Beginselen van het Nederlandse Staatsrecht
Heel uitgebreide samenvatting van het gehele boek.
19e druk, 2020
6509
Auteurs: A.D. Belinfante J.L. de Reede
19e druk, 2020
9789013146509
Auteurs: A.D. Belinfante J.L. de Reede
Heel uitgebreide samenvatting van het gehele boek.
Inhoudsopgave
• Hoofdstuk 1: Inleiding in het staatsrecht
• Hoofdstuk 2: De bronnen van het staatsrecht
• Hoofdstuk 3: De werking van staatsrecht
• Hoofdstuk 4: De Europese Unie
• Hoofdstuk 5: De regering
• Hoofdstuk 6: De Staten-Generaal
• Hoofdstuk 7: Raad van State, Algemene Rekenkamer, Nationale Ombudsman en vaste
colleges van advies
• Hoofdstuk 8: De verhouding van parlement, ministers en Koning
• Hoofdstuk 9: Wetgeving
• Hoofdstuk 10: Herziening van de Grondwet
• Hoofdstuk 11: Bestuur
• Hoofdstuk 12: Financiën, het buitenlands beleid en defensie
• Hoofdstuk 14: De grondrechten
• Hoofdstuk 15: Decentralisatie I
• Hoofdstuk 16: Decentralisatie II (Provincie, gemeente en waterschap)
• Hoofdstuk 17: Structuur van het Koninkrijk
, Hoofdstuk 1: Inleiding in het staatsrecht
Het begrip 'Staat'
De staat is een organisatie die met voorrang boven andere organisaties effectief gezag uitoefent over
een gemeenschap van mensen op een bepaald grondgebied. De gemeenschap heeft een
gemeenschappelijke cultuur en is een rechtsgemeenschap. Haar grondwaarden zijn neergelegd in
door dwang te handhaven leefregels. Erkenning door andere staten is geen formeel vereiste. Het
kunnen toepassen van dwang ter handhaving van gemeenschapsnormen kenmerkt een staat. Zonder
dwanghandhaving van de rechtsorde kan een staat niet bestaan. Geweld door particulieren staat de
staat slechts bij hoge uitzondering toe. Noodweer is een voorbeeld van een uitzondering hierop. Er
zijn echter ook regels die niet door dwang gehandhaafd kunnen worden, met name staatsrechtelijke
regels voor de allerhoogste staatsorganen. Als zo'n staatsorgaan handelt in strijd met zijn wettelijke
verplichtingen is het erg lastig om gehoorzaamheid af te dwingen aan dat orgaan. De organen
binnen de staat die bevoegd zijn tot het uitoefenen van dwang worden 'organen met gezag'
genoemd. Het hangt af van de wijze waarop de staatsgemeenschap is georganiseerd of dit gezag bij
één persoon of bij bepaalde groepen berust. Het staatsrecht gaat over de regels die betrekking
hebben op de organisatie van deze gezagsorganen en de grenzen van hun gezag. Het staatsrecht
verschilt van staat tot staat en is een product van een historisch proces en dus van de ontwikkeling
van een bepaalde cultuur.
De ontwikkeling van het gezag
In de Middeleeuwen was het gezag in de West-Europese landen een persoonlijk recht van vorsten.
Dit gezag was erfelijk en overdraagbaar. Gezag kon naar willekeur gesplitst worden door
grondgebied te verkopen of het op andere wijze over te dragen (leenstelsel). Hoewel het gewone
volk in deze tijd geen gezags- of politieke rechten had, werd het door de persoonlijke gezagsdragers
toch redelijk beschermd tegen de normale risico’s zoals oorlog, honger en armoede. Pas in het
midden van de twintigste eeuw werd de sociale zekerheid voor iedereen opnieuw als
vanzelfsprekend aanvaard. In het begin van de zestiende eeuw kwam een klasse op die de sociale
bescherming van de gezagsdragers niet nodig had: de kooplieden en burgers. Hierdoor begon men
de rechtvaardigheid van het gezag als persoonlijk recht in twijfel te trekken. Men begon het gezag
toen te beschouwen als onderdeel van de abstractie 'de staat'. De uitoefening van dit onderdeel van
de staat liet ruimte voor de samenwerking van velen. Macchiavelli beschrijft hoe een gezagdrager
op moet treden om de eenheid van de staat waarover hij heerste te bewerkstelligen. De vorst wordt
orgaan en symbool van de staat. De opkomende burgerij houdt zich bezig met de vraag waaraan het
gezag zijn rechtvaardiging ontleent. De mens wordt niet meer, zoals in de Middeleeuwen,
uitsluitend gezien als lid van de gemeenschap, maar in beginsel als vrij individu, en gezag beperkt
de vrijheid van het individu. Dit leidt onvermijdelijk tot de volgende vraag: “Hoe is gezag te
rechtvaardigen in een maatschappij van vrije individuen?”. Eén van de antwoorden op deze vraag
werd gegeven door Rousseau in zijn theorie van "Le Contrat Social". Hierin verenigde hij gezag en
vrijheid door te stellen dat het gezag uit de vrijheid is afgeleid. De leer van het sociaal contract heeft
als uitgangspunt dat men door samen te werken de persoon en het goed van ieder lid verdedigt en
beschermt. Rousseau geeft daarmee het dilemma aan waarvoor de staatsrechtswetenschap zich
geplaatst ziet: de vrijheid van het individu, door dwanguitoefening te handhaven. Het probleem van
het staatsrecht is die vormen van gebondenheid te vinden, die zoveel mogelijk vrijheid aan het
individu laten. Het moet ervoor zorgen dat de gemeenschap en het individu naast elkaar kunnen
bestaan.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Loekvklaveren. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.17. You're not tied to anything after your purchase.