Openbaar bestuur zijn organisaties met publiekrechtelijke grondslag, worden gefinancierd uit
algemene middelen en zijn gericht op het algemeen belang.
Hoofdstuk 2: De Nederlands staat
Een staat bestaat uit:
Een specifiek grondgebied
Een bevolking
Wettelijke ordening en een bestuurlijke organisatie die de wet- en regelgeving zal
handhaven. En een geweldsmonopolie vanuit de staat.
Een staat is erkend door andere staten
De Staat der Nederlanden is een rechtspersoon, het is bevoegd om rechtshandelingen te verrichten;
koopovereenkomst met een burger, verdrag met andere staat sluiten en belasting opleggen.
Het Koninkrijk der Nederlanden bestaat uit: Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten. Een staat
hoeft dus niet uit één grondgebied te bestaan. De koning is het staatshoofd van het gehele
koninkrijk. De regering van het koninkrijk bestaat uit de koning en de ministerraad. De regeringen
van Aruba, Curaçao en Sint Maarten benoemen elk één gevolmachtigde minister die namens hen
optreedt. Alle ministers samen is de Raad van Ministers.
Nederland is sinds de Grondwet van 1815 een constitutionele monarchie: de koning is ondergeschikt
aan de constituties (elementair geschreven regels met betrekking tot de organisatie van een staat).
Thorbecke herschreef de Grondwet in 1848 met drie uitgangspunten: parlementair stelsel,
rechtsstaat en gedecentraliseerde eenheidsstaat
Parlementair stelsel: de koning is onschendbaar en de ministers zijn voor hem
verantwoordelijk (ministeriële verantwoordelijkheid). En het kabinet moet het vertrouwen
van de meerderheid van de Tweede Kamer hebben (vertrouwensregel) anders moet het
kabinet of de ministers aftreden.
Rechtsstaat: de Nederlandse Staat is onderworpen aan de regels van het recht. Al het
overheidshandelen in gebaseerde op bevoegdheden die zijn vastgelegd in wetten. Er is
sprake van trias politica. Het bestaan van geheime en vrije verkiezingen. Het bestaan van
grondrechten en het bestaan van vrije en onafhankelijke media.
Gedecentraliseerde eenheidsstaat: er bestaat overdracht van taken en bevoegdheden aan
lagere rechtsgemeenschappen of bestuurslagen. Samenhang en coördinatie staan daarbij
wel centraal. Dat veronderstelt eenvormigheid van wet- en regelgeving. De bevoegdheid van
provincies en gemeenten wordt autonomie genoemd. Bij medebewind is de inhoud van de
regels vrij, maar gemeenten en provincies moeten wel rekening houden met regels van
hogere orde. Het principe van eenheid is uitgewerkt in zogenoemde toezicht. De nationale
overheid kan namelijk alle besluiten van lagere overheden vernietigen wanneer deze in stijd
zijn met de wet of het algemeen belang.
Samenwerking tussen overheden is nodig, want;
Samenwerking levert in de vorm van duidelijke taakverdeling voordelen op (een
algemeen leger i.p.v. elke gemeente een eigen leger)
, Lagere overheden zijn beter bekend met lokale problemen en kennen de behoeftes
van de inwoners.
Veel problemen beperken zich niet tot eigen grondgebied (fileprobleem,
wegenbouw)
Hoofdstuk 3: De politiek-bestuurlijke instituties
Nederland is een dualistisch parlementair stelsel: In een parlementair stelsel is er sprake van een
afhankelijkheidsrelatie tussen regering en parlement. Het parlement wordt direct gekozen. Het is
dualistisch, want de Staten-Generaal is onafhankelijk van de regering en de ministers. De ministers
zijn geen lid van de Staten-Generaal dus.
Het kabinet: de ministers en staatssecretarissen
De fractie: Eerste of Tweede Kamerleden die deel uitmaken van dezelfde politieke partij
De regering: ‘ de Kroon’; de koning en ministers. De Grondwet bevat over kabinetsformatie geen
bepalingen. Gewoonterecht en politieke spelregels bepaalden lange tijd de gang van zaken tijdens
dat proces. Een informateur (meestal van de grootste partij) leidt de onderhandelingen voor de
vorming van het kabinet. In de besprekingen die de betrokken fractievoorzitters onder leiding van de
informateur voeren, komen zowel programmatische aspecten als de verdeling van de portefeuilles
aan de orde. Een portefeuille is een geheel van verwante beleidsterreinen en/of vraagstukken
waarvoor een bewindspersoon verantwoordelijk is. De formateur (beoogde premier) wordt ook weer
aangewezen door de Tweede Kamer; deze rondt de vorming van het kabinet af door voor
verschillende portefeuilles personen te zoeken. Na de formatie komt het nieuwe kabinet bijeen om
het regeerakkoord te tekenen.
Gedoogakkoord/positie: partij maakt geen deel uit van de regering, maar de partij zou het kabinet
wel steunen; in ruil daarvoor zou het kabinet de wensen van de partij honoreren.
Ministers: verantwoordelijk voor de koning en het ambtelijk apparaat wat onder hen valt. Een
minister is belast met het bestuur van een ministerie of departement van algemeen bestuur. Er zijn
tegenwoordig ook ministers zonder portefeuille. Bij afwezigheid van een minister treedt een collega-
minister op, dus niet een staatssecretaris. Er is geen formele hiërarchie tussen ministers. De minister-
president is de voorzitter van de ministerraad. De ministerraad moet besluiten wat het algemene
regeringsbeleid wordt. Ook behoren minister de eenheid van de van het regeringsbeleid te
bevorderen.
Naast de ministerraad kunnen ook onderraden en ministeriële commissies bestaan. Commissies
blijven vaak bestaan zolang het specifieke onderwerp actueel is. Raden hebben een blijvend karakter.
Elke onderraad heeft een vaste samenstelling van ministers. Alle besluiten van een onderraad of
commissie moeten door de ministerraad worden goedgekeurd.
Staatssecretaris: kan vergaderingen van de ministerraad bijwonen, wanneer onderwerpen relevant
zijn voor zijn portefeuille. Stemrecht heeft de staatssecretaris niet. De staatssecretaris moet
aanwijzingen van de minister opvolgen. De minister blijft namelijk verantwoordelijk voor de
handelswijze van zijn departement dus ook de staatssecretarissen.
Minister van Staat: eretitel voor voormalige belangrijke politici en staatslieden.
Wet- en regelgeving: wetsvoorstellen
, 1. Wetsvoorstel komt bij de Raad van State, het hoogste adviescollege van de regering. De Raad
van State geeft advies, de initiatiefnemers mogen het overnemen of niet.
2. Het wetsvoorstel gaat naar de Tweede Kamer. Eerst behandelt een commissie het en deze
brengt een verslag uit. Vervolgens vindt er een mondelinge behandeling van het onderwerp
plaats.
3. Het wetsvoorstel gaat naar de Eerste Kamer. Daar controleert een commissie het weer,
gevolgd door de memorie van antwoord van de regering. De Eerste Kamer kan het
wetsvoorstel aannemen of weigeren, maar niet meer amenderen.
4. Wanneer de Eerste en Tweede Kamer het voorstel hebben goedgekeurd, tekenen de koning
en betrokken ministers de wet. De wet verschijnt in het Staatsblad.
Beschikkingen: benoemingen van ministers, burgemeesters en hoge ambtenaren.
Er is een duidelijke hiërarchie van wet- en regelgeving: wet, Algemene Maatregelen van Bestuur en
dan ministeriële regeling.
De Staten-Generaal: Eerste en Tweede Kamer. De leden worden gekozen op evenredige
vertegenwoordiging. De Tweede Kamer wordt rechtstreeks gekozen door de bevolking en de Eerste
Kamer wordt getrapt gekozen door de leden van de Provinciale Staten, die op hun beurt weer
worden gekozen door de bevolking. De leden van de SG worden geacht te stemmen zonder last
(politieke partijen kunnen Kamerleden hun zetel niet afnemen door meningsverschil).
Parlementaire onschendbaarheid: Kamerleden kunnen niet gerechtelijk worden vervolgd wegens
uitspraken die zij tijdens vergaderingen van een van de Kamers gedaan hebben. Beide Kamers
toetsen of wetgevingsvoorstellen die de Europese Commissie naar het parlement stuurt, voldoen aan
de subsidiariteits- en proportionaliteitsbeginselen.
De Tweede Kamer heeft twee taken: controle en wetgeving. De leden van de Kamer hebben het
recht van initiatief om zelf wetsvoorstellen in te dienen. De leden kunnen ook wetten amenderen,
ofwel wijzigingen aanbrengen. Ook hebben leden het recht van interpellatie: een discussie aangaan
met een bewindspersoon over een onderwerp dat niet op de agenda staat.
In de Kamer kan een spoeddebat worden gehouden, wanneer dertig leden of meer dit verzoek
steunen. Het zwaarste controlemiddel is het recht van enquête: de commissie die met onderzoek
wordt belast op grond van de wet, heeft onder meer de bevoegdheid om getuigen en deskundigen
onder ede te verhoren en te gijzelen. Ten slotte beschikt de Kamer over budgetrecht: begrotingen
van diverse departementen moet bij wet en soms door de SG worden vastgesteld.
De Eerste Kamer: de Eerste Kamer wordt na de verkiezingen van de Provinciale Staten geheel
vernieuwd. De Eerste Kamer beschikt over de controlerende taak. Het heeft weinig rechten zoals de
Tweede Kamer die wel heeft.
Hoge Colleges van Staat: de Raad van State, de Algemene Rekenkamer, de Nationale ombudsman en
de SG.
De Raad van State: De formele voorzitter is de koning, maar wordt meestal door de vicepresident
van de Raad uitgevoerd. Naast hen bestaat de Raad uit maximaal tien leden. De benoeming van de
Raad van State verloopt als volgt: leden worden op voordracht van minister van Binnenlandse Zaken
en minister van Justitie en Veiligheid benoemd. De selectie van de leden gaat via een open
sollicitatieprocedure.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller charlotteboerland. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.93. You're not tied to anything after your purchase.