2.7 Orthopedagogiek II: Stoornissen Bij Kinderen (FSWE2082A)
Summary
Samenvatting 2.7 Orthopedagogiek II (bachelor pedagogische wetenschappen)
46 views 8 purchases
Course
2.7 Orthopedagogiek II: Stoornissen Bij Kinderen (FSWE2082A)
Institution
Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR)
Samenvatting van alle literatuur die hoort bij de problemen van het vak Orthopedagogiek II zoals gegeven in studiejaar 2020/2021. Met de samenvatting heb ik een 8.4 gehaald voor het tentamen. Succes met studeren!
2.7 Orthopedagogiek II: Stoornissen Bij Kinderen (FSWE2082A)
All documents for this subject (8)
Seller
Follow
socialewetenschappeneur
Reviews received
Content preview
ORTHOPEDAGOGIEK
PROBLEEM 1. TEMPERAMENT EN PERSOONLIJKHEID
1. Is er een verschil tussen temperament en persoonlijkheid en zo ja, wat is het verschil?
2. Wanneer is er sprake van een (ab)normale persoonlijkheid en wanneer is er sprake van
een persoonlijkheidsstoornis en wat is een borderline persoonlijkheidsstoornis (BPD,
borderline personality disorder)?
3. Wat is de relatie tussen persoonlijkheid en psychopathologie?
4. Hoe kunnen stoornissen/gedragsproblemen gediagnosticeerd worden? Welke
benaderingen zijn mogelijk en wat zijn de voor- en nadelen? (gekoppeld aan Grietens)
LEERDOEL 1: IS ER EEN VERSCHIL TUSSEN TEMPERAMENT EN PERSOONLIJKHEID EN ZO
JA, WAT IS HET VERSCHIL?
DEFINITIE TEMPERAMENT
BRON: Prins (2014)
Temperament: individuele verschillen bij kinderen. Temperament verwijst naar eigenschappen
die vroeg in de ontwikkeling observeerbaar zijn en een sterke genetische of neurogenetische
basis hebben.
Klassieke benadering op temperament: temperament werd klassiek onderscheiden van
persoonlijkheid omdat temperament verwijst naar eigenschappen die reeds vroeg in de
ontwikkeling observeerbaar zijn en een sterke genetische of neurobiologische basis hebben,
terwijl men ervan uitging dat persoonlijkheid een minder sterke genetische basis heeft en pas
later in de ontwikkeling tot uiting komt (maar dit wordt idee wordt inmiddels in twijfel
getrokken).
BRON: DE PAUW (2014)
Temperament: de individuele kenmerken van kinderen en adolescenten. Individuele verschillen
tussen babies en jonge kinderen werd vroeger geconceptualiseerd als temperament.
Temperament:
• Is aanwezig vanaf jonge leeftijd
• Heeft een genetische of neurobiologische basis
• Is relatief consistent over situaties en tijd.
Er is een debat over de structuur van individuele verschillen bij kinderen en adolescenten omdat
persoonlijkheid ook kan worden gebruikt voor het beschrijven van gedragsmatige individualiteit
bij jongeren.
BRON: SHINER (2003)
Individuele verschillen in de kindertijd en adolescentie worden beschreven als temperament
kenmerken of persoonlijkheidskenmerken. Temperament wordt vaak gezien als
gedragsconsistenties die vroeg in het leven optreden, vaak emotioneel van aard zijn en een
biologische basis hebben. Temperament is vaak het geheel van de persoonlijkheid in de babytijd,
maar vormt een subset van persoonlijkheidsverschillen later in het leven.
TEMPERAMENTMODELLEN
,Temperament heeft een multidimensionale aard. Er zijn meerdere modellen die de dimensies
van temperament beschrijven. De meeste modellen zijn gebaseerd op vragenlijsten, en sommige
hebben wat observationele studies gedaan.
THOMAS & CHESS
BRON: DE PAUW (2010)
Gedragsstijl benadering
Introduceerde de aangeboren individuele verschillen in reactie en motivatie als temperament.
Dit model bracht een paradigmaverschuiving in stand van de nadruk op externe bronnen
(psychodynamische benadering) die een tabula rasa aanvullen, naar het idee dat interne
krachten leiden tot vroege individuele verschillen in gedrag en reactiepatronen. Thomas & Chess
onderzochten primaire een aangeboren reactiepatronen aan de hand van interviews met
ouders.
Gedragsdimensies
Op basis van deze interviews ontwikkelde ze negen gedragsdimensies die een potentiële invloed
hadden op de psychosociale ontwikkeling:
1. Activity-level: fysieke activiteit
2. Rhythmicity: voorspelbaarheid van gedrag
3. Approach-withdrawal: respons op nieuwe dingen
4. Adaptability: respons op veranderingen in de omgeving
5. Threshold of responsiveness: hoeveelheid stimulatie die nodig is voor het uitlokken van
reacties
6. Intensity of reaction: energieniveau een respons
7. Quality of mood: hoeveelheid negatieve en positieve gevoelens
8. Distractibility: effectiviteit van externe stimuli voor het veranderen van het gedrag van
het kind
9. Attention span/persistence: lengte en tijd van een activiteit uitgevoerd door een kind
De negen zijn gereduceerd tot vier: prikkelbaarheid, sociale inhibitie, activiteit en aandacht.
Temperament werd meer gezien als het hoe van gedrag (hoe intensief een kind huilt) in plaats
de content (wat doet een kind tijdens huilen) of de motivatie van gedrag (waarom huilt een
kind). Het legt daarmee de nadruk op de stilistische aspecten van gedrag.
Goodness of fit concept: er is een wederzijdse interactie tussen het kind en de omgeving en
deze heeft een grote invloed op de aanpassing van het kind. Het ouderschap moet worden
afgestemd op het uniek temperament van het kind voor een gezonde psychologische
ontwikkeling. Moeilijk temperament: een cluster van gedragsstijlen die uitdagend zijn voor
ouders en kinderen kwetsbaar maken voor de ontwikkeling van probleemgedrag.
BRON: PRINS (2014)
Thomas en Chess zagen persoonlijkheidsontwikkeling als het resultaat van de interactie tussen
temperamentfactoren en de omgeving. Ze keken naar de individuele verschillen bij het kind. Op
basis van 9 gedragscategorieën ontwikkelde ze drie configuraties van
persoonlijkheidseigenschappen bij jonge kinderen:
, Persoonlijkheidstype Typerende eigenschappen
Gemakkelijk kind Verkeert doorgaans in een positieve
stemming; heeft regelmatige biologische
functies en lage tot matige responsintensiteit;
goede adaptatie; raakt niet van streek in
nieuwe situaties
Traag-op-gang-komend kind Heeft vaak een negatieve stemming; laag
activiteitsniveau; een lage responsintensiteit;
is geneigd om zich terug te trekken in nieuwe
situaties.
Moeilijk kind Verkeert doorgaans in een negatieve
gemoedsstemming; onregelmatige
biologische functies; hevige reacties; geringe
adaptatie; is geneigd om zich terug te trekken
in nieuwe situaties.
BRON: DE PAUW (2010)
Kritiek op het model:
• De stilistische componenten kunnen moeilijk onderscheiden worden van
gedragsaspecten en motivationele aspecten van gedrag.
• Er is weinig bewijs voor het bestaan van negen dimensies, er is meer bewijs gevonden
voor vier dimensies: irritable disstress, sociale inhibitie, activiteit en aandacht.
• Het model hecht te weinig waarde aan emotionele en motivationele componenten van
temperament.
BRON: SHINER (2003)
Kritiek op het stilistisch component model van gedrag van Thomas en Chess:
• Het is moeilijk om een onderscheid te maken tussen het stilistische component en de
motivatie en content van gedrag.
• In factor analyses worden minder dan negen temperament kenmerken gevonden.
• Recentere onderzoeken laten zien dat positieve en negatieve emoties twee verschillende
soorten temperament zijn, in plaats van een continuüm. Doordat Thomas en Chess het
zagen als een continuüm hebben ze het belang van positieve emoties mogelijk
onderschat.
BUSS & PLOMIN
BRON: DE PAUW (2010)
Criteria benadering (EAS-model)
Boss en Plomin hebben het model van Thomas en Chess aangepast en zien temperament als
ontwikkeling precursor voor volwassen persoonlijkheid. Een kenmerk valt alleen onder
temperament als het voldoet aan vijf criteria:
1. Aangeboren
2. Relatief stabiel tijdens de kindertijd
3. Behouden tot in de volwassenheid
4. Evolutionair adaptief
5. Aanwezig in onze fylogenetische familieleden
Op basis van de vijf criteria benoemen Buss en Plomin vier dimensies van temperament:
• Emotionaliteit: intensiteit van emoties
, • Activiteit: kwantiteit van motor activiteit
• Sociabiliteit: toenadering tot anderen. Er is debat over de mate waarin deze dimensie
verdeeld zou moeten worden over sociability (voorkeur om met anderen te zijn) of
shyness (gevoel van discomfort in sociale situaties) en of deze structuur gelijk is voor
verschillende leeftijdsgroepen en culturen.
• Impulsiviteit: snelheid tegenover inhibitie (twijfels over de erfelijkheid van deze
eigenschap)
ROTHBART
BRON: DE PAUW (2010)
Psychobiologische benadering
Het theoretisch model van Rothbart ziet temperament als constitutionele-based individuele
verschillen in reactiviteit en zelfregulatie en verlengt het stilistische temperament construct
naar emotie, motivatie en aandacht gerelateerde processen. De verschillen in temperament
worden bepaald door de responsiviteit van onderliggende psychobiologische processen.
Binnen reactiviteit is er een onderscheid tussen emotionaliteit en activiteit.
• Emotionaliteit is de reactieve neiging om emoties te ervaren en uit te drukken. Er kan
daarbij onderscheid worden gemaakt tussen negatieve en positieve emoties.
• Activiteit is de aanwezigheid van motor activiteit.
Binnen zelfregulatie is er een onderscheid tussen attention regulatory processen en inhibitie.
• Attention regulatory processen: het vermogen om aandacht te focussen en te
veranderen.
• Inhiberen van dominante responsen: het inhiberen van het eigen gedrag als het nodig is.
Het model was in eerste instantie alleen gericht op de eerste levensjaren, maar later werd het
model uitgebreid to adolescenten en volwassenen. De structuur van temperament in iedere
leeftijdsgroep bestaat uit drie brede dimensies verdeeld over reactieve en regulatie processen:
• Reactieve processen:
• Negatief affect: algemene neiging om negatieve emoties te ervaren. Het omvat
discomfort, angst, disstress voor nieuwe dingen, boosheid, frustratie en verdriet.
• Surgency: sociale oriëntatie, het combineert aspecten van motor activiteit en de
ervaring van positieve emoties. Het omvat positieve anticipatie, hoge intensiteit
plezier, lachen, activiteit niveau, impulsiviteit en lage niveaus van verlegenheid.
• Regulatieve processen:
• Effortful control: kenmerken van inhibitie controle en het focussen van
aandacht, maar ook bij perceptuele sensitiviteit en plezier halen uit weinig
intensiteit vereisende routine activiteiten.
Kritiek op het model:
• Er zijn twijfels over de leeftijdsgerelateerde metingen, waardoor het moeilijk is om
longitudinaal onderzoek uit te voeren over meerdere leeftijdsgroepen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller socialewetenschappeneur. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.44. You're not tied to anything after your purchase.