Deze overzichtelijke samenvatting omvat alle tentamenstof voor het vak Ouderenpsychologie aan de OU. Ik heb de modulen van yOUlearn aangehouden en deze aangevuld met theorie uit het boek Handboek Ouderenpsychologie (op basis van de leerdoelen). In principe staan in deze samenvatting dus alle leerdo...
,Ouderenpsychologie (2021 – 2022)
Door Savan Zijlstra
Deze overzichtelijke samenvatting omvat alle tentamenstof voor het vak Ouderenpsychologie aan de
OU. Ik heb de modulen van yOUlearn aangehouden en deze aangevuld met theorie uit het boek (op
basis van de leerdoelen). In principe staan in deze samenvatting dus alle leerdoelen volledig
uitgewerkt en kun je hiermee je tentamen gemakkelijk halen. Zelf heb ik hiermee een 9 gehaald.
Succes!
2
,Inhoudsopgave
Thema 1 Inleiding ouderenpsychologie ......................................................................................... 5
1.1 - Ouderenpsychologie ................................................................................................................... 5
Opdracht 1.1.2 - Aging Perceptions Questionnaire ......................................................................... 6
1.2- Levenslooptheorieën................................................................................................................... 8
Opdracht 1.2.1 - Een levensloopperspectief op ouder worden ....................................................... 8
Opdracht 1.2.2 - Welbevinden en de betekenis van ouder worden .............................................. 10
Opdracht 1.2.3 – Levensverhalen .................................................................................................. 12
1.3 - Een sociaal perspectief op veroudering .................................................................................... 14
Opdracht 1.3.2 - Investeren in sociale netwerken ......................................................................... 14
Opdracht 1.3.3 - Eenzaamheid ...................................................................................................... 15
Thema 2 Veroudering vanuit een levensloopperspectief.............................................................. 17
2.1 - Zingeving en kwaliteit van leven ............................................................................................... 17
Opdracht 2.1.1- Zingeving ............................................................................................................. 17
Opdracht 2.1.2 - Kwaliteit van leven ............................................................................................. 19
Opdracht 2.1.3 - Zingeving en kwaliteit van leven in de psychologenpraktijk .............................. 20
2.2 - Verlies, rouw en levenseinde .................................................................................................... 24
Opdracht 2.2.1 - Het rouwproces .................................................................................................. 24
Opdracht 2.2.2 - Hulp bij rouw ...................................................................................................... 26
Opdracht 2.2.3 - Het levenseinde .................................................................................................. 28
Opdracht 2.2.4 - Doodsangst en doodsverlangen ......................................................................... 30
2.3 - Ouderen en seksualiteit ............................................................................................................ 33
Opdracht 2.3.1- Beeldvorming en seksuele levensloop ................................................................. 33
Opdracht 2.3.2 - Seksueel functioneren bij lichamelijke ziekte en dementie ................................ 34
Opdracht 2.3.3 - Hulpverlening bij seksuele problemen ................................................................ 37
Thema 3 Veroudering vanuit gezondheidspsychologisch perspectief............................................ 39
3.1 - Biologische en gezonde veroudering ........................................................................................ 39
Opdracht 3.1.1 Biologische veroudering ....................................................................................... 39
Opdracht 3.1.2 - CBS database ...................................................................................................... 40
Opdracht 3.1.3 - Gezond ouder worden ........................................................................................ 40
3.2 - Leefstijlgedrag en determinanten ............................................................................................. 43
Opdracht 3.2.1 - Blue zones ........................................................................................................... 43
Opdracht 3.2.2 - Leefstijl ............................................................................................................... 43
Opdracht 3.2.3 - Determinanten ................................................................................................... 44
3
, 3.3 - Gezondheidspsychologische interventies ................................................................................. 46
Opdracht 3.3.1 - Interventiesoorten .............................................................................................. 46
Opdracht 3.3.2 - Aandachtspunten interventies ........................................................................... 48
Opdracht 3.3.3 – Mantelzorg ........................................................................................................ 49
Thema 4 Veroudering vanuit een arbeidspsychologisch perspectief ............................................. 53
4.1 - Perspectieven op veroudering in relatie tot werk en pensionering ......................................... 53
Opdracht 4.1.2 - Betekenis van veroudering ................................................................................. 53
Opdracht 4.1.3 - Attitudes, motivatie en werkprestatie................................................................ 55
Opdracht 4.1.4 - Pensionering en beperkingen onderzoek ........................................................... 56
Opdracht 4.1.5 - Beleidsadvies ...................................................................................................... 57
4.2 - Vervullen van meerdere rollen in het werk- en privédomein................................................... 59
Opdracht 4.2.2 - Vervullen van werk- en privérollen ..................................................................... 59
Opdracht 4.2.3 - Verschillen tussen mannen en vrouwen bij vervullen werk- en privérollen........ 59
Opdracht 4.2.4 - Interventies ......................................................................................................... 60
4.3 - Pensionering .............................................................................................................................. 61
Opdracht 4.3.2 - Benaderingen van pensionering ......................................................................... 61
Opdracht 4.3.3 – Interventies ........................................................................................................ 63
Thema 5 Veroudering vanuit een klinisch perspectief .................................................................. 65
5.1 - Cognitie en cognitieve training ................................................................................................. 65
Opdracht 5.1.2 - Diagnostisch onderzoek bij ouderen .................................................................. 67
Opdracht 5.1.3 - Cognitieve revalidatie ......................................................................................... 68
Opdracht 5.1.4 - Belevingswereld ziekte van Alzheimer ............................................................... 71
5.2 - Stemming en persoonlijkheid ................................................................................................... 74
Opdracht 5.2.1 - Depressie bij ouderen ......................................................................................... 75
Opdracht 5.2.2 - Interventie Angst de Baas .................................................................................. 78
Opdracht 5.2.3 - Persoonlijkheidsstoornissen bij ouderen ............................................................ 80
5.3 - Psychologische interventies ...................................................................................................... 83
Opdracht 5.3.1 - Samenvatten ...................................................................................................... 84
Opdracht 5.3.2 - Casus Joke........................................................................................................... 85
Opdracht 5.3.3 - Oplossingsgerichte psychotherapie bij ouderen................................................. 87
Thema 6 Een praktijkcasus.......................................................................................................... 89
Studietaak 6.1 - Casus meneer en mevrouw De Kort ....................................................................... 89
Nadat u deze studietaak hebt afgerond, kunt u
• een beschrijving geven van de veranderende maatschappelijke visie op gezondheid en zorg
van de afgelopen jaren
• uitleggen waar de ouderenpsychologie zich mee bezig houdt en waarom deze een steeds
belangrijke rol zal spelen in onze samenleving
• de factoren noemen die deel uitmaken van het Contextual Lifespan Theory for Adapting
Psychotherapy (CALTAP) model
• uw eigen (voor)oordelen en attitude ten aanzien van ouder worden herkennen
• uitleggen wat gemeten kan worden met de Aging Perception Questionnaire.
Veranderende visie op gezondheid
Binnen de maatschappij is de visie op gezondheid en zorg de afgelopen jaren aan het veranderen.
Waar gezondheid vroeger gezien werd als de afwezigheid van ziekte, draait het nu meer om het
eigen functioneren zoveel mogelijk te bevorderen en te behouden. Dit zorgt ervoor dat mensen zo
lang mogelijk die dingen kunnen doen die voor hen van belang zijn en aan hun welbevinden
bijdragen. De toenemende aandacht voor veerkracht om het eigen functioneren zo optimaal
mogelijk te houden, ook wanneer men met tegenslagen te maken krijgt, is hierbij van belang. Ook in
de geriatrie komt meer aandacht voor veerkaracht, welbevinden en zingeving. Hierdoor is een
kanteling ontstaan: waar eerst de verantwoordelijkheid meer bij de staat lag, ligt deze nu meer bij de
burger zelf. Men krijgt zelf meer regie, hulpverleners zijn er ter begeleiding. Er ontstaat daarom ook
meer keuze in het zorgaanbod.
Waar houdt de ouderenpsychologie zich mee bezig?
Voorziet hulpverleners van (wetenschappelijk onderbouwde) psychologische kennis en methoden
om ouderen en hun naasten te begrijpen, problemen te voorkomen en te behandelen en hun
veerkracht te versterken (zodat men ook op hoge leeftijd nog optimaal tot zijn recht komt).
Belangrijk hierbij is dat: problemen van ouderen vaak klakkeloos worden toegeschreven aan
ouderdom en daarmee als onoplosbaar worden gezien. Behandelbare aspecten worden daardoor
gemist. Oplossing: samen met de cliënt zorgvuldig analyseren welke klachten horen bij de leeftijd en
welke andere oorzaken hebben. Hierbij helpt het CALTAP model.
Contextuele Adult Levensloop Theorie voor Aanpassing van Psychotherapie (CALTAP)
Geeft helderheid over de vraag: ‘wat heeft leeftijd met het probleem van doen?’. Het model bestaat
uit verschillende factoren:
• Positive maturation & negative maturation: fysieke, psychische en sociale veranderingen van
positieve en negatieve aard. Bijv. afname van fysiek uithoudingsvermogen, toename van
levenservaring of relativeringsvermogen of de pensionering.
• Specific challenges: meer ingrijpende veranderingen/specifieke aandoeningen die zich
relatief vaak voordoen bij ouderen, maar die niet een natuurlijk onderdeel zijn van het ouder
worden (specifieke omstandigheden). Bijv. ernstig gehoorverlies, chronische ziekte,
cognitieve stoornissen, mantelzorgtaken, verweduwing of opname in een zorginstelling.
• Social context:
o Context van de oudere als behorend tot een specifieke (sub)cultuur of een specifiek
cohort. Bijv. een oudere die zich omringt met betrokken mensen in een omgeving
waarin hij zich gewaardeerd voelt zal een afnemende zelfredzaamheid anders
ervaren dan iemand met een weinig begripvolle sociale context.
5
, o Ook hulpverleners kunnen vanuit hun specifieke cohort (vaak onbewuste) gevoelens
en stereotype beelden hebben van ouderdom, die een negatief effect hebben op het
vertrouwen dat verandering mogelijk is. Zelfreflectie en bewustwording van de eigen
beelden is dus van belang voor hulpverleners.
o De cultuur/het cohort waarvan iemand deel uitmaakt is ook van invloed op de
manier waarop iemand over problemen denkt of praat. Bijv. de vooroorlogse
generatie is gewend ‘te dragen in plaats van te klagen’ en zijn weinig bekend met
psychologische behandelmogelijkheden.
Waarom zal de ouderenpsychologie een belangrijke rol spelen in onze samenleving?
Ten eerste vindt er vergrijzing plaats, waardoor meer ouderen hulp nodig zullen hebben. Psychische
problematiek bij ouderen en het belang van psychologische interventies worden steeds meer
onderkend. Daarnaast is de komende generatie ouderen meer vertrouwd met de mogelijkheden van
de psychologie. Daarom is er steeds meer behoefte aan expertise op het gebied van ouderen.
Opdracht 1.1.2 - Aging Perceptions Questionnaire
Voordelen van het hebben van een positieve attitude (t.o.v. een negatieve attitude) tegenover het
eigen verouderingsproces:
• Meer gezondheid bevorderend gedrag
• Minder gevoelens van eenzaamheid
• Minder depressieve gevoelens
• Betere functionele gezondheid
• Een lager sterfteaantal
6
,Aging Perceptions Questionnaire (APQ)
Vragenlijst voor het meten van de attitude tegenover de eigen veroudering. Wat wordt gemeten?
1. Chronische tijdslijn, wat betekent dat het bewustzijn van de eigen veroudering chronisch
verloopt/altijd aanwezig is. Bijv. “Ik zie mezelf altijd als een ouder iemand.”
2. Cyclische tijdslijn, wat betekent dat het bewustzijn van de eigen veroudering cyclisch
verloopt ofwel komt en gaat in een golfbeweging. Bijv. “Er zijn tijden dat ik me oud voel.”
3. Positieve consequenties, wat betekent dat iemand positieve gevolgen op verschillende
levensdomeinen koppelt aan het ouder worden. Bijv. “Naarmate ik ouder word, neemt mijn
persoonlijke groei toe.”
4. Negatieve consequenties, wat betekent dat iemand negatieve gevolgen op verschillende
levensdomeinen koppelt aan het ouder worden. Bijv. “Het ouder worden maakt alles veel
moeilijker voor mij.”
5. Emotionele representaties, wat weergeeft welke emotionele reactie veroudering bij iemand
oproept. Bijv. “Denken aan het ouder worden maakt me somber.”
6. Positieve controle, wat weergeeft in hoeverre iemand het gevoel heeft zelf controle te
kunnen uitoefenen op positieve ervaringen. Bijv. “De kwaliteit van mijn sociale leven op
latere leeftijd hangt af van mijzelf.”
7. Negatieve controle, wat weergeeft in hoeverre iemand het gevoel heeft geen controle te
kunnen uitoefenen op negatieve ervaringen. Bijv. “Ik kan er zelf niets aan doen als ik later
minder vitaal word of mijn levenslust verlies.”
Nadat u deze studietaak hebt afgerond, kunt u
• onderscheid maken tussen normatief leeftijdgebonden, normatief historische en niet-
normatieve determinanten die het levenspad kunnen beïnvloeden
• het soc-model (selectie, optimalisatie en compensatie) en de socio-emotionele-
selectiviteitstheorie (SEST) toelichten en toepassen op een voorbeeld
• het belang van een brede en persoonsgerichte visie op welbevinden bij ouderen toelichten
aan de hand van het dual-continuamodel
• uitleggen hoe betekenisgeving en beeldvorming rondom ouder worden het gedrag van
hulpverleners en ouderen kan beïnvloeden
• de narratieve benadering beschrijven en uitleggen hoe deze in de ouderenzorg kan worden
toegepast.
Opdracht 1.2.1 - Een levensloopperspectief op ouder worden
Binnen de levensloopbenadering worden factoren die het individuele levenspad beïnvloeden,
ingedeeld in drie groepen:
• De normatieve leeftijdgebonden invloeden zijn biologische en sociale omgevingsinvloeden
die ongeveer tegelijk voorkomen bij individuen in eenzelfde leeftijdsgroep. Bijv. leren praten
en lopen en lichamelijke veranderingen tijdens de puberteit, maar ook het afronden van de
middelbare school, of het halen van je rijbewijs.
• De normatieve historische invloeden zijn biologische en sociale omgevingsinvloeden die
verbonden zijn aan de specifieke maatschappelijke situatie in de historische tijd, passend bij
een bepaalde generatie of een bepaald cohort. Bijv. een oorlog, een economische recessie of
een bepaalde voor de maatschappij ingrijpende technologische ontwikkeling (bijv. Internet).
• Niet-normatieve invloeden tenslotte, zijn biologische en sociale omgevingsinvloeden, die niet
aan een bepaalde leeftijd of historisch tijdvak zijn te koppelen, maar sterk
persoonsgebonden zijn. Bijv. gebeurtenissen als een verhuizing, het verlies van een dierbare
of het bereiken van een bijzonder persoonlijk succes.
Invloeden per leeftijdsfase:
• De leeftijdsgebonden biologische invloeden hebben een groot effect op de ontwikkeling
tijdens de kinderjaren en de ouderdom. Leeftijdsgebonden sociale invloeden komen vooral
tijdens de adolescentie naar voren. Later tijdens de ouderdom, neemt de invloed van deze
factoren ook weer toe.
• De invloed van historische determinanten is vooral tijdens de adolescentie en de
jongvolwassenheid waar te nemen en neemt af naarmate iemand ouder wordt.
• De invloed van niet-normatieve determinanten neemt lineair toe met de leeftijd om dan
tijdens de ouderdom te stagneren.
8
,Vier perspectieven die aansluiten op een bredere, persoonsgerichte visie op geestelijke gezondheid
(die allen uitgaan van een individuele ontwikkeling over de levensloop en met de focus op wat er wel
goed gaat in het proces van ouder worden):
1. Perspectief van de levensloop: geestelijke gezondheid wordt gezien als onderdeel van de
complexiteit van de levensloopontwikkeling.
2. Perspectief van het welbevinden: geestelijke gezondheid is meer dan alleen de afwezigheid
van psychische klachten en stoornissen, het gaat ook om het welbevinden en individueel en
maatschappelijk functioneren.
3. Perspectief van de betekenis van het ouder worden: geestelijke gezondheid binnen de
maatschappelijke context. Beelden over ouderen zijn bepalend voor de manier waarop
mensen met ouderen omgaan. Het is van belang dat de ouderenpsycholoog zich van
dergelijke beelden bewust is.
4. Perspectief van de levensverhalen: de narratieve benadering. De manier waarop ouderen
hun eigen leven tot een verhaal maken, draagt bij aan hun geestelijke gezondheid.
1. Perspectief van de levensloop
Wat betekent succesvol ouder worden? Er waren vaak twee uitgangspunten:
1. Disengagementtheorie: goed ouder worden is het zich langzaam terugtrekken uit de
samenleving en het leven, wat een natuurlijke reactie is op de verminderde vitaliteit en het
naderende levenseinde.
2. Activitytheorie: goed ouderen worden is een proces waarbij mensen willen blijven
deelnemen aan het leven en de samenleving.
Tegenwoordig wil men geen norm opleggen, maar ziet men succesvol ouder worden als iets
multidimensionaals (a.d.h.v. de criteria van Rowe & Kahn, 1997): succesvol ouderen worden gaat
gepaard met kleine kans op ziekte, goed fysiek en cognitief functioneren en actieve betrokkenheid bij
het leven. Daarnaast vinden psychologen dat succesvol ouderen worden ook gekoppeld moet
worden aan de manier waarop de ouderen zelf (meer/minder bewust) omgaan met het ouder
worden.
9
, Dit omgaan met ouder worden heeft twee kanten:
• Er is sprake van plasticiteit en aanpassingsvermogen: ouderen passen zich aan aan de
veranderingen die gepaard gaan met het ouder worden.
• Er is ook sprake van autonomie en sturing: ouderen stellen doelen en maken keuzes om
richting te geven aan het verouderingsproces.
Beiden kanten samen worden aangeduid als ontwikkelingsregulatie. Verschillende vormen hiervan
worden beschreven in het soc-model.
Soc-model (Baltes & Baltes, 1990)
Selectie, optimalisatie, compensatie-model. Dit model berust op de aanname dat ouderdom
veranderingen en verliezen van fundamentele vaardigheden met zich meebrengt, die van persoon
tot persoon verschillen. Het onderscheidt 3 verschillende vormen van ontwikkelingsregulatie. Het
juist gebruik maken van de verschillende vormen is een kenmerk van succesvol ouder worden.
1. Selectie: een proces dat gedurende de hele levensloop een belangrijke plaats inneemt, krijgt
in de laatste levensfasen een andere invulling. Namelijk dat mensen (bewustere) keuzen
gaan maken bij bezigheden en contacten waar zij hun tijd en energie in willen blijven steken.
Bijv. elke zondag een lekker stukje fietsen.
2. Optimalisatie: de persoon wil deze bewust gekozen activiteiten optimaal kunnen blijven
doen. Dit kan bijv. door vaardigheden te trainen of hulpbronnen op de juiste manier in te
zetten. Bijv. wat extra tijd nemen om een treinreis goed te plannen of regelmatig langs de
routes rijden die je goed kent.
3. Compensatie: hiervoor kunnen zij gebruikmaken van hulpmiddelen. Bijv. een scootmobiel
gebruiken om weer zelf boodschappen te kunnen doen.
Socio-emotionele selectiviteitstheorie (SEST/SST, Carstensen e.a., 2003)
In deze theorie wordt een proces van selectie beschreven, die bijdraagt aan het dagelijks
functioneren en welbevinden. De SEST noemt hierbij twee motieven die dit selectieproces sturen,
namelijk:
1. Het motief om (nieuwe) dingen te leren kennen
2. Het motief om emoties te reguleren. Deze vorm van selectie draagt bij aan het
positiviteitseffect (= een voorkeur hebben voor positieve informatie boven negatieve),
waardoor mensen hun functioneren en welbevinden in stand kunnen houden.
De ‘hoeveelheid levenstijd’ die men heeft, bepaalt welk motief op de voorgrond staat, waarbij wordt
verondersteld dat hoe korter deze levenstijd is, hoe meer waarde wordt gehecht aan emotionele
doelen en activiteiten. Oudere mensen zouden daarom eerder activiteiten selecteren die bijdragen
aan hun emotionele welbevinden, zoals het onderhouden van familiecontacten.
Opdracht 1.2.2 - Welbevinden en de betekenis van ouder worden
2. Perspectief van het welbevinden
Het belang van een brede en persoonsgerichte visie op welbevinden bij ouderen toelichten aan de
hand van het dual-continuamodel.
Verschillende vormen van welbevinden:
• Emotioneel welbevinden (hedonistisch): een goede balans tussen positieve en negatieve
gevoelens en emotioneel gekleurde beoordelingen van het eigen leven en de domeinen
ervan (zoals activiteiten, relaties en gezondheid).
• Psychologisch welbevinden (eudaimonisch): wanneer het eigen potentieel benut wordt.
• Sociaal welbevinden (eudaimonisch): wanneer iemand goed in de maatschappij functioneert.
10
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller savanzijlstra. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.57. You're not tied to anything after your purchase.