Dit is een samenvatting voor de kennistoets 'Nederlands in de bovenbouw'.
Hieronder staan de 3 boeken en hoofdstukken vermeld die zijn samengevat:
Boek Portaal: hoofdstuk 4 (4.1, 4.2, 4.3 en 4.6), hoofdstuk 5 (5.1, 5.2, 5.3 en 5.6), hoofdstuk 6 (6.1, 6.2, 6.3, 6.6, 6.7), hoofdstuk 9 (9.1, 9....
Mondelinge vaardigheden zijn van belang om in onze samenleving te functioneren.
Via mondelinge taalvaardigheden communiceer je met jezelf (intrapersoonlijke communicatie) en
met anderen (interpersoonlijke communicatie).
Kinderen hebben een omgeving nodig waarin ze taal horen en waarin ze kunnen experimenteren
met taal.
Wanneer de luisteraar in staat is wat hij hoort te begrijpen, te interpreteren en te integreren in de
eigen kennis of om te zetten in handelingen, spreken we van ‘luistervaardigheid’.
Luisteren wordt gezien als een complexe vaardigheid. Een geluidsreeks wordt door je oren
opgevangen en door je hersenen geanalyseerd tot een reeks taalklanken waaraan een betekenis
wordt toegekend.
We onthouden niet alles van wat we gehoord hebben, dit kan ons werkgeheugen niet aan. Daarom
leren we focussen, luisteren we gericht en scheiden we hoofdzaken van bijzaken.
Manieren van luisteren:
- Passief luisteren: de luisteraar luistert en hoeft geen rekening te houden met de ander.
- Actief luisteren: de luisteraar laat op actieve wijze merken dat hij luistert door bijvoorbeeld;
te knikken, te hummen of de spreker aan te kijken en vragen te stellen.
Spreekvaardigheid:
Spreken doe je met je spraakorganen en bestaat uit meerdere elementen:
Je moet de juiste klank kunnen produceren. Het gaat hierbij om de spreektechniek (een
goede uitspraak, een duidelijke articulatie en een begrijpelijke intonatie).
Je moet weten welke klankenreeks bij welke betekenis hoort. Je moet woorden kennen om
via spraak iets duidelijk te kunnen maken.
Je moet de woorden in logische zinnen kunnen plaatsen.
Gespreksvaardigheid:
Een gesprek is een voortdurende wisselwerking tussen spreken en luisteren, waarbij de sprekers
luisteraars worden en omgekeerd. De non-verbale communicatie en het correct interpreteren van de
luisteraar is erg belangrijk. Deze non-verbale vaardigheden worden ook wel tonen en kijken
genoemd.
1
,Een spreker spreekt woorden uit (verbale taal) en toont tegelijkertijd lichaamstaal. Bovendien toont
hij via zijn intonatie, klankkleur, ritme en klemtonen (prosodische taal) hoe hij de woorden bedoelt.
De luisteraar luistert naar de verbale taal (de woorden) en de prosodische taal en hij kijkt naar de
lichaamstaal.
Non-verbale aspecten zijn in een gesprek minstens zo belangrijk als de verbale aspecten!
4.1.2 De rol van de school bij mondelinge taalontwikkeling
Onderwijs in mondelinge taalvaardigheid is gericht op het uitbreiden, verfijnen en verbeteren van de
dagelijkse taalvaardigheid van leerlingen, maar het is ook gericht op het verwerven van schoolse
taalvaardigheden.
Thuistaal versus schooltaal (CAT en DAT)
Mondelinge taal is vluchtiger en minder afgedwongen dan schriftelijke taal. Alledaagse
mondelinge taal vaak wordt namelijk vaak ondersteund door de mimiek en de houding van
de spreker en luisteraar.
Bij omgangstaal/thuistaal gaan de onderwerpen over zaken in de directe omgeving of
ervaring van de spreker en de luisteraar.
Cognitief academisch taalgebruik (CAT) vindt plaats in situaties waarin de context abstracter
is of buiten de eigen leefomgeving van het kind.
CAT = Cognitief Academisch Taalgebruik
DAT = Dagelijks Algemeen Taalgebruik
4.2 Visies
Leerkrachten gaan in hun mondelinge taalvaardigheid impliciet of expliciet uit van een visie op wat
goed onderwijs in mondelinge vaardigheden is. Het is van belang dat een leerkracht doelgericht
aandacht besteedt aan mondelinge taal.
4.3 Doelen en inhouden
Drie kerndoelen mondelinge taalvaardigheid:
1. De leerlingen leren informatie te verwerven uit gesproken taal. Ze leren tevens die
informatie, mondeling of schriftelijk, gestructureerd weer te geven.
2. De leerlingen leren zich naar vorm en inhoud uit te drukken bij het geven en vragen van
informatie, het uitbrengen van verslag, het geven van uitleg, het instrueren en bij het
discussiëren.
3. De leerlingen leren informatie te beoordelen in discussies en in een gesprek dat informatief
of opiniërend van karakter is en leren met argumenten te reageren.
2
, 4.3.2 Referentieniveaus
Het referentiekader zegt iets over het niveau dat leerlingen aan het einde van de basisschool bereikt
moeten hebben.
Algemene omschrijving Niveau 1F Niveau 1S/2F
Gesprekken Kan eenvoudige gesprekken Kan in gesprekken over alledaagse en
voeren over vertrouwede niet-alledaagse onderwerpen uit
onderwerpen in het dagelijkse leefwereld en (beroeps)opleiding uiting
leven op en buiten school. geven aan persoonlijke meningen, kan
informatie uitwisselen en gevoelens
onder woorden brengen.
Luisteren Kan luisteren naar eenvoudige Kan luisteren naar teksten over
teksten over alledaagse, alledaagse onderwerpen, onderwerpen
concrete onderwerpen en over die aansluiten bij de leefwereld van de
onderwerpen die aansluiten bij leerling of die verder van de leerling
de leefwereld van de leerling. afstaan.
Spreken Kan in eenvoudige Kan redelijk vloeiend en helder
bewoordingen een beschrijving ervaringen, gebeurtenissen, meningen,
geven, informatie geven, verwachtingen en gevoelens onder
verslag uitbrengen, uitleg en woorden brengen over onderwerpen uit
instructie geven in alledaagse de (beroeps)opleiding en van
situaties in en buiten school. maatschappelijke aard.
Leerlingen moeten voor mondelinge taalvaardigheid volgens het referentiekader zes taken kunnen
uitvoeren:
1. Deelnemen aan discussies en overleg
2. Informatie uitwisselen
3. Luisteren naar instructies
4. Luisteren als lid van een livepubliek
5. Luisteren naar een radio en televisie en naar gesproken tekst op internet
6. Een monoloog houden
4.3.3
De tussendoelen voor mondelinge communicatie bestaan uit acht leerlijnen met elk verschillende
subdoelen voor onder-, midden- en bovenbouw:
- Deelname aan gesprekken - Begrijpend luisteren
- Interactief leren - Vertellen en presenteren
- Mondeling taalgebruik - Reflectie op communicatie
- Woordenschat - Reflectie op taal
Leerlingen leren bij mondelinge taalvaardigheden:
- Omgaan met diverse mondelinge taaltaken gericht op communiceren, conceptualiseren en
expressie geven
- Verschillende interactieve vaardigheden voor gespreksvoering
- Verschillende monologische vaardigheden om doelgericht om te vertellen en te presenteren
- Verschillende receptieve vaardigheden om doelgericht te luisteren en te kijken hoe ze kunnen
reflecteren op (het) communicatie(proces).
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller pabojuf. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.29. You're not tied to anything after your purchase.