Hoofdstuk 1
1.1 benadering van het begrip staat
Binnen een staat zijn er een of meer organen bevoegd tot het uitoefenen van dwang. Men zegt dat
die organen met gezag zijn bekleed. Dit gezag kan bij een persoon berusten of bij bepaalde
groepen. De regels die betrekking hebben op de organisatie van de met gezag beklede organen
en de grenzen van hun gezag, vormen de rechtsregels die wij staatsrecht noemen. Het staatsrecht
is van gemeenschap tot gemeenschap, van staat tot staat verschillend.
In de Middeleeuwen was het gezag in de West-Europese landen een persoonlijk recht van de
vorst. Erfenis en huwelijksinbreng hebben in belangrijke mate tot het ontstaan van de koninkrijken
bijgedragen.
In onze dagen echter is er, als het gaat om vloed van burgers op het staatsbestuur, maar een
premisse denkbaar voor iedere staatsleer: elke burger is gelijkwaardig en heeft recht op gelijk
invloed op het staatsbestuur. Er zijn in een land geen burgers die buiten de groep vallen. Door
deze vooropstelling, die een ethische eis van gelijkwaardigheid van de mens is, valt een deel van
de vroegere problematiek weg.
1.2 Verdeling van de staatsmacht over verschillende organen
Om het risico van de altijd dreigende dictatuur te ontgaan, heeft men een middel gevonden dat
redelijk goed heeft gewerkt: dat is de verdeling van het gezag over verschillende organen en dus
over verschillende mensen of groepen van mensen. Doordat ieder orgaan slechts een deel van het
gezag kan uitoefenen, heeft het de andere orgaan nodig. De verschillende organen waarover het
gezag verdeeld is, houden op deze wijze elkaar in evenwicht en er ontstaat een stelsel dat
weliswaar tamelijk ingewikkeld is, maar dat daartegenover een zekere stabiliteit in de
machtsverhoudingen waarborgt. Men noemt dit een stelsel van checks and balances.
Deze gedachten van de scheiding van machten in de staat werd in 1748 door Montesquieu
geïntroduceerd. Het kenmerkende daarvan is, dat er drie organen in de staat bestaan: de koning,
het parlement en de rechterlijke macht, die ieder een eigen functie uitoefenen en onafhankelijk van
elkaar zijn.
Wetgevend: parlement, maakt de wetten
Uitvoerend: koning, voert wetten uit
Een andere taakverdeling van het gezag bestaat in een territoriale splitsing. Men geeft niet een
centrale overheid alle bestuursbevoegdheden, maar men verleent een deel van die bevoegdheid
aan regionale overheden. Het verlenen van vrij vergaande bevoegdheden aan gemeentelijke en
provinciale organen, waarbij echter geen terreinen principieel zijn uitgesloten van centrale
bemoeienis.
1.3 De democratische rechtsstaat
Het begrip rechtsstaat ziet op de bescherming van de burger tegen het staatsbestuur. Het verwijst
naar een staat waarvan de organisatie erop is gericht dat burgers beschermd zijn tegen
machtsmisbruik door de staat zelf.
Democratische rechtsstaat: een staat met een bestuur dat zowel democratisch als rechtstatelijk is
ingericht.
Binnen het begrip democratie vallen de volgende aspecten te onderscheiden:
1. Een democratische staat is niet denkbaar zonder vrije en geheime verkiezingen van het
parlement. Burgers hebben gelijkelijke het recht om de leden van de volksvertegenwoordiging
te kiezen (actief kiesrecht) en tot lid van de volksvertegenwoordiging gekozen te worden
(passief kiesrecht)
,2. Er moet sprake zijn van openheid voor machtswisseling. Er moeten niet alleen verkiezingen
zijn het moet ook duidelijk zijn hoe lang de verkozenen hun functie kunnen uitoefenen en dat
niet altijd dezelfde personen aan de macht kunnen blijven.
3. Het parlement dient een centrale rol te spelen in het staatsbestel. Dat betekent in ieder geval
dat de volksvertegenwoordiging een beslissende stem dient te hebben zij het vaststellen van
wetgeving.
Binnen het begrip rechtsstaat vallen de volgende aspecten te onderscheiden:
1. De staat erkent dat individuen en particulieren instellingen een staatsvrijer sfeer toekomt. Ook
een door het volk gekozen parlement moet deze sfeer waar onder andere grondrechten zoals
de vrijheid van godsdienst, de vrijheid van meningsuiting en het recht op bescherming van de
persoonlijke levenssfeer over vallen, respecteren. Minderheden worden zo beschermd tegen
een tirannieke meerderheid.
2. Optreden van het bestuur dat voor de burger bezwarend is, bv heffen van belasting, dient te
berusten op een algemene regel die de bevoegdheid van het desbetreffende orgaan omschrijft.
Het orgaan is aan deze regel gebonden. Dit aspect van de rechtsstaat wordt wel omschreven
als het legaliteitsbeginsel. Het voorkomt dat burgers in gelijke gevallen ongelijk worden
behandeld
3. De regels waarin de bevoegdheden van een smaakorgaan zijn omschreven, moeten zijn
vastgesteld door een ander orgaan. Als een orgaan zijn eigen bevoegdheden mag uitbreiden,
zou het van geval tot geval de spelregels kunnen veranderen.
4. Geschillen tussen de burger en de staat moeten worden beslist door een onafhankelijke en
onpartijdige rechter.
1.4 Grondregels van een democratisch-rechtsstatelijke staatsorganisatie
Eerste grondregel: geen bevoegdheid zonder grondslag in wet of Grondwet
Het bestuur heeft door bevelen en de rechterlijke macht door vonnissen zeggenschap over het
dwangapparaat van de staat: leger en politie. Om machtsmisbruik te voorkomen is in de eerste
grondregel neergelegd, dat rechter en bestuur beide die bevoegdheid slechts mogen gebruiken,
voor zover de Grondwet of de wet dat uitdrukkelijk toestaat. Geen ambtenaar heeft het recht
iemand te arresteren, iemands eigendom in beslag te nemen, zonder dat een wettelijke regel die
bevoegdheid geeft.
Het legaliteitsbeginsel wordt slechts in formele zin nageleefd, doordat de door regering en Staten-
Generaal gemaakte wet nauwelijks inhoudelijke regels bevat maar de bevoegdheid deze vast te
stellen overdraagt (delegeert) aan lagere instanties.
Tweede grondregel: niemand kan een bevoegdheid uitoefenen zonder verantwoording schuldig te
zijn of zonder dat op die uitoefening controle bestaat
De eerste grondregel beperkte iedere bevoegdheid binnen door de wet te stellen grenzen. De
rechter is bijvoorbeeld bij de oplegging van vrijheidsstraf gebonden aan het maximum dat de wet
op ieder strafbaar feit stelt. De regering heeft het recht van gratie van straffen, art 122 GW.
De vormen van verantwoordingsplicht van en controle op overheidsorganen zijn vele:
a. Er is in de eerste plaats de politieke verantwoordingsplicht van bestuurlijke organen tegenover
vertegenwoordigende organen. De ministers moeten zich verantwoorden tegenover het
parlement, de leden van gedeputeerde staten tegenover de provinciale staten, de
burgemeester en wethouders tegenover de gemeenteraad.
b. In de tweede plaats zijn ambtenaren die bepaalde bevoegdheden hebben, verantwoording
schuldig aan hun chefs. Zij moeten verantwoording aan hun chef afleggen, en die chefs zijn op
hun beurt weer verantwoordelijk voor de instructies die zij aan de ondergeschikte hebben
gegeven.
c. Ook zonder dat sprake is van een ambtelijke ondergeschiktheid kan het voorkomen dat een
bestuursorgaan wordt gecontroleerd door een ander orgaan. Repressief toezicht houdt in dat
een hoger bestuursorgaan een beslissing van een lager orgaan achteraf kan corrigeren.
d. Gezagsdragers kunnen strafrechtelijk verantwoordelijk zijn voor hun daden. Dit is het geval met
ministers, wanneer zij hun medeondertekening verlenen aan koninklijke besluiten, wetende dat
, daardoor de Grondwet of andere wetten of algemene maatregelen van bestuur worden
geschonden.
e. De meeste besluiten van bestuursorganen zijn vatbaar voor beroep. Belanghebbende kunnen
aan de beroepsinstantie vragen deze besluiten te vernietigen en soms te vervangen.
f. Wanneer er geen beroepsmogelijkheid aanwezig is, kan bij de burgerlijke rechter een actie uit
onrechtmatige daad tegen de overheid worden ingesteld, art 6:162 BW.
g. Er is ook een controle van de rechter op zekere wetgevende organen. De rechter mag niet
beoordelen of een formele wet in strijd is met de Grondwet. De wetgever zelf heeft te
beoordelen of een wettekst in overeenstemming is met de Grondwet.
Hoofdstuk 2
2.1 Bronnen van het staatsrecht
De bronnen van het staatsrecht zijn de Grondwet, gewoonterechtelijke regels en een aantal
geschreven regelingen in de vorm van wetten of algemene maatregelen van bestuur.
2.3 Betekenis van de Grondwet voor het staatsrecht
Het is belangrijk te beseffen dat als de grondwettelijke terminologie op een bepaald terrein
delegatie toestaat, dit niet betekent dat de lagere regelgever zelfstandig een regeling kan treffen.
Staat de Grondwet delegatie toe, dan is het aan de formele wetgever om uit te maken of, in
hoeverre en aan wie deze delegatie zal plaatsvinden.
2.6 Verdere bronnen van staatsrecht
Het staatsrecht omvat de rechtsregels, geschreven of ongeschreven, die de samenstelling en de
functionering van de organen van de staat, hun bevoegdheden en onderlinge verhouding regelen,
en het omvat bepaalde fundamentele normen over de verhouding van de burgers tot de overheid.
Zulke wetten tot uitvoering van een grondwettelijke opdracht om een materie bij de wet te regelen
noemt men wel organieke wetten.
OO
De eerste functie is de constituerende functie. Deze functie betreft de wijze waarop ambten op hun
plek komen, in het leven worden geroepen, worden ingesteld. Zo wordt de Tweede Kamer
gekozen door de kiesgerechtigde burgers, de minister benoemd bij Koninklijk Besluit, evenals de
burgemeester en de rechter. Voor alle in het staatsrecht relevante ambten kan in de bronnen van
het staatsrecht worden gevonden op welke wijze zij in het leven worden geroepen. De tweede
functie is de attribuerende functie. Aan in het leven geroepen ambten worden doorgaans door de
regelgever bevoegdheden toegekend/geattribueerd. Zo is de burgemeester onder meer belast met
de handhaving van de openbare orde in zijn gemeente, beschikt de Tweede Kamer over het recht
van amendement etc. Deze bevoegdheden kunnen in de regel niet onbeperkt worden uitgeoefend.
Het komt veel voor dat de regelgever grenzen stelt aan de uitoefening van deze bevoegdheden.
Dit noemt Kortmann de regulerende functie. Zo mag een (straf)rechter niet de doodstraf opleggen,
noch de wet in formele zin aan de Grondwet toetsen, en mag de burgemeester in zijn ijver de
openbare orde te handhaven niet de burgers in zijn gemeente verbieden tegen hem te
demonstreren.
3 functies van het staatsrecht:
1. Constituerende functie -> hoe komt een ambt op zijn plek?
Bv: burgemeester. Stap 1: de vraag ‘hoe komt de burgemeester op zijn plek’. Stap 2: waar
vind ik het in de wet/de bron (art 61 GW). Stap 3: toepassen, de regering benoemd
de burgemeester. Stap 4: antwoorden.
2. Attribuerende functie -> welke bevoegdheden worden er toegekend?
Bv: handhaven van de openbare orde.
3. Regulerende functie -> de vraag naar de grenzen aan die bevoegdheden
Grenzen stellen aan de uitoefening van de bevoegdheden. Bv: burgemeester mag niet
tegen burgers zeggen dat ze voor een bepaalde tijd (18:00) binnen moeten blijven.
, IN DE GRONDWET STAAT: WAT GEBEURT ER + WAT IS TOEGESTAAN:
Bij wet: • Attributie door de Grondwetgever aan de
wetgever in formele zin
• Delegatie is niet toegestaan
Bij of krachtens de wet: • Attributie door de Grondwetgever aan de
wetgever in formele zin
• Delegatie is wel toegestaan
Vorm van werkwoord regelen: • Attributie door de Grondwetgever aan de
wetgever in formele zin
• Delegatie is wel toegestaan
Vorm van zelfstandig naamwoord regel: • Attributie door de Grondwetgever aan de
wetgever in formele zin
• Delegatie is wel toegestaan
Grondwettelijke terminologie: Terminologie andere regelgeving:
attributie/delegatie van regelgevende delegatie/subdelegatie van regelgevende
bevoegdheid bevoegdheid
„Bij wet..“: „Bij algemene maatregel van bestuur…“/
· attributie aan wetgever in formele zin; “Bij ministeriële regeling…”/
· delegatie NIET toegestaan “Bij provinciale verordening…”/
“Bij gemeentelijke verordening…”:
• delegatie door wetgever in formele zin aan
regering (AMvB)
of minister (ministeriële regeling)
of provinciale staten (provinciale verordening)
of gemeenteraad (gemeentelijke verordening);
• subdelegatie NIET toegestaan
„Bij of krachtens de wet…”: „Bij of krachtens algemene maatregel van
• attributie aan wetgever in formele zin; bestuur…“/
• (sub-)delegatie is WEL toegestaan “Bij of krachtens ministeriële regeling…”/
“Bij of krachtens provinciale verordening…”/
“Bij of krachtens gemeentelijke
verordening…”:
• delegatie door wetgever in formele zin aan
regering (AMvB)
of minister (ministeriële regeling)
of provinciale staten (provinciale verordening)
of gemeenteraad (gemeentelijke verordening);
· subdelegatie WEL toegestaan
Een vorm van het werkwoord „regelen“, Het gebruik van het werkwoord “regelen” of een
Een vorm van het zelfstandig naamwoorden vorm van het zelfstandig naamwoorden “regels”
“regels” of “regeling” Voorbeelden: of “regeling” is beperkt tot de Grondwet.
„de wet regelt..“, of „De wet stelt regels…“:
· attributie aan wetgever in formele zin;
· (sub-)delegatie is toegestaan
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lynnhaanappel. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.36. You're not tied to anything after your purchase.