Inhoud
Les 1: Bouw van cellen....................................................................................................................2
Les 2: Organellen............................................................................................................................7
Les 3: Celcyclus.............................................................................................................................10
Les 4: DNA opbouw en replicatie..................................................................................................14
Les 5 Genexpressie.......................................................................................................................17
Les 6: Differentiatie.......................................................................................................................22
Les 7 Weefsels..............................................................................................................................24
Les 8 Oncologie.............................................................................................................................27
Les 10 HPV....................................................................................................................................32
Proeftoets.....................................................................................................................................35
Fouten + informatie......................................................................................................................36
2
, Les 1: Bouw van cellen
Leerdoelen:
1. Verschillen benoemen in de bouw en compartimentalisering van pro- en eukaryote cellen
2. Binnen de eukaryote cellen verschillen benoemen tussen plantaardige en dierlijke cellen
3. Argumenten geven waarom virussen niet tot de levende wezens worden gerekend
4. Verschillen beschrijven tussen de celwanden van planten, bacteriën en schimmels
5. Uitleggen van welke fysische factoren celgrootte afhankelijk is en waarom deze fysische
factoren gebruikt worden om te verklaren dat diverse organismen meercellig zijn.
Prokaryoten
Cellen zonder kern en andere organellen. Het DNA en RNA ligt vrij in het cytoplasma. Prokaryoten
organisme zijn heel klein, altijd eencellig en planen zich voort door deling. Veel soorten leven
anaeroob (zonder zuurstof).
De meeste prokaryoten zijn heterotroof, ze moeten organische stoffen opnemen. Maar er zijn ook
autotrofe soorten, die door middel van chemosynthese of fotosynthese zelf organische stoffen
kunnen maken.
Ze hebben een celwand, die beschermt de cel tegen krachten van buitenaf, bacteriën en aanvallen
van het immuunsysteem. Ze hebben een (minder goed ontwikkeld) celskelet.
Ze zijn altijd unicellulair (=eencellig). Sommige blijven aan elkaar zitten na de celdeling. Bacteriën
kunnen ketens, trossen en biofilms vormen.
Eukaryoten
Cellen met kern, het DNA zit hierin. Ze bezitten organellen en zijn altijd aeroob (met zuurstof).
Eukaryoten hebben ook in de mitochondriën DNA. (Planten hebben ook DNA in de chloroplasten).
Ze kunnen een celwand hebben, (plantencellen wel, maar dierlijke cellen niet).
De meesten zijn unicellulair (de protisten). Protisten is een verzamelnaam, voor eukaryoten die geen
dieren, planten of schimmels zijn.
Veel eukaryoten zijn multicellulair (planten, dieren en schimmels).
Delen binnen ongeveer 24 uur.
Endosymbiose
Het verschijnsel dat eukaryoten ontstaan uit verschillende soorten prokaryoten. De theorie was dat
organellen oorspronkelijk bacteriën zijn geweest.
1. Het begint met een gastheercel zonder kern, anaëroob.
2. De prokaryoot neemt aërobe bacteriën op. Deze bacteriën kunnen met behulp van zuurstof
organische stoffen afbreken en energie leveren.
3. Het endoplasmatisch reticulum en de dubbele kernmembraan zijn ontstaan door
instulpingen van de celmembaarn. De aërobe bacteriën komen onder controle van de kern
en veranderen in mitochondriën.
DNA Organell Celademhalin Celwa DNA Chromoso
2
, in en g nd om
kern
Prokaryot - - Anaëroob/aëroob + Circulair 1 geheel
en
Eukaryot + + Aëroob +/- Liniaire Meerdere
en
Biofilm
Is een laag micro-organisme omgeven door zelfgeproduceerd slijm vastgehecht aan een oppervlak.
Het is een soort leefgemeenschap van bacteriën.
Waarom ‘kiezen’ veel organisme voor een multicellulaire levensvorm?
Eencelligen kunnen niet oneindig groter worden. Om groter te worden moet een organisme
meercellig zijn.
Schimmels Dieren Planten
Eukaryoten
Protista
Ééncelligen met een kern
Prokaryoten
Archaea Monera
Bacteriën
Plantaardige cellen, celwand
Alle planten hebben een primaire celwand, sommige hebben ook een verharde secundaire celwand.
Het middenlamel verbindt cellen. De belangrijkste componenten van de celwand zijn, cellulose,
pectine en lignine.
Cellulose
Polymeer van een bèta-glucose. Het is een vezelige stof, die heel geschikt is als bouwstof voor
celwanden.
2
, Pectine
Een polysacharide (vertakt en veresterd D-galacturonzuur). Het zorgt ervoor dat de plantencellen aan
elkaar klitten. Pectine wordt ook gebruikt in jam.
Lignine
Een houtstof, is een chemische stof. Het is het meeste voorkomende organisch materiaal op aarde na
cellulose.
Plasmodesma
Verbindingen tussen plantencellen. Er kan dus uitwisseling zijn
van kleine moleculen (water, voedingsstoffen, ionen) tussen
verschillende cellen. De binnenkant van het plasmodasma heet
de desmotubulus. Het is een plaatselijke aanpassing van het ER
en staat in verbinding van de ER’s van de aangrenzende cellen.
Dierlijke cellen
Gap junctions zijn vergelijkbaar met plasmodesmata, alleen ze zijn een stuk kleiner.
Celmembr Cytoplas Kern Vacuol Plastid Celwa
aan ma e e nd
Dierlijke + + + - - -
Plantaardi + + + + + +
ge
Schimmels
Bestaan uit een bovengronds vruchtlichaam en een ondergronds netwerk van schimmeldraden,
mycelium. Het mycelium bestaan uit cellen die soms nog celwanden tussen de cellen hebben en
soms met elkaar gefuseerd zijn, afhankelijk van de soort schimmel. De draden in het mycelium
noemen we hyphae.
Celwand lijkt op….
Chitine
Chitine verleent structuur en stevigheid aan de celwand, zonder wordt de celwand zwak en
osmotisch instabiel. De meeste chitine zit dichtbij de plasmamembraan, daar bovenop zit een
netwerk van glycoproteïnen en polysacchariden.
Celgrootte
Minimum: alle structuren moeten erin passen (DNA en functionele moleculen)
Maximum: uitwisseling van stoffen tot in middelpunt van de cel moet voldoende snel blijven gaan.
De diffusiesnelheid van stoffen is de beperkende factor voor de grootte van de cel.
Oppervlakte/volume-verhouding is belangrijk voor bereikbaarheid van stoffen van en naar alle delen
in een cel. Grote cellen zijn dus vaak smal en dun (zenuwcellen).
O ×(C 2−C 1)
Q=Dc ×
D
Waarde/constante Uitleg
Q Hoeveelheid stof die per tijdseenheid diffundeert (door een membraan)
O Oppervlak van de membraan
2
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller kasjaclaess. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.23. You're not tied to anything after your purchase.