100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting integraal tentamen BS11 & 12 $17.35   Add to cart

Summary

Samenvatting integraal tentamen BS11 & 12

1 review
 47 views  3 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Deze samenvatting bevat een zelfgemaakte uitwerking voor het integraal tentamen bs11 & 12. Voor dit tentamen is het van belang dat de bijhorende artikelen goed doorgenomen worden. Interesse in deze uitwerking? Zoek bij mijn uploads naar Uitwerking van bijhorende artikelen b11 &12! Let op: de les...

[Show more]

Preview 4 out of 74  pages

  • Yes
  • September 3, 2021
  • 74
  • 2020/2021
  • Summary

1  review

review-writer-avatar

By: sofiedekkers • 7 months ago

avatar-seller
Toetsdoelen beroepssituatie 11

1. Kan de regulatie van de bloeddruk door de nieren uitleggen en de rol van het Renine Angiotensine
Aldosteron Systeem (RAAS) hierbij verklaren.

De normale nierfunctie is afhankelijk van een goede doorbloeding om de filtratiedruk en een stabiele
glomerulaire filtratiesnelheid (GFS) te handhaven. De GFS wordt op drie niveaus gereguleerd:
 Autoregulatie of lokale regulatie
 Door diameter afferente en efferente arteriolen en glomerulaire capillairen.
 Compenseren kleine variaties in de bloeddruk.

Lage bloeddruk  verwijding afferente arteriolen en glomerulaire capillairen. Efferente arteriolen vernauwen.
Hoge bloeddruk  vernauwing afferente arteriolen en glomerulaire capillairen. Efferente arteriolen verwijden.

 Autonome regulatie door sympathisch zenuwstelsel
 Bij stress/inspanning of hartinfarct.
 Zorgt voor sterke vernauwing van afferente arteriolen, waardoor de glomerulaire
filtratiesnelheid daalt en de vorming van voorurine wordt vertraagd.

 Hormonale regulatie
Angiotensine II
Antidiuretisch hormoon (ADH)
Aldosteron
Atriaal natriuretisch peptide (ANP)

Renine-angiotensinesysteem
De bloeddruk wordt in belangrijke mate bepaald door het renine-angiotensine-aldosteronsysteem
(RAAS). Dit reguleert de water- en zouthuishouding van het circulerend bloedvolume en is ook van
belang bij hartfalen.
Wanneer de bloeddruk daalt, geeft het juxtaglomerulaire complex het enzym Renine af. Renine zet het
inactieve angiotensinogeen om in angiotensine I. Angiotensine I wordt omgezet in Angiotensine II door
het angiotensine converterend enzym (ACE). Deze omzetting vindt plaats in de longcapillairen.
Angiotensine II zorgt er op verschillende manieren voor dat de bloeddruk gaat stijgen, namelijk dat de
bloedvaten vernauwen (vasoconstrictie) en een verhoogde sympathische activiteit. Hierdoor wordt je
actiever waardoor de bloeddruk stijgt. Ook zorgt het ervoor dat aldosteron afgegeven wordt door de
bijnieren. Aldosteron zorgt ervoor dat natrium vastgehouden wordt en neemt water op. Wanneer je
meer natrium (zout) in je bloed hebt stijgt deze.  systeem = vasoconstrictie (bloeddruk stijging).

Effecten angiotensine II:
 Krachtige vaatvernauwing capillairnetwerk: ↑ bloeddruk nierarteriën.
 Vernauwing efferente arteriolen: ↑ glomerulaire filtratiesnelheid.
 Bevordering ADH afgifte  reabsorptie water.
 Afgifte aldosteron en epinefrine (adrenaline) door bijnieren: ↑ bloeddruk (adrenaline),
reabsorptie Na+ (aldosteron).
Antidiuretisch hormoon (ADH):
 Afgifte door angiotensine II of hypothalamus
 Vergroot doorlaatbaarheid van distale tubulus contortus (DTC) en de verzamelbuis voor water
 Versterkt het dorstgevoel

1

,Aldosteron:
 Afgifte door angiotensine II en Hyperkaliëmie (K+ stijging)
 Bevordert de reabsorptie van natriumionen en de afgifte van kaliumionen in de DTC en
verzamelbuis. (Natrium wordt vastgehouden, waardoor bloeddruk stijgt).


Atriale natriuretische peptiden (ANP):
 Afgifte van ANP door de hartspiercellen in de boezem bij te hoge bloeddruk/bloedvolume.
Effecten ANP:
 Afname Natriumionen reabsorptie (zout blijft in urine, trekt water aan = veel uitscheiding)
 Verwijding glomerulaire capillairen  toename GFS en waterverlies
 Remming RAAS
 Bloeddruk daling
De bloeddruk wordt in belangrijke mate bepaald door het renine-angiotensine-aldosteronsysteem
(RAAS). Dit reguleert de water- en zouthuishouding van het circulerend bloedvolume en is ook van
belang bij hartfalen.


RAAS-systeem:




2

,2. Kan uitleggen hoe de nieren inspelen op veranderingen in samenstelling van het bloed (vocht, zuren,
zouten en erytropoëse), met als doel om de homeostase te bewaken en kan uitleggen waaruit urine
is samengesteld.
Vochtbalans:
 Alle activiteiten van een cel zijn afhankelijk van water als diffusiemedium voor het transport van
gassen, voedingsstoffen en afvalstoffen.
 Celactiviteit in gevaar bij sterke waterafname. Als het watergehalte van het lichaam verandert,
lopen de cellulaire activiteit gevaar. Wanneer het watergehalte te sterk afneemt, denatureren
eiwitten, functioneren enzymen niet langer en sterft de cel uiteindelijk af.
 Inname = uitscheiding (vochtbalans)
 2500ml verlies: urine, feces, verdamping en transpiratie.
 2500ml inname: eten, drinken, vorming bij stofwisseling (300ml)
Om te overleven, moet het lichaam een normaal volume en normale samenstelling handhaven, zowel
van het extracellulaire vloeistof ECF als de intracellulaire vloeistof ICF.
Extracellulaire vloeistof (ECF)
 Interstitiële vloeistof
 Bloedplasma
 Overige lichaamsvloeistoffen

Intracellulaire vloeistof (ICF)
 Cytosol

Waterverplaatsing tussen ECF in ICF:
 Osmose: proces waarbij watermoleculen over een membraan bewegen zodat de concentratie
opgeloste stoffen aan beide kanten gelijk is. (Laag naar Hoog)

De verhouding van het bloedplasma wordt vaak verstoord door de aanwezigheid van natrium (zout). Bij
deze verstoring kijken we naar de hoeveelheid opgeloste stoffen in het water van de extracellulaire
vloeistof.




 Hypertoon (zeer geconcentreerd ECF): er is
meer natrium aanwezig in de extracellulaire vloeistof dan in de intracellulaire vloeistof. Door
osmose gaat het water uit de rode bloedcel naar de extracellulaire vloeistof.  De bloedcellen
verschrompelen, kapot gaan.
 Hypotoon (lage concentratie ECF): er is meer natrium aanwezig in de intracellulaire vloeistof dan
in de extracellulaire vloeistof. Door osmose gaat het water vanuit de extracellulaire vloeistof
naar de rode bloedcel.  bloedcellen zwellen op, knappen.
 Isotoon = balans
Hypertoon: vocht verplaatst zich uit de cellen naar de extracellulaire vloeistof.
Hypotoon: vocht verplaatst zich vanuit de extracellulaire vloeistof naar de intracellulaire vloeistof.




3

, Mineralenbalans:
 Mineralenbalans beïnvloed de waterbalans (winst of verlies van mineralen kan winst of verlies
van water veroorzaken).
 De concentratie van afzonderlijke mineralen zijn van invloed op uiteenlopende celfuncties.
 Na+ (extracellulair) en K+ (intracellulair) bepalen osmotische waarde.

Natriumbalans:
 Wordt in balans gehouden door inname spijsverteringkanaal en uitscheiding via de nieren.
 Aldosteron en atriale natriuretische peptiden
 De afgifte van aldosteron bevordert de reabsorptie van natriumionen en de afgifte van
kaliumionen in DTC en de verzamelbuis.
 De atriale natriuretische peptiden zorgen ervoor dat de reabsorptie vertraagd wordt.
 Na+ trekt water aan (zodat er geen verhoogd serum natrium ontstaat).
 Bloeddruk stijging

Kaliumbalans:
 Wordt in balans gehouden door inname spijsverteringkanaal en uitscheiding via de nieren.
 Aldosteron  opname natrium en uitscheiding Kalium.

Compensatie door de nieren:
 Proximale tubulus
Reabsorptie ionen
 Stijgende tak lis van Henle
Actieve reabsorptie NaCl
 Distale tubulus en verzamelbuis
Uitwisseling natrium en kalium onder invloed van aldosteron

Renale compensatie zuur-base evenwicht
Renale regulatie pH:
 H+ ionen kunnen met de urine worden uitgescheiden.
 H+, CO2 EN HCO3- komen bij filtratie in de voorurine.
 Excretie of reabsorptie H+/HCO3-. Afhankelijk van de pH wordt er bepaald of het geabsorbeerd
of uitgescheden wordt.




4

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller annabelledehaan. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $17.35. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

80630 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$17.35  3x  sold
  • (1)
  Add to cart