Week 47 (casus 1)
§3.1
Het begrip kent verschillende definities. Als er gesproken wordt over vitale functies met
betrekking tot levensreddende handelingen (basic life support, advanced life support) zijn de
vitale functies: die functies waarvan uitval of stoornissen erin direct leiden tot
levensbedreigende situaties.
In de klinische situatie luidt de omschrijving van vitale functies: de lichamelijke functies die
door het centraal zenuwstelsel worden gereguleerd en die van essentieel belang zijn voor
het functioneren van het lichaam.
Een parameter is een veranderlijke grootheid die een proces beïnvloed. De belangrijkste
vitale parameters zijn de lichaamstemperatuur, de pols (hartslag), de ademhaling en de
bloeddruk.
De lichaamstemperatuur is het resultaat van een evenwicht tussen warmteproductie en
warmteverlies en wordt in de hypothalamus in de hersenen gereguleerd.
Temperatuurveranderingen vormen een aanwijzing voor de gezondheidstoestand van een
lichaam. De lichaamstemperatuur kan worden beïnvloed door pyrogenen, door
aandoeningen van het zenuwstelsel of door verwonding.
De pols is het arteriële kloppen, veroorzaakt door de hartcontracties, zoals het door palpatie
van een slagader te voelen is. Een zwakke pols kan een indicatie zijn voor een verminderde
perfusie in dat gebied.
De ademhaling zorgt voor gaswisseling: zuurstof wordt opgenomen in het lichaam en
kooldioxide wordt uitgescheiden.
De bloeddruk is de druk in het arteriële systeem. Regelmatige meting van de bloeddruk geeft
informatie over de toestand van het hart, de slagaders en arteriolen, de vaatweerstand en
het hartvolume.
§3.1.1
Leeftijd is van invloed op de lichaamstemperatuur. Bij pasgeborenen varieert deze tussen de
36 en 38*C. Bij bejaarde patiënten tussen de 36 en 37*C. Deze variatie ontstaat doordat de
warmteregulatie bij beide leeftijdsgroepen niet optimaal functioneren. Bij oudere patiënten
is de warmteregulatie afgenomen als gevolg van fysiologische veranderingen die optreden
bij veroudering.
De ademhaling verandert met het ouder worden eveneens. Pasgeborenen hebben een
ademhalingssnelheid van 30 à 80 keer per minuut. De polsfrequentie neemt ook af.
Pasgeborenen hebben een gemiddelde polsfrequentie van 140 slagen per minuut, bij
volwassenen is dat gemiddeld 72 slagen per minuut. De bloeddruk kan wel stijgen. De
gemiddelde bloeddruk van een pasgeborene is 65/42 terwijl de normale bloeddruk van een
volwassene uiteenloop van 120/180 tot 100/160.
De belangrijkste verschillen bij etniciteit lijken zich voor te doen bij de bloeddruk. Mensen
met Afrikaanse afkomst zijn vatbaar voor hypertensie (hoge bloeddruk).
, VTV
Sommige geneesmiddelen hebben een directe of indirecte invloed op de temperatuur, de
hartslag, de ademhaling en de bloeddruk.
Acute pijn leidt tot activering van het sympathisch zenuwstelsel, waardoor vervolgens de
hartslag, de ademhalingsfrequentie en de bloeddruk worden verhoogd. Chronische pijn
verlaagt de hartslag in reactie op stimulering van het parasympatisch zenuwstelsel.
§3.3
De krachtige uitstoot van bloed door de linkerhartkamer veroorzaakt een golf die de
slagaders aan de perifere lichaamsdelen overdragen. Als in de polsslagader polsslagen
worden overgeslagen, zoals bij premature hartslagen of een irregulaire hartslag, is de
radiale polsfrequentie kleiner dan de apicale polsfrequentie. Dit verschil wordt polsdefecit
genoemd.
§3.3.1
Het autonome zenuwstelsel reguleert de bloedcirculatie. Daarnaast vindt in veel organen
autoregulatie plaats (zelfstandige plaatselijke regulering van de doorbloeding).
Het autonome zenuwstelsel reguleert de bloedsomloop via het vasomotorische centrum in
het verlengde merg. Baroreceptoren (zenuwuiteinden die gevoelig zijn voor drukwisseling,
en die in de wand van de halsslagader en in de aortaboog liggen) hebben eveneens invloed
op het vasomotorische centrum. Wanneer het bloedvolume afneemt, worden deze
receptoren gestimuleerd.
Aan de pols (of polsslag) kunnen worden geobserveerd:
De hartfrequentie
Het hartritme
Het slagvolume
De gelijkmatigheid van het slagvolume
De spanning
Een hartfrequentie hoger dan 100 slagen per minuut wordt tachycardie genoemd; een
frequentie lager dan 60 slagen per minuut heet bradycardie. Aandoeningen zoals congestief
hartfalen, bloedingen en shock, uitdroging en bloedarmoede leiden tot tachycardie om de
afgenomen zuurstofvoorzieningen van de weefsels te compenseren.
Het slagvolume (ofwel de vulling) is de hoeveelheid bloed die het hart per contractie
wegpompt.
Als je het slagvolume vermenigvuldigt met de hartfrequentie krijg je het hartminuutvolume.
De pols kan afwezig of zwak zijn. Of de pols voelbaar is hangt af van de mate van vulling van
de slagader tijdens de systole (samentrekking van de kamer) en de leging tijdens de diastole
(ontspanning van de kamers). Als er geen perifere of centrale pols kan worden gepalpeerd,
kan een dopplerstethoscoop gebruikt worden om vast te stellen of er een pols is.
, VTV
§3.5
Tijdens de hartcyclus zorgt het hart voor druk om de organen van het lichaam van bloed te
voorzien. Het verschil tussen de systolische en diastolische bloeddruk is de polsdruk, die
normaal 30-50 mmHg bedraagt.
De bloedstroom ondervindt weerstand van de bloedvaten (perifere vaatweerstand) als
gevolg van de werking van het autonome zenuwstelsel.
Onder elasticiteit wordt de mate verstaan waarin de bloedvatwand in zijn oorspronkelijke
stand terugkeert nadat er bloed in is gepompt.
Als het bloedvolume toeneemt, stijgen de systolische en diastolische bloeddruk, een afname
van het bloedvolume heeft het omgekeerde effect.
De stroperigheid (viscositeit) van het bloed is van invloed op de snelheid waarmee het bloed
door de slagaders stroomt.
Chemoreceptoren in de aortaboog en in de sinus caroticus zijn ook van invloed op de
bloeddruk.
§3.5.1
De systolische druk geeft een indicatie van de toestand van het hart en de grote slagaders.
De diastolische druk geeft een indicatie van de vaatweerstand van de arteriolen en de
perifere vaten. De polsdruk geeft informatie over het functioneren van het hart en over het
bloedvolume.
Voor de meeste patiënten is de indirecte methode om de bloeddruk te meten (non invasive
blood pressure- NIBP) met een sfygmomanometer en een stethoscoop voldoende
nauwkeurig.
Elektronische bloeddrukmeters meten de systolische, diastolische en gemiddelde druk
continu met van tevoren ingestelde tussenpozen.
De directe methode om bloeddruk te meten is continu: hierbij wordt de gemiddelde
arteriële druk gemeten.
Bloeddrukwaarden worden geregistreerd aan de hand van de korotkovtonen. Deze geluiden
worden k-fasen genoemd. De systolische waarde wordt gemeten wanneer de eerste
korotkovtoon hoorbaar wordt.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller julia-stel. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.50. You're not tied to anything after your purchase.