Sociale ongelijkheid gaat over: - waardering van posities → status (status wordt ook gevormd door macht
rangschikking en privileges (as je beschikt over schaarse en gewaardeerde goederen)
van posities - hiërarchische versch: hoger/lager op sociale ladder (hoog-laag metafoor)
Sociale waardering gaat over de rangschikking van posities in de samenleving = sociale stratificatie
Sociale stratificatie zorgt voor structuur i/d samenleving
Sociale ongelijkheid is een dynamisch proces dat steunt op structuur en cultuur van de samenleving:
de waardering voor posities wijzigt en criteria voor de waarderingsschaal wijzigen
→ blijvend kenmerk v/d SL maar vorm en inhoud kunnen sterk verschillen dus = dynamisch proces
Ontwikkeling van sociale stratificatie
Sociale verschillen
Interactie brengt cultureel en structureel proces op gang (er worden afspraken en grenzen gesteld →
consensus over waarden en normen, er worden ook rollen verdeeld)
Door interactie is er: - Sociale integratie: samenhang van groepsleden door gedeelde opvattingen over
doelen, waarden, normen
- Sociale differentiatie: ontwikkeling van verschillen tussen personen, zo worden ook
rollen verdeeld die het dichtst bij je persoon liggen
Van sociale differentiatie tot sociale uitsluiting
Rollendifferentiatie
natuurlijke en sociale verschillen liggen aan basis van rollen die we opnemen, er wordt niet 1 rol meer
gewaardeerd dan een andere
→ er is dus geen evolutie naar stratificatie want alle rollen zijn gelijk
→ in de meeste gevallen gebeurt dit (stratificatie en uitsluiting) wel want het is een natuurlijk proces
→ gebaseerd op natuurlijke eigenschappen en capaciteiten die een rol spelen bij de rolverdeling
→ geen invloed op waardering die je krijgt van de samenleving (moet genuanceerd worden want bv
huidskleur hebben in de tijd van nazi regime wel een invloed gehad op de sociale posities)
Functionele differentiatie
om tot een product te komen heb je heel diverse functies nodig (industrialisatie = a/d oorsprong)
- opdeling naar functies → hogere productiviteit
- leidt vaak tot verschil in positie op sociale ladder → maatschappelijke evolutie (rangorde van hoog nr
laag) = verschil met gewone differentiatie
Sociale stratificatie
functionele differentiatie → sociale stratificatie (rangverschillen, ene rol meer gewaardeerd dan andere)
→ hiërarchiserend mechanisme: ene positie wordt hoger geplaatst dan de andere
Sociale uitsluiting
1
,SOCIOLOGIE
ontstaat wannr: - dominante groep in SL zijn belangen verdedigt, kapitaal heeft en andere klassen uitsluit
- ‘niet-dominante groep’ geen kapitaal heeft om kloof met de rest van SL te dichten
kenmerken: - tekort aan financiële middelen
multi-dimensionaliteit
- sociaal isolement
van sociale uitsluiting
- beperkte toegang tot sociale- en burgerrechten
Geschiedenis van de sociale stratificatie
Van universele beginselen naar particuliere criteria
universele beginselen: natuurlijke verschillen als criterium voor differentiatie, belangrijke rol in
maatschappelijke organisatie
particuliere criteria: arbeid met privébezit (heeft gezorgd voor de groep ondernemers)
bv agrarische revolutie: eigendom bezitten = macht
bv kapitalisme: heeft gezorgd voor de ontwikkeling v/d klassen (positie en status bepalen de klasse)
→ nu particuliere criteria: bezit, diploma, beroep
mobiliteit = mogelijkheid om van positie te veranderen (belangrijk criterium bij de opdeling v/d
samenleving en vormen van stratificatie)
Traditionele samenlevingen met standen en kasten
- toegewezen: ligt vast van bij je geboorte
- gesloten: nauwelijks de mogelijkheid om te veranderen van positie
Kastenmaatschappij (bv India)
een gesloten groepering van mensen waar men door geboorte toe behoort en blijft behoren.
4 hoofdkasten met onderlinge verdelingen, onderaan: ‘kastelozen’ (w gediscrimineerd en uitgesloten)
o.b.v. religie, de relaties mogen de kaste niet overschrijden
Standenmaatschappij
groepering die op grond van afkomst: bezit + bepaalde privileges + ongelijke rechten en plichten heeft
Moderne samenleving met klassen
verworven en open
economische ontwikkeling en arbeidsverdeling → meer functionele differentiatie → hogere sociale
mobiliteit. De maatschappij heeft een open karakter
je economische positie was niet noodzakelijk meer de positie van je ouders
sociale klasse = groepering van mensen die eenzelfde positie innemen naar maatschappelijk belangrijke
variabelen zoals inkomen-vermogen, beroep, onderwijs, levensstijl,..
in kapitalisme: 2 nieuwe klassen: - de ondernemers : beschikten over kapitaal of gronden → zo goedkoop
mogelijk arbeidskrachten
- de arbeiders : fysieke kracht → wilden loon naar werk
→ zorgt voor een klassentegenstelling = conflicttheorie van Marx
Hedendaagse evolutie – ontwikkelingen
2
, SOCIOLOGIE
tegenstelling tss 2 klassen zwakte af door: - groei van nieuwe middenklasse: beroepsgroep en bedienden
- positie en leefomstandigheden van de arbeiders verbeterde
- leefstijl van arbeider verbeterde: meer consumeren, sparen
- van klassenconflict nr overlegmaatschappij: sossen richtten
zich niet alleen mr op arbeidersklasse mr ook op middenklasse
- belang van goeie opleiding: belangrijker om hoogopgeleid te
zijn dan veel productiemiddelen te hebben
Benaderingswijzen van sociale stratificatie
Functionalisme
sociale stratificatie
= functioneel, zou de samenleving stabieler maken
werkt als een beloningssysteem: hoe meer capaciteiten, hoe hogere positie
Motivatie is de motor van sociale stratificatie. Het functionalisme is een consensustheorie (iedereen is het
eens over de regels dat je kan stijgen/dalen op de sociale ladder)
Er zijn een aantal bedenkingen bij de wetenschappelijke visie van deze visie…
Opleidingsniveau heeft beroep als criterium voor sociale stratificatie naar de achtergrond verwezen
Niet iedereen heeft gelijke kansen (mensen met beperking, vrouwen, migranten,…)
- beroepen: hangt aan status vast, lange tijd was het beroep van vader de toewijzing tot klasse
neg: beroepsstatus zegt niets over inhoud, we geven abstr. betekenis aan beroep op stereotype manier
- opleidingsniveau: status van beroep zegt niks over je opleidingsniveau, correlatie tss opleiding en beroep
is groot, opleidingsniveau is een goeie indicator voor cultureel kapitaal
→ zo krijg je 5 klassen (WITTERDINK) inkomen, beroepsstatus,
opleiding
1. grote kapitaalbezitters: 1% HOOG
2. eigenaars van kleine/middelgrote bedrijven MIDDEN
3. professionele middenklasse en hoogopgeleide bedienden = sterkst groeiende klasse MIDDEN
4. werknemer en arbeidsklasse: 50% MIDDEN
5. ongeschoolden LAAG
Karl Marx → een dimensionele kijk op stratificatie (alleen economisch)
Sociale ongelijkheid is het resultaat van de strijd om schaarse goederen, een strijd die zich afspeelt tussen
verschillende belangengroepen die de macht proberen te verwerven.
Van overlevingseconomie (produceren voor eigen gebruik) naar kapitalistische economie (maakt voor de
productie gebruik van loonarbeid en herinvesteert zijn winst opnieuw)
De belangengroepen zijn in te delen in bezitters van productiemiddelen (grond, kapitaal) versus bezitters
van fysieke kracht (arbeid).
→ hun positie tegenover productiemiddelen zorgt voor indeling van klassen: - burgerij
- proletariaat
Klasse = groep van mensen met een gelijke positie op de arbeidsmarkt en dus met gelijke levenskansen
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller tinedevos1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.