100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Persoonlijke analyses AT college 1 t/m 8 $8.56
Add to cart

Case

Persoonlijke analyses AT college 1 t/m 8

 15 views  1 purchase
  • Course
  • Institution

Betreft de persoonlijke analyses voor colleges 1 t/m 8

Preview 4 out of 32  pages

  • September 3, 2021
  • 32
  • 2020/2021
  • Case
  • Jelle mathias holwerda
  • 8-9
avatar-seller
Simunic, D.A. “The Pricing of Audit Services: Theory and evidence”

Introductie:
De “Big Eight” accountantskantoren worden ervan beschuldigd dat zij een monopolie hebben
op de markt van audits. In dit artikel doet Simunic onderzoek naar de hypothese dat er sprake
is van prijsconcurrentie op de gehele markt van audits, ongeacht het marktaandeel van de
“Big Eight”.

Relevantie:
De relevantie van het artikel is de vraag of het bepalen van een accountantsvergoeding moet
worden overgelaten aan marktwerking of dat hier regulering plaats moet vinden om ervoor te
zorgen dat er concurrentie is op de markt. Bijna 50 jaar na dit onderzoek wordt hier nog
steeds discussie over gevoerd. Indien er sprake is van prijsconcurrentie kunnen ook kleinere
kantoren zich staande houden in de markt van assurance-diensten. Dit komt eveneens de
kwaliteit van de jaarrekeningcontroles ten goede, omdat er sprake is van meer deelnemers op
de markt die zich allen willen onderscheiden.

Methode:
Simunic start zijn onderzoek met het bepalen van een methode waarop de kosten van
financiële verslaggeving worden bepaald. Hij ziet hierbij de kosten van een
accountantscontrole als het geheel van kosten dat gemaakt worden door de onderneming om
de jaarrekening op te stellen en de kosten die gemaakt worden om deze jaarrekening te
controleren. In tabel 2 heeft hij de variabelen opgenomen die van belang zijn bij het bepalen
van de kosten van financiële rapportage. Hij verdeelt de variabelen in zijn onderzoek op basis
van waarneembaarheid van de
variabelen. Deze variabelen
zijn gepresenteerd op de
verticale as van tabel 2 in het
artikel. Op de horizontale as
zijn de verschillende
concurrentiesituaties
opgenomen. Uit tabel 2 blijkt
dat indien er sprake is van een
monopolie de assurance-
klanten meer kosten intern
zullen maken bij het opstellen
van de jaarrekening, om op
deze manier te kunnen
besparen op de kosten van de
controle van de jaarrekening.
Wanneer er sprake is van concurrerende markt wordt daarentegen juist meer gebruik gemaakt
van de diensten van de accountant bij het controleren van de jaarrekening en worden er
minder kosten gemaakt bij het opstellen van de jaarrekening.

Ook worden in tabel 2 de kosten van financiële rapportage geanalyseerd op basis van de
aansprakelijkheid van de accountant. In de kolom “Increase in Auditor’s Share of Losses”
neemt de aansprakelijkheid enkel voor de accountant toe. Als gevolg hiervan wordt de
auditfee hoger. Voor de interne auditdienst heeft deze verschuiving van aansprakelijkheid
geen gevolgen. Echter door de stijging van de controle kosten neemt het totaal aan kosten
voor de financiële rapportage wel toe.

,In de kolom “Increase in Loss Exposure” neemt de aansprakelijkheid voor zowel de interne
als de externe audit toe. Er zal daarom meer controle worden uitgevoerd door zowel de
organisatie als de accountant, met als gevolg een stijging van de totale kosten van financiële
rapportage.

Omdat enkel de auditfee en de kosten van
internal audit waarneembaar zijn, maakt
Simunic in de rest van het artikel gebruik van
de formule “va + pq” om de concurrentie in
de audit te onderzoeken.
In tabel 3 laat Simunic zien in welke gevallen
er wel of niet sprake is van een monopolie
van de “Big Eight” op de markt van
assurance-diensten.

De afkortingen “ERC” in tabel 3 betreft de
indirecte kosten van een jaarrekeningcontrole
voor de assurance-klant. Uit de tabel blijkt dat
wanneer bij een grote onderneming deze ERC
groter of gelijk is bij het gebruik van de “Big
Eight” dan bij het gebruiken van een kleiner
kantoor, terwijl de ERC voor een kleine klant gelijk is of kleiner is bij gebruik van een “Big
Eight”-kantoor, er sprake is van een monopolie op de markt van assurance-diensten door de
“Big Eight”. Dit wordt verklaard in het artikel vanuit de schaalvoordelen die de “Big Eight”-
kantoren hebben. In alle overige situaties is er geen sprake
van een monopolie, maar juist van concurrentie op de
markt van assurance-diensten.

Resultaten en conclusie:
Het artikel bevestigt de hypothese (dat er sprake is van
prijsconcurrentie) die Simunic stelt. Hij gaat ervanuit dat
interne audit een substituut is voor een
accountantscontrole. De accountantskantoren moeten
daarom een redelijke auditfee vragen, om te voorkomen
dat assurance-klanten het heft zelf in handen gaan nemen
en zo veel mogelijk van de controle zelfstandig zullen
uitvoeren. Uit tabel 11 blijkt eveneens dat variabelen
“Auditor” niet significant afwijkt van 0. Derhalve kan de
hypothese niet worden verworpen. Er is dus wel degelijk
sprake van prijsconcurrentie op de markt voor assurance-diensten

Reflectie:
Zoals eerder benoemd gaat Simunic ervanuit dat de interne audit een substituut is voor de
accountantscontrole. Hoewel een deel van de werkzaamheden inderdaad uitgevoerd kunnen
worden door een interne auditafdeling, ben ik het niet geheel eens met feit dat dit als
substituut kan dienen voor de accountantscontrole.
Daarnaast komt Simunic tot zijn conclusie omdat er geen significant verband kan worden
aangetoond om de hypothese te verwerpen. Naar mijn mening is dit een mindere sterke
onderbouwing dan wanneer het verband significant zou worden aangetoond.

,Jensen, M.C., Meckling, W.H., “Theory of the Firm: Managerial
Behavior, Agency Costs and Ownership Structure
Introductie:
In dit onderzoek worden de theorieën van eigendomsrechten, financiën en de agency theory
aan elkaar gekoppeld om een theorie te bewerkstelligen voor de eigendomsstructuur van een
organisatie. De theorie van de eigendomsstructuur wordt gebruikt om een tiental
verschijnselen uit te leggen.
Er wordt gebruikt gemaakt van deze drie theorieën omdat de baten en lasten, die aan een
individueel binnen een organisatie worden toegerekend, zijn afhankelijk van zijn rechten, die
meestal zijn vastgelegd in een contract. In dit paper wordt nader onderzoek gedaan naar het
gedrag van managers op basis van de eigendomsrechten in het contract.

Relevantie:
De relevantie van het artikel is de vraag of de monitoringsfunctie, uitgevoerd door de
accountants, ook economisch relevant is. Agenten hebben niet altijd het belang van de
eigenaren voorop, maar regelmatig hun eigen belang waardoor zij opportunistisch gedrag
vertonen. Als oplossing voor dit agency probleem wordt vaak een accountantscontrole
aangedragen, maar heeft dit wel het gewenste effect?

Methode:
In het paper is onderzoek gedaan naar twee situaties ten aanzien van de scheiding tussen
principaal en agent. In de eerste situatie is de manager eveneens 100% eigenaar van de
organisatie. In de tweede situatie is de manager gedeeltelijk eigenaar van de organisatie. De
agency kosten worden bepaald als het totaal van monitoringskosten door de principaal,
hechtingskosten door de agent en residual loss waarmee wordt gedoeld op de afname in
welvaart van de principaal als gevolg van beslissingen van de agent.

Resultaten en conclusie:
In figuur 1 is de waarde van de onderneming in verband gebracht met de beloningen, anders
dan in geld, verstrekt aan de
manager. “Slope = -1” geeft de
situatie indien de manager 100%
eigenaar is. Uit de “Slope = -1” is af
te lezen dat indien de manager 100%
eigenaar is, alle bonuscompensatie
anders dan in geld, evenredig ten
laste gaat van de waarde van de
onderneming. “Slope = - a” geeft de
situatie wanneer de manager niet
volledig eigenaar is van de
onderneming. Hieruit blijkt dat deze
manager een hogere
ondernemingswaarde en nut tot
gevolg heeft. Dit is te verklaren door
het feit dat de hij wel de volledige
bonus geniet, maar hier niet volledig voor hoeft te betalen. Hij zal daarom opportunistisch
gedrag vertonen om zijn nut te maximaliseren.
Vraag: Het verschil tussen de slope = -a p1 en p2 is mij niet duidelijk.

, In figuur 2 wordt de relatie gelegd tussen de marktwaarde van de bonus en huidige dollars,
waarbij geen toezicht wordt
gehouden op de manager. “C”
geeft de investeringslijn aan
indien de manager 100% eigenaar
is van de organisatie. “D” geeft
de investeringslijn aan indien de
manager slechts gedeeltelijk
eigenaar is van de organisatie.
Het verschil tussen de twee lijnen
wordt veroorzaakt door de
agency kosten waar de
gedeeltelijk eigenaar wel mee
kampt, maar de 100% eigenaar
geen gevolgen van ondervindt.

Figuur 4 geeft de relatie tussen de marktwaarde van de bonus en huidige dollars indien
monitoring en bondingkosten worden toegepast op de 2 eigendomssituaties. “C” geeft nog
steeds de investeringslijn indien de manager
ook 100% eigenaar is van de organisatie. “D”
geeft de investeringslijn indien de manager
gedeeltelijk eigenaar is, in de situatie zoals
geschetst in figuur 2. Nieuw in dit figuur is
investeringslijn “G”. “G” geeft de
investeringslijn indien bonding- en
monitoringskosten worden toegepast. Uit het
figuur kan dus worden geconcludeerd dat door
monitoring- en bondingkosten de waarde van de
onderneming wordt vergroot. Het verschil
tussen de investeringslijnen “D” en “G” bestaat
uit de residual losses. Deze vorm van agency kosten kan niet worden opgelost door
monitoring of bonding.

Voor de waarde van de onderneming kan worden geconcludeerd dat wanneer de manager
eveneens 100% eigenaar is van de onderneming, de onderneming de hoogste marktwaarde
heeft. Indien dit niet het geval is kan de marktwaarde van de onderneming worden vergroot
door het toepassen van bonding- en monitoringactiviteiten.

Reflectie:
Het onderzoek geeft duidelijk het verband weer tussen de monitorings- en
bondingsactiviteiten en de waarde van de onderneming wanneer die manager niet 100%
eigenaar is van de onderneming.

Een beperking aan het onderzoek is dat enkel wordt gekeken naar de bonus van de manager
anders dan in geld. In mijn optiek, en zoals wij ook geleerd hebben bij het vak Financial
Accounting Theorie, vormt dit enkel een prikkel voor de lange termijn van de onderneming.
Een korte termijn prikkel zoals een winstdeling, of helemaal geen prikkel door het toepassen
van een vast salaris, zou daarom wellicht tot andere resultaten in het onderzoek kunnen leiden
ten aanzien van marktwaarde van de onderneming in de situatie waarin de manager niet 100%
eigenaar is van de onderneming.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sophievsm. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $8.56. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

53068 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$8.56  1x  sold
  • (0)
Add to cart
Added