Vaccinatie = Ineting met een verzwakte, dood of deel van een pathogeen, waardoor het lichaam zelf
antistoffen tegen dit pathogeen maakt die beschermen tegen een eventuele natuurlijke infectie met
een levend pathogeen.
Immunologie = Is de biologische wetenschap die onderzoek doet naar de fysiologische mechanismen
van het immuunsysteem in de afweer tegen binnengedrongen lichaamsvreemde organismen, cellen
of stoffen.
Immuunsysteem = het complex verdedigingssysteem bestaande uit cellen en oplosbare moleculen
die nauw samenwerken om binnen gedrongen organismen en lichaamsvreemde cellen of stoffen te
weten.
Mazelen epidemie in regio’s niet-gevaccineerden. De mazelen
wordt veroorzaakt door een virus. De besmetting vindt plaats
via druppeltjes die met hoesten en niezen worden verspreid.
Mazelen is een zeer besmettelijke infectieziekte; 1 ziek kind
kan wel tien andere mensen besmetten die niet tegen de
mazelen zijn ingeënt. De besmettelijke periode is van 4 dagen
voor tot 4 dagen na het ontstaan van de huiduitslag. De
vlekjes ontstaan gemiddeld 10 dagen na de besmetting. De
meest voorkomende ziekteverschijnselen bij mazelen zijn
hoge koorts, verkoudheid, vlekken en rode ogen. Soms treedt
oorontsteking of longontsteking op. Mazelen kan ook tot
hersenontsteking of sterfte leiden. De mazelen verspreiden
zich in 2013 in de gemeente waar de vaccintatiegraad onder
de 90% zit.
Extracellulaire pathogenen = infecteren gastheer en proberen te overleven buiten de gastheercellen
in de weefsels of bloed (bacterien, virussen, parasieten en schimmels).
Interacellulaire pathogenen = infecteren gastheer en proberen te overleven in het cytoplasma van de
gastheercellen (virussen en sommige bacteriën).
Pathogenen overleven op verschillende plekken in ons lichaam. Een goed werkend afweersysteem
vereist:
- Goede herkenning van niet-lichaamseigen partikels (organismen, cellen en/of stoffen)
- Juiste en specifieke immuunreactie
- Goede en snelle eliminatie of neutralisatie van het lichaamsvreemde partikel
- Goede opbouw van een immunologisch geheugen
Het immuunsysteem bestaat uit drie linies
1. Eerste afweer linie → Natuurlijke barrières
2. Tweede afweer linie → Sommige celtypen en oplosbare moleculen van het immuunsysteem
3. Derde afweer linie → T- en B-lymfocyten van het immuunsysteem
- Cellulaire immuniteit, helper T lymfocyten en cytotoxische T lymfocyten
- Humorale immuniteit, antistof productie door B-lymfocyten
,De eerste en de tweede afweer linie behoort bij het aangeboren/innate afweer linie. Ook wel de
aspecifieke afweer.
De derde afweer linie behoort bij het verworven/adaptive afweer linie. Ook wel specifieke afweer.
Aangeboren afweermechanismen:
- Basale afweer mechanismen reeds bij geboorte afwezig
- Snel en onmiddellijk beschikbaar/biologisch actief
- Weinig pathogeen-specifiek (aspecifieke afweer)
- Geen opbouw van immunologisch geheugen → afweerreactie is constant
Verworven afweermechanismen:
- Ontwikkelt zich na contact met een pathogeen
- Komt relatief traag op gang
- Zeer pathogeen specifiek (specifieke afweer)
- Wel opbouw van immunologisch geheugen → afweerreactie wordt sterker na elke infectie
De eerste afweer linie, Natuurlijke barrières
Bij de natuurlijke barrières behoren de huid, longen, neus, ogen. Dan bestaat het uit Mechanisch,
Chemisch en Microbiologisch.
- In traanvocht, speeksel, longvocht
- In moedermelk
- Bindt Fe2+ en remt metabolisme bacteriën
- Het remt de bacteriegroei (bacteriostatisch)
Antimicrobieel enzym, lysozym:
- In traanvocht, speeksel, transpiratievocht
- Afbraak peptidoglycanen in bacterie celwand
➔ Doodt bacterien (bactericide)
Antimicrobiële peptide, defensinen:
- Kleine oplosbare moleculen van het innate immuunsysteem die veel soorten bacteriën
doden
- Gemaakt door darmwand en huidepitheelcellen en fagocyten
- Maken poriën in bacterieel membraan (bactericide)
- Zeer kleine positief geladen eiwitten
➔ Doodt bacteriën (bactericide)
,De 2e en de 3e afweerlinie bestaan uit de cellen van het immuunsysteem:
Lymfoïde lijn Myeloïde lijn Erythroïde lijn
De lymfoïde lijn en de myeloïde lijn behoren bij de tweede en de derde linie van de afweer. Uit deze
lijnen behoren de volgende cellen tot het immuunsysteem:
2e afweerlinie, sommige celtypen en oplosbare moleculen van het immuunsysteem
Eliminatie van de pathogenen en het veroorzaken van de ontstekingsreactie (meer in les 3).
Van de cellen die behoren bij het immuunsysteem zijn de cellen uit de lymfoïde lijn de adaptive
cellen. De andere cellen zijn innate cellen.
Mast cell (mestcellen):
- Gespecialiseerde cellen van het immuunsysteem
- In weefsels die in contact staan met buitenwereld. In het bindweefsel nabij de bloedvaten,
zenuwweefsel en ademhaling/spijsverteringsstelsel.
- Kern in monomorf (niet gelobd)
- Hebben een receptor voor IgE (antistof type E)
- Kunnen niet fagocyteren (geen fagocytose)
, - Karateristieke korrels (granulae). In het cytoplasma met stoffen die een immuunreactie
stimuleren. Onder andere histamine → verwijden de bloedvaten; deze hebben ook een rol
bij allergieën. Eotaxine → trekt eosinofielen aan bijvoorbeeld bij een worminfectie.
Fagocytose = het proces waarmee fagocyten micro-organismen fagocyteren (opeten ala PacMan).
Het opeten van de micro-organismen of andere lichaamsvreemde stoffen gebeurt door bepaalde
afweercellen.
De granulocyten van het immuunsysteem. Ze zitten in de innate cellijn. Deze cellen zijn ook
polymorfnucleaire granulocyten (PMN’s). polymorfnucleair wil zeggen dat de kern gelobd is en
hierdoor veel vormen kan hebben.
Neutrofiel
95% van de granulocyten in het bloed zijn neutrofielen. De belangrijke
fagocyterende cel bij de acute ontstekingsreactie. De neutrofielen hebben
verschillende type granula; Met verteringsenzymen voor gefagocyteerde mirco-
organismen en met enzymen die de afweerreactie beïnvloeden.
Basofiel
Functie is vergelijkbaar als met de mestcellen. Ze fagocyteren niet tot nauwelijk. Ze
degranuleren sterk → histamine
Eosinefiel
Deze cellen kunnen fagocyteren. De degranulatie van de enzymen (uitscheiden).
Enzymen voor extracellulaire vertering van parasieten (wormen). Enzymen voor
immuunregulatie (inactivatie van mestcelproducten). Stoffen die een allergische
reactie zouden kunnen opwekken.
De cellen hebben twee typen functies hebben. De fagocyterende activiteit (neutro, eo) en de
granulatie, het uitscheiden van enzymen.
Monocyt differentieert in een macrofaag en dendritische cel (DC). Monocyt:
- 2-10% van de leukocyten in het bloed
- Mononucleai: kern niet gelobd
- Kunnen fagocyten
- Belangrijk celtype bij de acute en chronische
ontstekingsreactie
- Geen granulae → degranuleren niet
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller kasjaclaess. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.25. You're not tied to anything after your purchase.