100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Verdieping materieel strafrecht werkgroepopdrachten en aantekeningen week 1 t/m 7 (incl. CC) $6.72   In winkelwagen

College aantekeningen

Verdieping materieel strafrecht werkgroepopdrachten en aantekeningen week 1 t/m 7 (incl. CC)

 38 keer bekeken  2 keer verkocht
  • Vak
  • Instelling
  • Boek

Zeer uitgebreide en overzichtelijke werkgroep opdrachten week 1 t/m 7 (incl. aantekeningen gemaakt tijdens de werkgroepen). Tevens worden de werkgroep opdrachten van het onderdeel cybercrime uiteengezet.

Voorbeeld 4 van de 36  pagina's

  • 31 augustus 2021
  • 36
  • 2020/2021
  • College aantekeningen
  • A. van verseveld
  • Alle colleges
avatar-seller
Verdieping materieel strafrecht

WG 1: grondslagen van strafrechtelijke aansprakelijkheid
>>>> Opdrachten
1. Beredeneer aan de hand van wat Fletcher in hoofdstuk 7 van Basic concepts zegt over de bezwaren
van sommige rechtsgeleerden tegen strafrechtelijke aansprakelijkheid wegens negligence waarom
Engeland een beperkte strafrechtelijke aansprakelijkheid van rechtspersonen kent (zoals omschreven
door Keiler en Roef in hoofdstuk 10 van Comparative concepts).
Sommige rechtsgeleerden hebben bezwaren tegen strafrechtelijke aansprakelijkheid wegens
negligence (onbewuste schuld). Hun bezwaren houden in dat bij onbewuste schuld de dader niet op
de hoogte is van de risico’s, waardoor er geen sprake is van een echte mental state op basis waarvan
een keuze gemaakt kan worden. De dader weet niet dat hij een bepaald risico loopt en daarom kan hij
er niet voor kiezen om dat risico te vermijden. De auteurs menen dat er sprake moet zijn van een keuze
om iemand verantwoordelijk te houden.
- Bezwaar 1: er is geen sprake van een echte mental state bij negligance.
- Bezwaar 2: er wordt geen echte keuze gemaakt.
- Bezwaar 3: het gaat om een objectief/normatief oordeel, dus het nalaten van de dader wordt
gelegd naast de standaard van een reasonable person, waardoor geen oordeel wordt gegeven
over de individuele verwijtbaarheid van de verdachte.

In het stuk van Keiler en Roef wordt beschreven dat Engeland een beperkte strafrechtelijke
aansprakelijkheid van rechtspersonen kent, omdat het aansluit bij de identification doctrine in het
kader van de nominalistic approach. Strafrechtelijke aansprakelijkheid van rechtspersonen komt vaak
neer op aansprakelijkheid wegens nalaten en dit verklaart waarom in landen zoals Engeland, waar
aansprakelijkheid op basis van nalaten niet ruim wordt aanvaard, aansprakelijkheid van
rechtspersonen niet breed wordt gedragen.

De nominalistic approach houdt in dat rechtspersonen worden gezien als een juridische fictie, dat
bestaat uit een collectiviteit van individuen. Dit betekent dat de strafrechtelijke aansprakelijkheid van
de rechtspersoon voortvloeit uit individuele misdrijven/overtredingen van individuen. De
strafrechtelijke aansprakelijkheid van een rechtspersoon bestaat uit het toerekenen van de actus reus
(handelen of nalaten) en de mens rea van een natuurlijk persoon aan de rechtspersoon. Dit heeft tot
gevolg dat een rechtspersoon niet strafrechtelijk aansprakelijk kan worden gehouden, indien er geen
individu strafrechtelijk aansprakelijk kan worden gehouden.

De identification approach (als onderdeel van de nominalistic approach) ziet de rechtspersoon als een
collectiviteit van individuen en het wordt gekenmerkt/geïdentificeerd via zijn organen en natuurlijke
personen. Binnen deze benadering worden de gedragingen en psychische toestand van bepaalde
ambtenaren/functionarissen – namelijk diegenen die als sturende kracht binnen de rechtspersoon
fungeren – gezien als de gedragingen en psychische toestand van de rechtspersoon. Bepaalde
personen binnen de rechtspersoon handelen dus niet namens de rechtspersoon, maar hun
gedragingen en psychische toestand worden als dat van de rechtspersoon zelf beschouwd.

,2. Spelen in het Nederlandse strafrecht de motieven van de dader eigenlijk een rol?
In beginsel spelen de motieven van de dader geen rol in het Nederlandse strafrecht voor de vestiging
van strafrechtelijke aansprakelijkheid, want het gedachtegoed of de beweegredenen van een dader
kunnen niet leiden tot vestiging van aansprakelijkheid. Wel wordt gekeken naar de verwijtbaarheid,
dus of de dader de daad kan worden verweten, en daarbij wordt vastgesteld of de dader opzet op de
daad heeft gehad. Of de dader opzet heeft gehad, wordt afgeleid uit de feiten en omstandigheden en
niet uit diens gedachtegoed.

3. Lees de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 31 juli 2019 (ECLI:NL:RBDHA:2019:7919) en plaats
deze in het licht van het voor deze week voorgeschreven studiemateriaal (de eerste twee stukken uit
de reader: ‘The act requirement’ en ‘Intention versus Negligence’).
De onderhavige zaak betreft een verdachte, die de melding op zijn dashboard dat zijn bandenspanning
gecheckt moet worden, negeert en 21 kilometer verder tot stilstand komt op de linker rijstrook met
een lekke band. Dit nalaten van de verdachte heeft geleid tot een ernstig ongeluk, waarbij de chauffeur
van de achteropkomende auto is gebotst met de auto van de verdachte.

Welke feiten zijn primair en subsidiair ten laste gelegd? Primair wordt art. 6 WVW ten laste gelegd
inzake zwaar lichamelijk letsel door schuld (culpoos delict). Subsidiair wordt art. 5 WVW ten laste
gelegd.

Wat voor typen strafbare feiten zijn dit? Art. 6 WVW is een culpoos delict (‘aan schuld te wijten’), dus
aansprakelijkheid wegens negligence.
Art. 5 WVW is een overtreding, waarbij de dader schuldig is als hij gevaar op de weg veroorzaakt, maar
voor de vervulling van de delictsomschrijving is geen culpa of opzet vereist. Het is een
gevaarzettingsdelict, dus het gevaar hoeft zich niet te hebben gerealiseerd, maar als dit wel het geval
is, dan is al snel sprake van overtreding van art. 5 WVW. Doordat de eerste twee vragen bevestigend
zijn beantwoord, worden de twee opvolgende vragen (wederrechtelijkheid en schuld) verondersteld
aanwezig te zijn. Er moet wel ruimte blijven om die veronderstelling teniet te doen, want als die ruimte
niet gelaten wordt is sprake van risicoaansprakelijkheid en dat is in het kader van het strafrecht uit den
boze. Dit raakt heel dicht aan het ongeluk, volgens Fletcher.

Wat moet bij deze strafbare feiten worden bewezen (ten aanzien van de menselijke gedragingen)? Bij
art. 6 WVW moet bewezen worden dat sprake is van aanmerkelijke onvoorzichtigheid of
onoplettendheid. Bij art. 5 WVW moet bewezen worden dat de verdachte concreet gevaar op de weg
heeft veroorzaakt.

De gedraging van de verdachte kan worden omschreven als een nalaten, omdat hij achtereenvolgens
het waarschuwingslampje en/of het geluidsignaal heeft genegeerd en vervolgens heeft nagelaten zijn
snelheid aan te passen of de auto op een veilige plek tot stilstand te brengen. Uit de stukken van
Fletcher is gebleken dat nalaten ook kan leiden tot strafrechtelijke aansprakelijkheid.

,WG 2: subjectieve aspecten van het delict bij verschillende delicten en bij vormen van daderschap I
>>>> Opdrachten
Casus A
De verdachte heeft een schot gelost op de ruit van de woonkamer van het appartement (op de eerste
etage) van de moeder van zijn ex. Zijn ex en haar moeder waren op dat moment thuis, zijn ex zat in de
woonkamer, haar moeder was onderweg naar de slaapkamer. De tenlastelegging luidt als volgt.

Feit 1.
“Dat hij
'op 20 mei 2019 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
opzettelijk X van het leven te beroven, opzettelijk met een vuurwapen door een ruit van een
(woon)kamer, waarin zich op dat moment die X bevond, heeft geschoten, zijnde de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet voltooid.'

Althans

‘op 20 mei 2019 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
opzettelijk X zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk met een vuurwapen door een ruit van
een (woon)kamer, waarin zich op dat moment die X bevond, heeft geschoten, zijnde de uitvoering van
dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.'

Feit 2
“Dat hij
'op 20 mei 2019 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
opzettelijk Y van het leven te beroven, met dat opzet met een vuurwapen door een ruit van een
woning, waarin zich op dat moment die Y bevond, heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid.'

Althans

'hij op 20 mei 2019 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
opzettelijk Y. zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een vuurwapen door een ruit
van een woning, waarin zich op dat moment die Y. bevond, heeft geschoten, terwijl de uitvoering van
dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.'”

De volgende bewijsmiddelen zijn beschikbaar.

- de verklaring van de verdachte ter terechtzitting, voor zover inhoudende: 'Ik heb op 20 mei 2019 met
een vuurwapen op de ruit van de woning van Y geschoten. Ik wist dat mijn ex-vrouw X bij haar moeder
Y zat. Ik weet dat een kogel kan ketsen.'

- een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van de getuige X: 'Op 20 mei
2019 was ik in de woonkamer van Y aan de (…) te Amsterdam. Toen ik op de grond zat in de woonkamer
hoorde ik een harde knal. Ik zag een gat in de ruit van de woonkamer. Kennelijk was er van de
straatzijde door de ruit van de woonkamer geschoten.'

, - een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van de getuige Y: 'Toen ik op 20
mei 2019 naar de slaapkamer liep, hoorde ik een knal. Ik zag een klein gat in de ruit van mijn woning
aan de (…) te Amsterdam.'

Vraag 1 en 2. Stel u bent rechter in deze zaak. Zou u tot een (of meerdere) bewezenverklaring(en)
komen? Geef aan op welke wijze in uw antwoord de cognitieve en de volitieve component van opzet
terugkomt en of u bij de beantwoording bent uitgegaan van een kwantitatief of kwalitatief
aanmerkelijke kans en een subjectief en/of intersubjectief perspectief op die aanmerkelijke kans.
Bij een afketsende kogel gaat het niet meer om een aanmerkelijke kans op de dood, dus er kan niet
gesproken worden van voorwaardelijk opzet op de dood. Daarnaast is geen sprake van vol opzet, want
niet is gebleken dat hij zijn ex (en haar moeder) wilde doden.

Bij de vraag of er sprake is van een aanmerkelijke kans moeten worden geabstraheerd van de feitelijke
situatie.

Feit 1:
Ten aanzien van de gedragingen jegens X is sprake van voorwaardelijk opzet waarbij vastgesteld moet
worden of de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat X zwaar
lichamelijk letsel toegebracht zou worden. Door te schieten met een pistool door het woonkamerraam
bestaat de kans dat X, die zich tevens in de woning bevond, geraakt zou worden met als gevolg
lichamelijk letsel. De dader heeft deze aanmerkelijke kans aanvaard, omdat hij heeft verklaard dat hij
wist dat X zich in het huis bevond.

Feit 2:
Ten aanzien van de gedragingen jegens Y is sprake van voorwaardelijk opzet waarbij vastgesteld moet
worden of de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat Y zwaar
lichamelijk letsel toegebracht zou worden. Door te schieten met een pistool door het woonkamerraam
bestaat de kans dat Y, die zich tevens in de woning bevond, geraakt zou worden. De dader heeft deze
aanmerkelijke kans aanvaard, omdat hij heeft verklaard dat hij wist dat Y zich in hetzelfde huis bevond.
Het maakt niet uit dat achteraf gezien de moeder zich niet in de woonkamer bevond. Immers, een
omstandigheid die pas later bekend is geworden, mag niet betrokken worden in het oordeel over de
aanmerkelijkheid van de kans.

Veroordeeld moet worden voor een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De Hoge
Raad heeft in de echte zaak bepaald dat ten aanzien van de moeder de aanmerkelijke kans niet kan
worden aangenomen, omdat zij zich niet in de woonkamer bevond. Dit heeft tot gevolg dat bij een
poging die mislukt is, bijna nooit voorwaardelijk opzet kan worden aangenomen. Wortel gaat uit van
een kwalitatieve benadering van de aanmerkelijkheid van de kans en hij betrekt (in tegenstelling tot
de Hoge Raad) niet de vraag of die kans in objectieve zin überhaupt aanwezig was.

Casus B
Vergelijk het oordeel van AG Keulen enerzijds en het oordeel van het Gerechtshof Den Haag en de
Hoge Raad anderzijds in de American Staffordshires-zaak waar het de vraag betreft of de verdachte
bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard.

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper nouridijker. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor $6.72. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 83507 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
$6.72  2x  verkocht
  • (0)
  Kopen