Samenvatting: Bestuursrecht 1
WEEK 1: Inleiding & legaliteit
HOOFDSTUK 1: INLEIDING
In de loop van de 19e eeuw zijn 4 functies/terreinen ontstaan die voor de overheid van
belang zijn:
1. De ordenende functie: de openbare orde, de buitenlandse betrekkinge, etc.
2. De presterende functie: het realiseren van voorzieningen op het gebied van
onderwijs, woningbouw, infrastructuur en volksgezondheid
3. De sturende functie: voornamelijk economische regels
4. De arbitrerende functie: het verzoenen van tegenstrijdige belangen door de
toepassing van voorschriften en vergunningen.
Het overheidshandelen moet aan een wet ten grondslag liggen. Het legaliteitsbeginsel dat
hieruit voortvloeit, wordt enerzijds beargumenteerd door het rechtszekerheidsbeginsel en
anderzijds vanuit het primaat van de wetgever. Het rechtszekerheidsbeginsel gaat ervan uit
dat vooraf duidelijk is waartoe de overheidsorganen bevoegd zijn. het primaat van de
wetgever heeft te maken met het feit dat de volksvertegenwoordiging deel uitmaakt van de
wetgevende macht.
Kortom, een machtiging van de wetgever is nodig om op te kunnen treden. Tegenwoordig
wordt echter minder vaak aangegeven hoe ver de bevoegdheid strekt. Dit wordt aangeduid
als de ‘terugtred van de wetgever’. De wetgever formuleert niet zelf de normen meer, maar
laat die normstelling aan de bevoegde bestuursorganen over. In deze ‘terugtred’ kan men
twee aspecten onderscheiden:
1. In een wet in formele zin wordt het vaststellen van algemeen verbindende
voorschriften aan de bestuursorganen van de overheid overgelaten.
2. De normering van het gedrag van de burgers wordt overgelaten aan een
bestuursrechtelijk orgaan d.m.v. uitoefening van beschikkingsbevoegdheden of
andere bestuurlijke bevoegdheden.
De rechter kan natuurlijk wel controleren of de bestuursorganen die ruimtes op een juiste
wijze hebben ingevuld, en of zij zijn gebleven binnen de grenzen van hun
beoordelingsvrijheid. Verder bestaan er ook allerlei algemene beginselen van behoorlijk
bestuur, waarop burgers zich kunnen beroepen. In de Algemene wet bestuursrecht zijn veel
van deze beginselen gecodificeerd.
Al met al kan men dus vaststellen dat de bestuurlijke betrekking tussen de burger en het
bestuur gestalte heeft gekregen door de wet, de beleidsregels en de algemene beginselen
van behoorlijk bestuur.
,De waarborg van de kwaliteit
De kwaliteit van het bestuur kan door diverse redenen aangetast worden. Dit gevaar kan
door een paar middelen worden bezworen:
1. De kwaliteit van de wetgeving zelf: als bestuursrechtelijke wetten duidelijkere
criteria bevatten voor de uitoefening van bestuursbevoegdheden, zal de kwaliteit van
het bestuur toenemen. Dergelijke criteria zorgen er namelijk voor dat er procedures
goed zijn voor ‘gestroomlijnd’ en dat fouten makkelijker worden voorkomen.
Beleidsregels kunnen vaak op dezelfde wijze hieraan meewerken.
2. Politieke controle door vertegenwoordigde organen: de organen moet elkaar in
grote lijnen controleren op fouten.
3. De controle van de rechter: de rechter kan alleen in actie komen als er bij hem een
beroep tegen een besluit is ingesteld. Voorafgaand daaraan kan doorgaans bezwaar
worden gemaakt bij het bestuursorgaan.
4. Controle door hogere bestuursorganen op lagere bestuursorganen: er kan dan
sprake zijn van ‘repressief’ bestuurlijk toezicht (controle achteraf) en ‘preventief’
bestuurlijk toezicht (goedkeuring vooraf).
5. De toepassing van richtlijnen: regels die niet echt terug zijn te voeren naar een
bevoegdheid om deze op te stellen, maar die wel bedoeld zijn om de uitoefening van
bevoegdheden door andere bestuursorganen te normeren.
Nederland is een democratische rechtsstaat. Hierdoor is zij ‘gereguleerd en beperkt’ door
het recht.
De eerste pijler van een democratische rechtsstaat is de volkssoevereiniteit. Dit komt tot
uitdrukking doordat de belangrijkste overheidsbesluiten alleen kunnen worden genomen
door de regering in samenwerking met de gekozen volksvertegenwoordiging. Het
democratisch aspect van de overheid wordt ook onderstreept door de leer van de
machtenscheiding. De gedachte hierachter is dat niet te veel macht in 1 hand wordt
geconcentreerd, zodat machtsmisbruik tegen wordt gegaan. Het beginsel van de
machtenscheiding vinden we ook terug in de spreiding van de uitvoerende macht over veel
verschillende organen.
De leer van de verantwoordelijkheid is ook een aspect van de democratie. Bestuursorganen
zijn dan direct of indirect verantwoording verschuldigd aan een vertegenwoordigend
lichaam. Bepalingen die betrekking hebben op de verantwoordelijkheid zijn art.42 lid 2 GW,
art.179, 167 Provinciewet en art.180, 169 Gemw. Een ander aspect van democratie komt
naar voren bij de openbaarheid van bestuur.
Legaliteitsbeginsel
Het legaliteitsbeginsel houdt in dat het overheidsoptreden een grondslag in de wet behoeft,
in het geval dat een bestuursorgaan burgers ‘gebiedend of verbiedend in hun vrijheid of
eigendom beperkt’. De Grondwet zelf bevat ook veel legaliteitsbeginselen. Bepaalde
terreinen hebben echter geen uitdrukkelijke wettelijke grondslag die een bepaald optreden
gebieden of verbieden. Het legaliteitsbeginsel van die terreinen moet dan gezocht worden in
het ongeschreven recht.
De vraag is of overheidsoptreden dat niet gebiedend of verbiedend de vrijheid of eigendom
van burgers beperkt, zoals het verstrekken van steun, ook een wettelijke grondslag behoeft.
Oftewel, moet overheidsoptreden dat ingrijpende gevolgen kan hebben voor de individuele
, vrijheden van burgers ook aan een legaliteitsbeginsel worden onderworpen. De Hoge Raad
heeft overheidsoptreden zonder wettelijke grondslag onrechtmatig verklaard. Denk aan het
arrest Fluoridering. Het overheidsoptreden in dit arrest is niet gebiedend of verbiedend,
maar heeft uiteindelijk wel dezelfde werking, daarom behoeft het dus ook een wettelijke
grondslag.
Specialiteitsbeginsel
Het legaliteitsbeginsel zou niet nuttig zijn, als de wetgever aan het bestuur dat het algemeen
belang hoort te bemachtigen, niet of nauwelijks begrensde rechten en plichten zou
toekennen. Om deze redenen worden rechten specifiek omschreven en zijn zij vaak
doelgebonden. Het specialiteitsbeginsel kan daarom gezien worden als een uitwerking van
het legaliteitsbeginsel.
Het beginsel dat het bestuur alleen doelgebonden specifieke bevoegdheden mag
uitoefenen die hem door wettelijk voorschrift zijn toegekend, komt terug in de belangrijke
bepalingen uit de Awb:
1. Art.1:2 lid 2 Awb: hieruit blijkt dat een bestuursorgaan geen ‘eigen’ belangen heeft
en alleen belangen die het bestuursorgaan zijn toevertrouwd mag behartigen.
2. Art.3:3 Awb: het verbod van détournement de pouvoir, de bevoegdheden mogen
alleen worden gebruikt voor het doel waarvoor zij zijn aangesteld, dus niet voor een
ander doel.
3. Art.3:4 Awb: een bestuursorgaan moet de rechtstreeks bij het besluit betrokken
belangen afwegen. Is een codificatie van het specialiteitsbeginsel.
Art.3:3 Awb bepaalt wat niet in de ‘weegschaal’ mag worden gelegd bij een
belangenafweging, en art.3:4 bepaalt wat wel.
Auteurs die schrijven over het specialiteitsbeginsel kunnen in drie groepen worden
ingedeeld:
1. De preciezen: aanhangers die het specialiteitsbeginsel zo precies mogelijk willen
toepassen en daarbij niet letten op andere bijkomende factoren, zoals de belangen
van derden.
2. De gematigden: aanhangers die bij een belangenafweging rekening kunnen houden
met de belangen van derden, en tot een redelijke uitkomst proberen te komen.
3. De rekkelijken: aanhangers die het specialiteitsbeginsel niet zo nauw nemen, en ook
rekening houden met de belangen van derden.
Over het algemeen wordt aanvaard dat een bestuursorgaan geen andere algemene
belangen mag behartigen dan de algemene belangen die aan de bevoegdheid van het
orgaan zijn toegekend.
Rechtszekerheidsbeginsel
Het rechtszekerheidsbeginsel wordt vaak onderverdeeld in twee kleinere beginselen:
1. Het formele rechtszekerheidsbeginsel: dit houdt in dat een bepaling duidelijk moet
zijn geformuleerd en niet op verschillende wijzen uitgelegd kan worden.
2. Het materiële rechtszekerheidsbeginsel: het geldende recht wordt ook
daadwerkelijk toegepast en besluiten mogen niet met terugwerkende kracht aan
burgers worden tegengeworpen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller femkerodel. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.41. You're not tied to anything after your purchase.