Uitgebreide Samenvatting ExamenOverzicht - Samenvatting Economie HAVO
19 views 0 purchase
Course
Economie
Level
HAVO
Book
ExamenOverzicht - Samenvatting Economie HAVO
Samenvatting ExamenOverzicht - Samenvatting Economie HAVO, ISBN: 0009 Economie. Alles wat je moet weten voor je eindexamen en SE's staat in deze samenvatting. Te gebruiken voor 4 havo en 5 havo. Duidelijke/uitgebreide uitleg met veel voorbeelden. Ook in deze samenvatting staan er af en toe een af...
Betalingsbereidheid = maximale prijs die een consument wil betalen voor een
product
meer vraag lijn naar rechts, minder vraag lijn naar links
een verschuiving op de vraaglijn zien we enkel bij een prijsverandering, zonder dat
de vraag verandert
een verschuiving van de vraaglijn heeft altijd te maken met een verandering van de
vraag, zonder dat de prijs hierop van invloed is
de individuele vraag verschilt per persoon en wordt naast prijs door 5 factoren
beïnvloed:
1. individuele voorkeuren
2. beschikbaar budget
3. aanwezigheid en prijs van substitueerbare producten
4. aanwezigheid en prijs van complementaire producten
5. exogene factoren → zijn omstandigheden waar je geen invloed op hebt
verschuivingen van de vraaglijn kunnen worden veroorzaakt door:
1. verandering van de behoefte van de vragers
2. verandering van het budget van de vragers
3. prijsverandering van substitutiegoederen en complementaire goederen
4. verandering van het aantal vragers
prijselasticiteit = de mate waarin de vraag reageert op een prijsverandering
prijselasticiteit = % verandering vraag : % verandering van de prijs
inelastisch = uitkomst tussen 0 en -1 ligt
elastisch = uitkomst kleiner dan -1, de prijs heeft een grote invloed op de vraag
volkomen elastisch = 0, de prijs heeft een kleine invloed op de vraag
inkomenselasticiteit = de mate waarin de gevraagde hoeveelheid naar een product
verandert op basis van een verandering in het inkomen
inkomenselasticiteit = % verandering hoeveelheid : % verandering van het inkomen
1
,inferieuergoed
- als het inkomen stijgt, daalt de vraag naar het goed/dienst (bijv: huismerk). Dit
komt omdat inferieure goederen vaak van lagere kwaliteit zijn en mensen bij
een hoger inkomen goederen van een betere kwaliteit gaan kopen. Goederen
die je koopt als het inkomen daalt
noodzakelijk goed
- de gevraagde hoeveelheid stijgt met een kleiner percentage dan het inkomen
(denk aan energie of voedsel goederen die je nodig hebt om te leven)
luxe goed
- de gevraagde hoeveelheid stijgt met een kleiner percentage dan dat het
inkomen stijgt. Dit zijn dus goederen die je koopt als het inkomen stijgt
waarde inkomenselasticiteit soort goed
< 0 (negatief getal) inferieur goed
0-1 noodzakelijk goed
1 > (groter dan 1) luxe goed
Verschuiving van de aanbodlijn:
1. aantal aanbieder verandert
2. kostprijs per product verandert
3. ingrijpen overheid → subsidies, accijns, invoerheffing
4. technologische verbetering
afzet = verkochte eenheden van een product
omzet = de totale opbrengsten van verkopen die een organisatie in een bepaalde
periode behaalt
Totale opbrengst (TO) = prijs (P) x afzet (Q)
Gemiddelde opbrengst (GO) = opbrengst per product
GO = totale opbrengst (TO) : Afzet (Q)
De totale winst (TW) is het verschil tussen de totale opbrengst (TO) en de totale
kosten (TK). In formule: TW = TO - TK
andere manier
Totale winst (TW) = (prijs (P) - gemiddelde totale kosten (GTK)) x hoeveelheid (Q)
2
,Break-even punt = de omvang van de productie waarbij de totale opbrengsten gelijk
zijn aan de totale uitgaven
Break-even afzet = de afzet waarbij de winst 0 is → TO=TK
Als de producent minder dan dan break-even-afzet produceert draait hij verlies en
als hij meer produceert draait hij winst
produceren = is het gebruiken van productiefactoren om waarde toe te voegen aan
een product
produceren → productiekosten
→ vaste kosten (deze veranderen niet als er meer of minder wordt geproduceerd)
bijv: huur
→ variabele kosten (deze veranderen wel als er meer of minder wordt
geproduceerd) bijv: inkoopkosten grondstoffen
productiefactoren = zijn factoren die de productie mogelijk maken
➔ Kapitaal, arbeid, natuur en ondernemerschap (kano)
Totale kosten = totale constante kosten (TCK) + totale variabele kosten (TVK)
de gemiddelde totale kosten zijn de totale kosten per product en kun je zien als de
kostprijs van een product
→ Gemiddelde totale kosten (GTK) = totale kosten (TK) : Afzet (Q)
marginale kosten = de extra kosten per extra product wordt geproduceerd
marginale kosten = extra totale kosten : extra geproduceerde eenheid = ᇫTO : ᇫQ
proportioneel variabele kosten = wanneer de variabele kosten per product bij elke
hoeveelheid gelijk zijn → gelijk aan MK
3
, De marginale opbrengst (MO) = de opbrengst van de verkoop van een een extra
geproduceerde product
MO = extra totale opbrengst : extra verkochte eenheid = ᇫTO : ᇫQ
Om de winst te maximaliseren, moet een producent een productieomvang kiezen
waarbij het verschil tussen TO en TK maximaal is.
De totale winst is maximaal bij de productie waarbij geldt dat MO gelijk is aan MK
(MO = MK). Wanneer de MO groter is dan de MK, zal de producent meer
produceren. Elk product dat de producent extra produceert levert hem meer op dan
het hem kost. Dat is dus een winstgevende uitbreiding van de productie
De omzet is overigens maximaal als de MO gelijk aan 0 is. Het laatste product levert
dan immers geen extra omzet meer op, dus je maximale omzet. Met andere
woorden: TO = maximaal als MO = 0
op een markt komen vraag en aanbod samen → zo komt een prijs tot stand
- aanbod meer dan vraag → prijs daalt
- aanbod minder dan vraag → prijs stijgt
marktevenwicht = Vraag en aanbod zijn dan gelijk aan elkaar. Marktevenwicht is een
optimale toestand in de economie, want bij marktevenwicht zijn er geen
productieoverschotten of productietekort
evenwichtsprijs = de prijs die bij marktevenwicht hoor
evenwichtshoeveelheid = hoeveelheid goederen die wordt afgenomen bij
marktevenwicht
evenwichtsprijs:
Qa = Qv
evenwichtshoeveelheid:
je vult evenwichtsprijs in een van de formules
aanbodoverschot = aanbod groter is dan de vraag
→ om toch iets te verdienen → lagere prijs
marktmechanisme/prijsmechanisme = het proces van prijsaanpassing gaat in
principe net zolang door totdat de vraag gelijk is aan het aanbod. Dit proces is dus
marktmechanisme/prijsmechanisme → wordt de prijs volledig op deze manier
bepaald dan spreken we van de marktvorm
Vraagoverschot = wordt er meer gevraagd dan dat er wordt geproduceerd
→ prijs verhogen → winst vergroten
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Sophie412. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.89. You're not tied to anything after your purchase.