Toetsmatrijs Management & Organisatie blok B
*Leiderschap = het specifieke vermogen om mensen te volgen. Zie voor meer info tabel 9.1 blz 387
*Manager = een persoon die het handelen van andere mensen in een organisatie op gang brengt en stuurt.
Hij is verantwoordelijk voor het (financieel) resultaat van een divisie of afdeling en geeft leiding aan een
groep medewerkers.
• Groei van een organisatie leidt tot een scheiding tussen uitvoerende werkzaamheden en leidinggeven
(hiërarchische niveaus)
– Topmanagement: verantwoordelijk voor de algehele leiding van de organisatie
– Middenmanagement: stuurt de activiteiten aan van het lager management/de uitvoerende
medewerkers (kan bestaan uit meerdere hiërarchische lagen)
– Lager management: laagste niveau van leidinggevenden (afdelingsmanagers)
*Beleidsformulerende taken = taken die op het terrein liggen van
vooruitzien, voorspellen, plannen en organiseren.
*Beleidsuitvoerende taken = taken die te maken hebben met het
delegeren van werkzaamheden en het controleren en motiveren
van medewerkers.
*Onderscheid tussen functionele en algemene manager:
– Functionele manager: is verantwoordelijk voor één activiteit
(inkoopmanager, marketingmanager, verkoopmanager).
– Algemene manager: is verantwoordelijk voor alle activiteiten
binnen het organisatorische gedeelte (productie, marketing of directeur van een werkmaatschappij).
*Trends binnen de werkzaamheden van het management:
– Afplatting: minder managementniveaus (en managers) binnen de organisatie-> lager middenmanagement
– Coachen: minder klassiek direct leidinggeven, maar de medewerker zelf meer ruimte geven.
– Verschuiving van functionele managers naar meer algemene managers: organisaties worden steeds
meer vormgegeven in autonome businessunits.
Hierdoor krijgt het middenkader meer beleidsformulerende taken en het top management slechts een
voorwaardenscheppende taak. Oorzaak snel mee kunnen veranderen in de omgeving.
*Mintzberg onderscheidt drie hoofdrollen van de manager:
1. Interpersoonlijke rollen: onderhouden van relaties met anderen in en buiten de organisatie,
verantwoordelijk voor de voortgang en het resultaat van processen die onder zijn competentie vallen.
– Voornaamste rollen: boegbeeld, leider, liaisonofficer.
2. Informationele rollen: beschikken en gebruiken van relevante informatie over de organisatie en
omgeving, zal op de hoogte moeten zijn van veranderingen en van de resultaten van zijn afdeling.
– Voornaamste rollen: waarnemer, verspreider, woordvoerder.
3. Besluitvormende rollen: bestuurder van een eenheid zal de manager richting moeten geven aan het
uitvoeren van het beleid, nemen van beslissingen voor de optimale inzet van mensen en middelen.
– Voornaamste rollen: ondernemer, oplosser van strubbelingen, toewijzer van middelen,onderhandelaar
Manager is voornamelijk zijn meeste tijd kwijt aan het communiceren met organisatieleden en mensen
buiten de organisatie.
*Topmanagers: Benamingen topman of ondernemer: directeur, algemeen manager, voorzitter van de
Raad van Bestuur, Chief Executive Officer (CEO). Belangrijke eigenschappen: inspirator, initiator, great
communicator, enthousiast, creatief, symboolfunctie, politicus.
*Middenmanagement: Benamingen: alle leidinggevende onder het topmanagement, divisiemanagers,
adjunct-directeuren, afdelingshoofden, bedrijfsleiders. Belangrijke taken: leidinggeven aan en sturen van
activiteiten, nemen van operationele beslissingen, doorgeven van informatie: top-down en bottom-up,
plannen, organiseren van werkzaamheden, motiveren van medewerkers, onderhouden van interne en
externe contacten, rapporteren, genereren van business.
- Middenmanagement zit altijd tussen twee vuren en stelt hoge eisen aan de competenties van het
middenmanagement.
- Middenmanagement heeft sleutelpositie bij het doorvoeren van veranderingen, overbrengen.
*Managers bij de overheid/zorg: hierbij worden (gedeeltelijk) andere eisen gesteld dan aan managers in
het bedrijfsleven. Redenen:
, – Overheid kent geen marktgerichte organisatie: handelen naar de wil van volksvertegenwoordiging,
provinciale staten of gemeenteraad
– Grotere onduidelijkheid over de te leveren producten: producten en prijzen komen tot stand onder
invloed van steeds (vaker) wisselende politieke en bestuurlijke besluitvorming
– Gebrek aan 'accountability'; moeilijk om managers af te rekenen op het (financiële) resultaat
– Transparantie: openbaarheid van behoorlijk bestuur
Door privatisering van (semi)overheidsinstellingen worden verschillen tussen beide groepen kleiner!
*4 Informatierollen van de manager:
- Antennerol: manager zoveel mogelijk informatie uit de externe omgeving, maar ook uit interne
organisatie probeert op te vangen die hem een zo compleet mogelijk beeld verschaft van het reilen en
zeilen van de organisatie. Die info is voornamelijk informeel, persoonlijke contacten en klein gedeelte
formeel zoals schriftelijke rapportages. Informatie is niet gegevens, gegevens = feiten.
- Informatieverspreider: gegevens zijn dus grondstof voor informatie. De manager zal informatie
analyseren en interpreteren en deze weer in een bepaalde dosering en vorm distribueren aan andere
organisatieleden.
- Spreekbuis: de manager zal ook informatie verstrekken aan belangengroepen buiten de organisatie,
zoals klanten, toeleveranciers en de pers.
- Strategiemaker: bepalen van de strategie van de organisatie omdat hij beschikt over een totaalbeeld.
*Drie soorten informatie: strategisch = informatie waarin de relatie met de omgeving tot uitdrukking komt
die dient voor het nemen van beslissingen die uitwerken op de middellange termijn. Vb: informatie over
de concurrentie, marktinformatie, politieke informatie. Tactisch en organisatorisch = waarbij de relatie
wordt gelegd met de besturing van de interne organisatie, dient voor het nemen van beslissingen die
aangeven hoe strategisch besluiten worden uitgevoerd. Vb:
informatie over de organisatiestructuur, bedrijfskosten, personele
informatie, productinformatie. Operationeel = waarbij de relatie
wordt gelegd met primaire processen in de organisatie zoals
productie, transport. Dient om beslissingen te nemen die
samenhangen met het realiseren van tactische besluiten. Vb:
productiecijfers, indexen over ziekteverzuim, aantal overwerkuren
per medewerker.
*Eisen aan managementinformatie: recent, betrouwbaar, globaal
van aard, overzichtelijk gepresenteerd, toekomstgericht.
*Informatiesysteem = een samenstel van componenten zoals
mensen, machines en activiteiten, dat ervoor zorgt dat gegevens worden verwerkt tot informatie die
voorziet in de behoefte van organisatieleden en niet organisatieleden.
*Binnen veel organisaties treffen we nog sub informatiesystemen die ooit zijn opgezet maar waaraan
niemand meer behoefte heeft vb: levering van overzichten op papier.
*Het topmanagement heeft ten aanzien van informatievoorziening de volgende taken: bepaling van
informatiestrategie, aangeven van relaties en de randvoorwaarden tussen verschillende bedrijfsfuncties
in de organisatie, aangeven de mate van integratie tussen de verschillende deelinformatiesystemen in en
buiten de organisatie, aangeven van informatiebehoefte. Indien men beschikt over informatie kan men
zich hiermee een bepaalde machtspositie werven. Hierbij zien we vaak rivaliteitsverhoudingen leidt tot
eigen belang en spanning.
*Manager en macht = het vermogen om invloed uit te oefenen op medewerkers. Belangrijk onderdeel bij
het leidinggeven = het leiden van de organisatie naar haar doel. Machtsbronnen:
1. Beloningsmacht: gedrag beïnvloeden via beloning
2. Afgedwongen macht: gedrag beïnvloeden via straf
3. Legitieme macht: medewerker erkent (binnen bepaalde) grenzen) de macht van de manager
4. Expertisemacht: gedrag beïnvloeden via kennis
5. Referentiemacht: gedrag beïnvloeden via charisma/bewondering (relationele kwaliteiten)
-Positiegebonden machtsmiddelen: om bepaald gedrag te stimuleren of af te remmen, fysieke middelen
(faciliteiten), economische middelen (geldelijke regelingen), informatiemiddelen (door bepaalde info wel of
niet te geven).
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller studentSimone. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $12.34. You're not tied to anything after your purchase.