100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Strafrecht 1 $6.32
Add to cart

Summary

Samenvatting Strafrecht 1

 0 view  0 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

volledige samenvatting van Strafrecht 1

Preview 3 out of 28  pages

  • Yes
  • September 6, 2021
  • 28
  • 2020/2021
  • Summary
avatar-seller
Samenvatting: Strafrecht 1
Week 1A: Legaliteit & strafbaar feit
HOOFDSTUK 1: INLEIDING
Moet het materiële strafrecht altijd afkomstig zijn van de formele wetgever?
- Misdrijven moeten altijd geformuleerd worden in wetten in formele zin.
- Overtredingen mogen ook afkomstig zijn van de lagere wetgever.

Strafbaarstellingen moeten dus een basis hebben in een wet in formele zin (art.16 Gw). Dit
is een grondregel die terugkomt in art.1 Sr, de nulla poena-regel. Strafbaarstellingen mogen
dus niet gebaseerd worden op ongeschreven recht. Het is wel mogelijk dat het ongeschreven
recht de strafbaarheid beperkt.

Een belangrijk wordende rechtsbron wordt gevormd door de internationale verdragen
waarbij Nederland partij is. We maken een onderscheid tussen de verschillende verdragen:
1. De rechtstreeks werkende mensenrechtenverdragen (art.94 Gw). Denk hierbij aan
het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en het
Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR). Het EVRM
bevat ook bepalingen die positieve verplichtingen met zich meebrengen, zoals art.2
en 8 EVRM
2. Verdragen die Nederland verplichten tot het strafbaar stellen van bepaalde feiten.
Zo vloeit de Opiumwet voort uit het Enkelvoudig Verdrag van New York uit 1961.
3. Verdragen waarbij Nederland een deel van zijn strafrechtelijke autonomie prijsgeeft.
Men spreekt van supranationaal strafrecht.

Daarnaast heeft de EU invloed op het strafrecht.

Het Nederlands Wetboek van Strafrecht valt uiteen in drie delen:
1. Boek 1: De algemene leerstukken die van toepassing zijn op alle delicten;
2. Boek 2: de misdrijven
3. Boek 3: de overtredingen

Het verschil tussen misdrijven en overtredingen hangt samen met het onderscheid tussen:
1. Rechtsdelicten: delicten die iedereen afkeurt en zeer oud zijn (diefstal, moord)=
misdrijven.
2. Wetsdelicten: delicten die gecodificeerd zijn om de samenleving beter te laten
werken, maar niet door iedereen per definitie zijn afgekeurd= overtredingen.

Krenkingsdelicten= er wordt pas strafrechtelijk gereageerd als een rechtsgoed daadwerkelijk
aangetast (gekrenkt) wordt.
Gevaarzettingsdelicten= er wordt strafrechtelijk gereageerd als er gevaar voor krenking
aanwezig is.

, - Abstract: hier wordt een gedraging strafbaar gesteld die in algemene, niet nader in
de delictsomschrijving gespecificeerde zin gevaar kán opleveren. Hier treedt de
wetgever dus preventief op en legt deze het accent op handhaving van de normen.
- Concreet: de delictsomschrijving vereist dat er daadwerkelijk gevaar is ontstaan.


HOOFDSTUK 3: GRONDBEGINSELEN
Tot de grondbeginselen van het Nederlandse strafrecht behoort ten eerste de
rechtszekerheidsgedachte, art.16 Gw, art.1 Sr. Dit is het nulla poena-beginsel: geen feit is
strafbaar dan uit kracht van een daaraan voorafgegane wettelijke strafbepaling. Dit is
hetzelfde als het legaliteitsbeginsel. Het beginsel eist niet alleen dat bestraffing door de
overheid gebonden is aan regels, maar ook dat die regels afkomstig zijn van de wetgever in
formele zin. Uit het nulla poena-beginsel kunnen vier subregels worden afgeleid:
1. De straf moet berusten op een wet in formele zin: geen ruimte voor ongeschreven
recht
2. Het verbod op terugwerkende kracht: de wettelijke strafbepaling moet aan het feit
zijn voorafgegaan.
3. Het ‘Bestimmtheitsgebot’: deze norm eist van de wetgever dat hij heldere en
afgebakende strafbepalingen vervaardigt= lex-certa-beginsel
4. Het verbod van analogie: het is de rechter verboden om met een analogieredenering
strafbepalingen op te rekken om feiten strafbaar te stellen die niet tot het bereik van
de strafbepaling horen.

Art.1 Sr, art.16 Gw, art.7 EVRM, art.15 EVRM waarborgen alle het legaliteitsbeginsel. toch
zijn er verschillen, omdat de internationale verdragen spreken van ‘law’. Hieronder valt ook
het ongeschreven recht. Het Europese Hof hanteert kwaliteitseisen waaraan voldaan moet
zijn wil er sprake zijn van law in de zin van het verdrag:
1. Toegankelijkheid van het recht (accessibility)
2. De voorspelbaarheid van de toepassing (foreseeability).

Art.7 EVRM heeft in twee opzichten een meerwaarde:
1. Wetten in formele zin mogen niet aan de grondwet getoetst worden, maar wel aan
het verdrag.
2. Het Hof let dus niet alleen op de wettelijke bepaling, maar ook op de toepassing
daarvan. Als een bepaald delict in de praktijk niet langer vervolgd wordt, zal
vervolging in strijd zijn met art.7 EVRM.

ARREST Elektriciteit
Kan elektriciteit worden aangemerkt als ‘enig goed’ in de zin van diefstal, art.310 Sr. De Hoge
Raad beantwoorde de vraag bevestigend, elektriciteit kan worden aangemerkt als een goed
in de zin van art.310 Sr, omdat elektriciteit door mensen beheerst kan worden en ook omdat
deze energie een zekere waarde vertegenwoordigd.

De belangrijkste interpretatiemethoden zijn:
1. Grammaticale: rechter stemt zijn interpretatie af op de ‘evident uit de tekst van de
desbetreffende wettelijke bepaling sprekende betekenis’.

, 2. Wetshistorische: rechter stelt uitleg van de bepaling afhankelijk van de bedoeling die
de wetgever heeft gehad met het in het leven roepen van de wettelijke bepaling. De
rechter maakt gebruik van documenten die bij de totstandkoming of de
voorgeschiedenis van de desbetreffende bepaling zijn geproduceerd.
3. Wetssystematische: rechter stemt zijn interpretatie af op argumenten die hij
ontleent aan het systeem van de regeling waarvan de bepaling deel uitmaakt.
4. Teleologische: interpretatie delictsbestanddeel wordt mede ontleend aan de
strekking of ratio van de bepaling waarin het bestanddeel fungeert. Het gaat vooral
om de betekenis van de bepaling naar huidige opvattingen.

Er is dus een analogieverbod voor de rechter, maar de rechter mag wel extensief
interpreteren. Het verschil tussen de twee is dat bij extensieve interpretatie de rechter
taalkundig binnen de bewoordingen van de delictsomschrijving blijft, wat niet zo bij de
analogie is.

HOOFDSTUK 2: STRAFBAARHEID
‘Een strafbaar feit is een menselijke gedraging die valt binnen de grenzen van een wettelijke
delictsomschrijving, die wederrechtelijk is en aan schuld te wijten is.’
1. Menselijke gedraging: gedraging door een persoon.
a. Menselijke gedraging: handeling van een persoon.
b. Feitelijke gedraging: het mag dus niet gaan om een gedachte.
2. Wederrechtelijkheid: als er voor de gedraging geen rechtvaardigheidsgrond is.
3. Verwijtbaarheid: het moet verwijtbaar zijn.

HOOFDSTUK 5: OBJECTIEVE ZIJDE
Subjectieve bestanddelen: bestaan uit vorm van opzet of schuld (culpa). Zij beschrijven de
geestesgesteldheid van de derde.
Objectieve bestanddelen: andere bestanddelen die niet om geestesgesteldheid gaan.
Geobjectiveerde bestanddelen: als een bestanddeel aan het schuldverband is onttrokken.
De dader hoeft op dat specifieke bestanddeel geen opzet of culpa te hebben gehad.

Verschillende soorten delicten:
1. Commissie/omissie: omschrijft het feit een verbod, dan is het een commissiedelict.
Een omissiedelict is een delict dat een gebod omschrijft. Je moet dus juist een
handeling verrichten omdat je anders strafbaar bezig bent. Dan heb je ook nog de
oneigenlijke omissiedelict, dit is opgeschreven als commissiedelict, maar waarbij
deze verricht wordt door juist iets niet te doen.
2. Bijkomende voorwaarden: bestanddelen die losstaan van de gedraging, en je alleen
op die voorwaarde een overtreding mag maken van het artikel.
3. Gekwalificeerde delicten/geprivilegieerde delicten: gekwalificeerde delicten zijn
bedreigd met zwaardere straffen dan het gronddelict, omdat het feit onder
bijzondere omstandigheden is gepleegd of ernstige gevolgen zijn ingetreden.
Geprivilegieerde delicten zijn omgekeerd. Hierbij valt de straf lager uit door
bijzondere omstandigheid als kinderdoodslag.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller femkerodel. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $6.32. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

51292 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 15 years now

Start selling
$6.32
  • (0)
Add to cart
Added