van anderen.
o Wade (2005) benadrukt dat er geen eenduidige verbanden bestaan tussen stoornissen,
beperkingen en participatieproblemen. Een stoornis die voor de ene persoon lijdt tot forse
beperkingen, hoeft voor een ander nauwelijks gevolgen te hebben. In feite hebben externe
en persoonlijke factoren dus niet alleen invloed op stoornissen, beperkingen en
participatieproblemen, maar vooral ook op de relatie tussen elk van deze elementen.
o Beperkingen en participatieproblemen worden in het model vastgesteld op basis van de
standaard van ‘een persoon zonder vergelijkbare aandoening’. Voor het vormgeven van de
behandeling van een individuele patiënt is het niet voldoende om zijn functioneren op
diverse domeinen en de beïnvloedende factoren te benoemen in vergelijking tot een
algemeen gemiddelde. Bovendien dient de vraag centraal te staan wat voor deze patiënt
relevante activiteiten en sociaal-maatschappelijke rollen zijn, zodat dit kan worden
meegewogen bij het formuleren van behandeldoelen. Daarnaast kan vaak een vergelijking
worden gemaakt tussen het huidig en premorbide functioneren: een patiënt kan dus ‘met
zichzelf worden vergeleken’. Dit biedt zeer individueel bepaalde aanknopingspunten voor de
behandeling.
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Maria1991. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $22.63. You're not tied to anything after your purchase.