100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Grondslagen van het recht: hoofdlijnen $4.74
Add to cart

Summary

Samenvatting Grondslagen van het recht: hoofdlijnen

 8 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Samenvatting van 48 pagina's voor het vak inleiding in de rechtswetenschap aan de UvA (jaar 1)

Preview 4 out of 48  pages

  • September 10, 2021
  • 48
  • 2016/2017
  • Summary
avatar-seller
Grondslagen van het recht: Hoofdlijnen

H1 Recht
Rechtsregels hebben in het dagelijks leven functies:
→ Verschaffen informatie: onze rechten en plichten weten. (En die van anderen)
→ We weten hoe we ons behoren te gedragen en wat te verwachten van anderen.
→ Bepalen het leven en het lever wordt erdoor gestuurd.
Er zijn ook sociale regels:
→ Algemeen aanvaarde regels in het maatschappelijk verkeer.
→ Groepsregels.
→ Morele regels/ regels van moraal.
→ Regels van beroepsethiek.
Rechtsregels en sociale regels overlappen elkaar ook soms. Soms zijn ze ook in strijd met elkaar.

Functie rechtssysteem: rede waarom je recht nodig hebt.
→ Scheppen sociale orde, men weet wat ie van elkaar kan verwachten.
→ Bevorderen niet-gewelddadige conflictbeslechting.
→ Garanderen individuele ontplooiing en autonomie burgers.
→ Bewerkstelligen zo rechtvaardig mogelijke verdeling van schaarse goederen. (Wie welke
aanspraak op welke goederen heeft dus.)
→ Kanaliseren van sociale verandering. (Geordend verloop.)

Functies organen die zorgen dat het rechtssysteem werkt:
→ Wetgeving: het vaststellen van algemene regels.
→ Bestuur: regels uitvoeren, toepassen en voorzien → handhaving
→ Rechtsspraak: oordelen of overtreding rechtsregels heeft plaatsgevonden.

Soorten rechtsregels:
→ Gedragsnormen: kan een gedraging verbieden, gebieden of toestaan.
→ Sanctienormen: straf voor degene die de wet heeft overtreden.
→ Bevoegdheidsverlenende normen: geven staatsorganen bepaalde macht. Rechten en
plichten.
(Bevoegdheid om een rechtshandeling te mogen verrichten.)
➔ Feitelijke handelen: mogelijkheid om iets te doen of nalaten
➔ Rechtshandelingen: mogelijkheid om gewilde rechtsgevolgen in het leven te roepen, het
ontstaan van rechten en plichten dus. (Overeenkomst sluiten.)

Positief recht: recht in bepaalde gemeenschap door mensen vastgesteld / erkend.
Heeft gelding en is verbindend. De rechtsregel legt rechten, plichten of bevoegdheden vast die
juridisch afdwingbaar zijn.
Effectief recht: recht wordt gehoorzaamd/ toegepast. Niet alle regels zo. Soms laat de overheid het
ook toe: gedoogbeleid. Soms niet effectief want: andere omstandigheden of in strijd rechtsregel.

Ideaal recht: recht dat men wenst. Verschilt per groep / individu.
Rechtvaardigheid en ideaal recht toetsen positief recht. = maatstaf kritiek positief recht.

Objectief recht: het geheel van alle rechtsregels.
Subjectief recht: bevoegdheid/ aanspraak. Het komt toe aan personen.
Voorbeeld: grondrechten: klassieke vrijheidsrechten en sociale grondrechten.
Soms is er door het subjectieve recht van de één een rechtsplicht van de ander. (Het realiseren.)
Subjectieve rechten berusten op het objectieve recht. Iemand heeft bevoegdheden, rechten en
plichten wanneer deze gebaseerd zijn op het objectieve recht.

,H2 Indelingen in het recht
Codificatie: poging om alle rechtsregels op een rechtsgebied op systematische wijze in een wetboek
(codex) weer te geven.
Het geeft overzicht en de onderlinge samenhang komt zo naar voren.
Indeling vaak 3 gebieden: privaatrecht, staats- en bestuursrecht en strafrecht. (Samen publieksrecht.)
Strafrecht: ook economisch strafrecht en verkeersstrafrecht.
Staatsrecht: constitutionele recht. En regels andere organen.

Functionele rechtsgebieden: betrekking op bepaald thema en regelt relaties tussen betrokkenen.

Privaatrecht:
→ Juridische relaties tussen burgers.
→ Vaak om eigen belangen te behartigen.
→ Betrokkenen nevengeschikt
→ Rechter lost een geschil op. Inschakeling rechter is initiatief mensen zelf.

Publieksrecht:
→ Verhouding overheidsorganen onderling of die en burgers.
→ Overheid behartiging algemeen belang.
→ Gezagsrelatie overheid. Burger is ondergeschikt. Overheden onder elkaar zijn redelijk gelijk.
→ Officieer van justitie schakelt rechter in of jijzelf een bestuursrechter.

Alleen het OM kan strafvervolging instellen. Burgers kunnen het OM niet dwingen om stappen te
nemen.

Staatsrecht:
→ Inrichting en opbouw van de staat.
→ Welke organen er zijn en welke taken bevoegdheden deze hebben.
→ Juridische basis overheidsoptreden.

Nationale wetgever: regering en parlement. Ook provinciale en gemeentelijke wetgevers.
Organieke wet: wet die opbouw en inrichting staatsbestel betreft. Hierin staat welke staatsorganen
er zijn en wat ze mogen of moeten doen.

Staatsrechtelijke regelingen:
→ Het statuut: regeling staatsrechtelijke inrichting van het land.
→ Grondwet: staatsinrichting van Nederland.
Klassieke grondrechten: rechten die burger garanderen dat de overheid niet zonder wettelijke
rechtvaardiging kan en mag optreden. Plicht onthouden staatsbemoeienis. ‘vrijheden.’
Dit is gerechtelijk afdwingbaar.
Sociale grondrechten: rechten die de overheid vragen om op te treden. Niet gerechtelijk
afdwingbaar.
Grondrechten vind je ook terug in internationale verdragen. (Verdrag tot bescherming van de
rechten van de mens, verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten.)

Bestuursrecht: (Administratief recht)
→ Regels die rechtsverhouding tussen burger en staat regelen.
→ Rechtsregels voor organen die belast zijn met de uitvoering en handhaving rechtsregels.
→ Bestuursrechter kan overheidsoptreden beoordelen namens de burger.
→ Overheid moet rekening houden in besluiten met de burger.

Bestuursorgaan: overheidsinstantie die direct met burgers te maken heeft en zorgt voor de
uitvoering en handhaving van rechtsregels.

,Legaliteitsbeginsel: overheidsoptreden moet grondslag vinden in de wet.

Strafrecht:
→ Rechtsregels van de feiten die strafbaar zijn gesteld en de straf die kan worden opgelegd.
→ Ook strafprocesrecht.
→ Bevoegdheden opsporingsambtenaar. (politie)

Privaatrecht:
Privaatrecht regelt rechtsverhoudingen tussen burgers onderling.
Rechtsverhouding: geheel van rechten en plichten tussen twee of meer personen.
→ Partijen zijn in beginsel gelijkwaardig
→ Partijen mogen juridische relatie zelfstandig regelen.

Burgerlijk wetboek:
1. Personen en familierecht.
2. Rechtspersonen
3. Vermogensrecht, vermogen: totaal van rechten en plichten die iemand heeft in geld.
4. Erfrecht
5. Zakelijke rechten. (stoffelijke voorwerpen)
6. Verbintenissenrecht. Verbintenis: juridische relatie tussen schuldeiser en schuldenaar.
7. Bijzondere overeenkomsten, koop, huur arbeidsovereenkomst, etc.
8. Verkeersmiddelen en vervoer.
9. Gepland: intellectuele eigendomsrechten
10. Internationaal privaatrecht.

Wetboek van koophandel: gebied van handel en het zakenleven.
Wetboek van burgerlijke rechtsvordering: gerechtelijke procedure in burgerlijke zaken.

Rechtsregels kunnen ook anders worden ingedeeld:
Dwingend recht: rechtsregels waar betrokkenen zich niet van af mogen wijken.
Aanvullend recht: regels waar ze wel van mogen afwijken. Partijen mogen een eigen regeling maken.
Aanvullend recht komt aan de orde wanneer er niet onderling een regeling is getroffen.
‘tenzij anders is bepaald.’

Materieel recht: welke rechten, plichten en bevoegdheden de wet met zich meebrengt. (Inhoud.)
Formeel recht: regels waarmee materieel recht kan worden gehandhaafd. (Procesrecht.)

Internationaal recht: rechtsregels die staten of internationale organisaties hebben vastgesteld of die
internationaal erkend zijn en aangeven hoe deze zich ten opzichte van elkaar of tegenover hun
onderdanen hebben te gedragen.
→ Volkenrecht, recht tussen staten. Veel in verdragen.
→ Recht met betrekking tot internationale organisaties. (met een bepaald doel.)
Nationaal recht: komt binnen nationale staten tot stand en heeft gelding. Ook soms internationale
bepalingen hierin. Nationaal en internationaal vloeit in elkaar over.


H3 Rechtsbronnen
Wanneer is een regel een rechtsregel?
➔ Niet als het voor iedereen geldt en afgedwongen kan worden. Kunnen sociale regels ook.
➔ Ook niet de inhoud van de regels zelf, vaak hetzelfde als morele regels. Maar soms wel!
Het rechtskarakter vind je in de herkomst van de regel! Een regel is een rechtsregel omdat hij
afkomstig is van bepaalde instanties. (Afkomstig uit een van de formele rechtsbronnen.)
Nergens in het wetboek staat precies wat deze zijn. Moet kijken naar wat rechters doen.

, Formele rechtsbronnen zijn:
1. De wetten
2. Jurisprudentie
3. Ongeschreven recht: gewoonterecht en ongeschreven rechtsbeginselen.
4. (internationaal: verdragen, besluiten internationale organisaties, doctrine +zelfde als boven.)

De internationale rechtsbronnen zijn wel schriftelijk vastgesteld.
Je hebt ook materiële rechtsbronnen: factoren die invloed hebben gehad op de inhoud van
rechtsregels. Bijvoorbeeld belangengroepen.

1. De wet: geschreven (Op een bepaalde manier bekend gemaakt, moet worden gepubliceerd.)
besluit dat algemene regels bevat, afkomstig van een overheidsorgaan dat bevoegd is tot het
geven van zulke regels. En moet naar buiten werken: mensen rechten of plichten opleggen.
Mensen worden geacht de wet te kennen.

2. Jurisprudentie: gezaghebbende rechterlijke uitspraken die een nieuwe rechtsregel bevatten.
Een rechter maakt dus rechtsregels. Dit mag eigenlijk niet.
Het moet want:
→ Is geen rechtsregel op het geval van toepassing. Maar plicht uitspraak doen.
→ Rechtsregels spreken elkaar soms tegen.
→ Onduidelijk: bijv. open norm: bepaling verwijst naar andere regels, waarden of maatstaven.
→ Nieuwe gevallen onduidelijk of ze bij de regel passen. Na uitspraak dus wel.

Vaak komt het van de Hoge Raad, lagere rechters nemen dit over. De rechters leggen in de
jurisprudentie de moeilijke en vage wetten uit. Als wetgevenden er niet mee eens zijn kunnen ze een
nieuwe wettelijke regel maken. Daar moeten rechters zich aan houden.

Verschil jurisprudentie en de wet:
→ Rechterlijke uitspraken worden niet van overheidswege bekend gemaakt.
→ Rechterlijke uitspraken komen van iets wat geen wetgevende taak heeft.
→ Rechterlijke uitspraken zijn eerst alleen bindend voor dit concrete geval. Mist algemeenheid.

3. Ongeschreven recht: Rechtsregels die niet gevormd zijn door een wetgever of andere juridische
autoriteiten. Het kan best opgeschreven zijn.
2 soorten:
→ Gewoonterecht: recht door justitiabelen zelf gevormd. Ontstaat in het leven van alledag.
2 voorwaarden:
1. Materiële voorwaarde: dat het een gewoonte is van de samenleving.
2. Intellectuele voorwaarde: groepsleden moeten het opvatten als juridisch bindend. Er is een
rechtsovertuiging: overtuiging dat men zich rechtens behoort te gedragen.
Soms verwijst de wet ook naar gewoonterecht. Is soms sterker dan een dwingende regel.
→ Ongeschreven rechtsbeginselen: waarde die als maatstaf functioneert voor gedragingen.
(bijvoorbeeld gelijkheid, eerlijkheid, redelijkheid, etc.) Ze schrijven niet een bepaald gedag
voor.
Komt voor in alle rechtsgebieden:
- Privaat: niet profiteren eigen misdaad.
- Bij strafrecht komt het voor in strafuitsluitingsgronden, strafrecht alleen geschreven
bepalingen. Geen straf zonder schuld. Bij staatsrecht: verhouding overheid en burger. (Behoorlijk
bestuur.) En overheden onderling.

4. Verdragen: overeenkomst tussen nationale staten, staten en internationale organisaties of
tussen internationale organisaties onderling. Verdragen zorgen voor rechten en plichten. Moeten
ook worden bekendgemaakt.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller jenniferalyssa. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $4.74. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

56326 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$4.74
  • (0)
Add to cart
Added