100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Biologie Nectar 6 vwo Samenvatting H17 t/m H22 $3.23   Add to cart

Summary

Biologie Nectar 6 vwo Samenvatting H17 t/m H22

 28 views  0 purchase
  • Course
  • Level

Dit document is een volledige, gedetailleerde samenvatting van het 6 vwo Nectar Biologie boek. het bevat hoofdstukken 17 t/m 22. Daarnaast bevat het een uitgebreide begrippenlijst per hoofdstuk.

Preview 3 out of 21  pages

  • August 31, 2021
  • 21
  • 2019/2020
  • Summary
  • Secondary school
  • 6
avatar-seller
Biologie Nectar 6 vwo
samenvatting – H17 t/m H22
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 17 Stedelijke ecosystemen....................................................................................................2
Hoofdstuk 18 Wereldwijde kringlopen...................................................................................................4
Hoofdstuk 19 DNA..................................................................................................................................6
Hoofdstuk 20: Eiwit..............................................................................................................................12
Hoofdstuk 21 Planten...........................................................................................................................16
Hoofdstuk 22 Terug naar de toekomst.................................................................................................20
OPMERKINGEN HOOFDSTUK 19 + 20...............................................................................................20




1

,Hoofdstuk 17 Stedelijke ecosystemen

17.1 Het ecosysteem stad – fotosynthese: CO2 + water  glucose + O2. In aanwezigheid met
zonlicht.
Anorganisch = stoffen zonder energierijke CH verbinding (CO2 en H2O), mineralen
Organisch = stoffen met energierijke CH verbinding (glucose)
Chemosynthese = fotosynthese zonder aanwezigheid van licht als energiebron maar chemische
stoffen.
Elk organisme gebruikt een deel van de organische stoffen als bouwsteen of energiebron. Een deel
van de energie verlaat het ecosysteem in warmte.

Autotrofe organismen = producenten ecosysteem. Maken zelf energierijke stoffen (organisch)
Foto-autotrofe organismen = organismen die mbv licht organische stoffen maken uit anorganische
stoffen (planten)
Chemo-autotrofe organismen = organismen die mbv chemische energie organische stoffen maken
uit anorganische stoffen
Heterotrofe organismen = consumenten, gebruiken de gevormde organische stoffen voor energie
Schimmels en bacteriën leven van de gestorven producenten en consumenten en de organische
afvalproducten. Overblijfsel is anorganische stoffen.

Microklimaat = lokale omstandigheden dat iets afwijkt van het oorspronkelijke klimaat. Denk aan
een stad. Heeft invloed op abiotische en biotische factoren. Flore en fauna, temperatuur,
hoeveelheid wind.



17.2 De stad selecteert – Als de tolerantiegrenzen van een soort voor een bepaalde abiotische factor
te hoog is, kan de soort uit een gebied verdwijnen aangezien de omstandigheden te ongunstig zijn
geworden. Uitbreiding steden  verdwijnen natuurlijke habitat soorten  afnemen biodiversiteit

Microklimaat van de stad kan ook aangenamer zijn van die van de omgeving voor soorten + er is veel
voedsel. Door de verscheidenheid in habitats en niches kan het aantal soorten in de stad toch groot
zijn. Soorten passen zich aan  genetisch aanpassen + gevarieerde genetische samenstelling

Gradiëntenecosysteem = ecosysteem waarvan de abiotische factoren vanaf de ene kant van het
ecosysteem naar de andere kant geleidelijk aan veranderen. (buitenwijk stad).
Gradiënten = geleidelijke veranderingen
Adaptatie = verandering in gedrag of bouw van een soort, waardoor deze beter aangepast is aan de
heersende milieufactoren. Adaptatie in bouw kost veel tijd, in gedrag minder.
Exoot = organisme dat oorspronkelijk niet in een bepaald gebied voorkomt, maar zich er heeft
gevestigd
Fitness = vermogen om bepaalde allelen door te geven aan de volgende generatie.
Concurrentie = als twee soorten een overlappende habitat en niche hebben

Grote populaties zijn genetisch erg divers.
Flessenhalseffect = de verandering in allelfrequenties na een ramp waarbij het aantal
individuen/allelen sterk is afgenomen. Er is dus een sterke daling van de populatiegrootte  de
overblijvende individuen zorgen voor de genetische samenstelling van de volgende generatie.



2

, Foundereffect = bij een soort komen allerlei nieuwe individuen die samen een nieuwe populatie
starten met specifieke genetische eigenschappen

Eilandtheorie = voorspelt de grootte van de biodiversiteit van een eiland.
A) aantal soorten dat ergens leeft heeft te maken met de snelheid waarmee de soorten zich er
vestigen en waarmee ze uitsterven.
B) groot eiland, meer habitats en niches dan klein eiland  meer soorten + minder uitsterven.
C) biodiversiteit groter als eiland makkelijk te bereiken is



17.3 Voedsel – Tegenwoordig is voedsel veel langer houdbaar dan nu. Er wordt veel voedsel
getransporteerd, levert veel werkgelegenheid op, is echter niet duurzaam. Beter om lokale
producten te eten. Steden zijn niet natuurlijke ecosystemen.

Monocultuur = één gewas op grote stukken grond verbouwen. Kans op ziekten en plagen is groot.
Gebruik pestiden  slecht voor soorten en gezondheid
Eutrofiëring (extra voedingsstoffen) ook probleem. Planten ook buiten de akkers groeien erg die
andere planten overwoekeren. In landbouwgebieden neemt dus de biodiversiteit af. In de toekomst
is op de meeste akkers geen landbouw meer mogelijk door uitputting bodem.

Duurzame voedselproductie = manier van productie voedsel zonder schade aan milieu te brengen,
waarbij ook mensen op lange termijn eten hebben. Voedselveiligheid + manier van produceren +
milieu + welzijn vee

Stadslandbouw heeft veel voordelen: lage transportkosten + verse producten + eigen
voedselproductie.
Voedselweb van de stad is sterk afhankelijk van het door mensen geïmporteerde voedsel. Weinig
producenten, weinig predatoren, totale aantal soorten beperkt.



17.4 Water + 17.5 Afval – zuivering en filtratie van water is noodzakelijk, toch zit er nog veel shit in,
zoals hormonen etc. Er is een tekort aan vers drinkwater. Watervoorziening kan groei van stad niet
bij houden / waterleidingnet is verouderd.
Rioolwater bevat veel organische stoffen, bij lozing leidt dit tot ernstige vervuiling en eutrofiëring.
Waterzuivering = verwijderen van organische en andere stoffen uit water.

Fijnstof = kleine deeltjes die vrijkomen bij verbranding fossiele brandstoffen. Veel in steden.
Smog = luchtvervuiling door uitlaatgassen en rook
Biobrandstof = brandstof gemaakt uit plantenmateriaal. Produceren minder fijnstof. CO2-neutraal.
Nadeel: productie veroorzaakt veel CO2 + veel landbouwgrond nodig.
Er is veel afval.
Recycling = hergebruik van grondstoffen. Levert geld + werk op + schoner milieu. Kan echter milieu
ook belasten.




3

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lisaauerbach. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.23. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

67163 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$3.23
  • (0)
  Add to cart