,Inhoudsopgave
Week 1..........................................................................................................................................................2
Toeslagfactor............................................................................................................................................5
Nutritional Assessment.............................................................................................................................6
Week 2: Refeeding Syndroom......................................................................................................................9
Week 3........................................................................................................................................................18
Week 4........................................................................................................................................................19
Welke type sondevoedingen er zijn en wanneer je deze inzet...............................................................20
Welke toedieningsroutes er zijn en wanneer deze worden gebruikt ....................................................20
Verschillende materialen........................................................................................................................21
TPV (totale parenterale voeding)............................................................................................................21
Complicaties sondevoeding/TPV............................................................................................................23
Aandachtspunten sondevoeding............................................................................................................24
Aantekeningen les..................................................................................................................................24
Week 6........................................................................................................................................................26
Pathologie spreekuur..............................................................................................................................27
Angiogenese...........................................................................................................................................28
Metastase...............................................................................................................................................28
Dieetbehandelingskenmerken................................................................................................................31
Week 9........................................................................................................................................................35
Week 11......................................................................................................................................................39
Chronic obstuctive pulmonary disease (COPD).......................................................................................41
Week 12......................................................................................................................................................43
Decubitus................................................................................................................................................43
Week 14......................................................................................................................................................46
Chronische Nierinsuffiëntie....................................................................................................................47
Nefrotisch syndroom..............................................................................................................................49
Nierstenen..............................................................................................................................................50
Niervervangende Therapieën.....................................................................................................................53
Hemodialyse (HD)...................................................................................................................................53
Peritoneale dialyse.................................................................................................................................55
Niertransplantatie...................................................................................................................................57
1
,Week 1
Obstakel is willen eten, verdragen van geuren, gaan eten, hoeveelheid eten
MUST minder specifiek voor mensen in een verzorgingstehuis. MUST is er al spraken van ondervoeding
en bij SNAQ wordt dit onderzocht
Verzorging, assistenten nemen de screening af. Goede contacten op de afdeling
Screening is bedoeld om de schifting te maken. MUST is bedoeld voor een brede groep (leeftijden), minder
specifiek voor verpleeghuizen. MUST kan hierdoor mensen missen die wel ondervoed zijn.
SNAQ juist in verpleeghuis de mensen eruit filteren. SNAQ in het ziekenhuis zal daar de verkeerde mensen
eruit filteren. Zijn nog veel meer andere screeningsinstrumenten.
Wat is de relatie tussen de handknijpkracht en ondervoeding. Welke criteria horen daar bij?
Bij een pacemaker kan er geen BIA worden uitgevoerd. Opzoek naar een andere mogelijkheid zoals de
handknijpkracht. Bekijken naar de spierfunctie in het lichaam. Bij ondervoeding is er verlies van spiermassa.
Kan je meten of er verlies is van spierfunctie. Bij meerdere metingen kan je kijken of er sprake is van
verbetering of verslechtering van de spierfunctie. Kan naast ondervoeding worden ingezet bij sacropenie.
Bij de meting van de handknijpkracht moet er gebruikt worden gemaakt van de hoogste waarde.
Onder het 10e percentiel is er sprake van een zeer zwakke spierfunctie (verlaagde spierfunctie). 50 e
percentiel functie is normaal. De handknijpkracht draagt bij aan het stellen van de diagnose ondervoeding.
BIA: meting die vetvrije massa en BMI gaat inschatten. Andere lichaamssamenstellingen berekenen.
Ondersteunend aan de diagnose ondervoeding. Dubbel indirecte methode, je bepaalt de impedantie van
het lichaam en de resistentie. Vul je in de formule in het zakboek, hieruit volgt de VVMI en de VMI. VVMI
vermenigvuldig met het gewicht en lengte in het kwadraat. Electrische apparaten, zwangerschap,
brandwonden, hydratatiestoornis, koorts. In het resultaat zitten aannames, eerste meting niet altijd
realistisch. De meting moet meerdere keren worden uitgevoerd en naar de verschillen kijken Valt onder het
10e percentiel. Wordt gebruikt voor de diagnose ondervoeding en sacropenie. Uitkomsten onder het 10 e
percentiel is een verlaagde VVMI. (Zakboek blz. 196)
2
, Gebruik BIA: begin scherm, nieuw test. Komt het nieuwe nummer in beeld
VVMI is verlaagd, valt onder de verminderde spiermassa. De voedingsinname ligt meer dan 2 weken onder
de behoefte. Sprake van ondervoeding. Type ondervoeding thuis is ondervoeding zonder ziekte
(verwaarlozing)/ziekte gerelateerde zonder inflammatie. Na de operatie kan er sprake zijn van met en/of
zonder inflammatie. Met inflammatie staat op de voorgrond.
Bij geen gewichtsverlies moet er worden nagekeken of er eventueel sprake is van ondervoeding.
Bepalen eiwitbehoefte: twee manieren om het te bepalen. Gewicht of VMI. Formule die je moet gebruiken
is van de WHO. Moet worden gebruikt in de klinische setting.
Eiwitbehoefte wordt berekend met gebruik van eigen gewicht. 30% toeslag is meestal voldoende. Behoefte
is 1550kcal. Ondervoeding kiezen voor een lichtverhoogde of verhoogde eiwitbehoefte. Bij operatie heb je
een hogere behoefte, gebruik 1,5g eiwit per lichaamsgewicht
Gallagher nodig voor schatten VVM met BMI>25
Meenemen of er is gegeten voor de meting. Bij ondervoeding liever wel eten.
Groepen Eiwitbehoefte
Gezonde kinderen 1 tot 12 jr 0,9 x gewicht (kg)
Gezonde kinderen 13 tot 17 jr 0,8 x gewicht (kg)
Gezonde volwassene 18 tot 64 jr 0,8 x gewicht (kg)
Gezonde ouderen ouder dan 64 jr 1,0 x gewicht (kg)
Acuut ziekte 1,5 tot 1,7 x gewicht (kg)
Chronische ziekten 1,2 tot 1,5 x gewicht (kg)
Eiwitbehoefte bij parenterale voeding
Parenterale voeding bevat losse aminozuren. Losse aminozuren zijn zwaarder dan eiwit omdat er bij de
verbinding van twee aminozuurmoleculen een watermolecuul vrijkomt. Hoffer berekende dat 100 gram
aminozuren gelijk is aan 83 gram eiwit en dat 100 gram eiwit gelijk is aan 120 gram aminozuren.
Parenterale voorziening van aminozuren levert hierdoor gemiddeld 17% minder eiwit dan orale of enterale
voorziening van ongehydrolyseerd eiwit. Dat wil zeggen dat indien je 0,8-1,5 g eiwit/kg wil geven, dat er
dan 1,0-1,8 gram aminozuren per kg gegeven moet worden. Ook de Atwater factor van 4 kcal/g eiwit is bij
parenterale voeding niet van toepassing. Voor aminozuren geldt een factor van (gemiddeld) 3,3 kcal/g (54).
Vraag 2 (in les): Stel vast of mevrouw van den Berg ondervoed is?
Vraag 3 (in les): welk type ondervoeding heeft mevrouw van den Berg?
Vraag 4 (in les): Hoeveel procent van haar energie- en eiwitinname krijgt mevrouw van den Berg
momenteel binnen? Gebruik gezien haar VVMI van 13 kg/m2 haar actuele gewicht om eiwitbehoefte te
bepalen.
Vraag 5 (in les): Stel de diëtistische diagnose op voor mevrouw van den Berg
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lindespits1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.98. You're not tied to anything after your purchase.