Week 47 (casus 1)
§2.1.3 (theoretisch kader)
Om tot een objectieve weergave van wat is waargenomen te komen, kan de
verpleegkundige gebruik maken van de volgende mogelijkheden:
Observeren met meerdere verpleegkundigen
Navragen bij de patiënt of de observatie juist is
Navraag doen bij anderen over het geobserveerde gedrag
Observaties vergelijken met uitingen van de patiënt
Het fenomeen regelmatig en herhaaldelijk observeren
Er zijn verschillende methoden om observatiegegevens te verzamelen. De volgende
methoden zijn te onderscheiden:
Observatie zonder meetinstrumenten: in deze situatie gebruikt de verpleegkundige
alleen haar zintuigen om de patiënt te observeren.
Observatie met een meetinstrument: er zijn verschillende soorten meetinstrumenten
- Monitor die de patiënt of bepaalde functies van de patiënt weergeeft of
registreert.
- Thermometer, bloeddrukmeter etc om lichamelijke functies te meten.
- Vragenlijst of enquête om informatie te verkrijgen.
- Beoordelingsschaal
De observatiemethoden zijn enerzijds gekoppeld aan verpleegkundige interventies en acties
gericht op de verpleegdoelen en anderzijds op onderzoek en behandeling door andere
disciplines.
Door verschillende oorzaken kunnen observaties mislukken of verkeerde gegevens
opleveren. De belangrijkste factoren zijn:
Stoornissen in de waarneming
Onvoldoende alertheid op datgene wat in de omgeving van observator en
geobserveerde gebeurt
Onvoldoende actief of gemotiveerd zijn van de observator
Beperkte kennis en ervaring van de observator
Te veel gewoontevorming en automatismen in het observatiegedrag, waardoor
zaken niet meer worden opgemerkt
Inadequate hulpmiddelen of verouderde en achterhaalde methoden
Onvoldoende oog voor de totaliteit van de patiënt en zijn omgeving door een te
sterkte gerichtheid op een enkel aspect
Slechte relatie tussen observator en geobserveerde
Neiging te snel te interpreteren
Een algemeen doel is het observeren van een pas opgenomen patiënt om zo veel mogelijk
gegevens over hem te verzamelen en te ontdekken hoe hij op zijn nieuwe omgeving
reageert. Een specifiek doel is minder vaag en heeft meer structuur. De vraagstelling is
hierbij exact aangegeven
, CGO
§3.6 (gezondheidsbevordering)
Preventie is gericht op het verbeteren van de gezondheidstoestand van het individu, van
groepen en uiteindelijk zelfs van de gehele bevolking.
We spreken van individuele preventie als een individuele hulpvrager met een individueel
(hoog) risico gebruikmaakt van de gezondheidszorg om het risico te voorkomen, te beperken
of te behandelen. In dat geval verleent de verpleegkundige zorg aan een individuele patiënt
die door zijn lichamelijke, geestelijke en/of sociale situatie een gezondheidsrisico loopt.
Individuele preventie wordt door verpleegkundigen ook wel de hoogrisicobenadering
genoemd. Bij deze vorm van preventie is het opsporen van de persoon met een hoog risico
vaak lastig.
Bij collectieve preventie is er een gezondheidsrisico met een gemeenschappelijk karakter.
Hierbij worden gezondheidszorgvoorzieningen aangeboden aan groepen in de bevolking of
aan de bevolking als geheel. De risicofactor wordt opgespoord om de kans te verkleinen dat
deze leidt tot ziekten of aandoeningen in de gehele bevolking.
Collectieve preventie wordt ook wel de populatiebenadering genoemd. Bij collectieve
preventie is meer gezondheidswinst te verwachten dan bij individuele preventie. Een
voordeel van de collectieve benadering is dat hiermee grote groepen mensen worden
bereikt.
Bij de collectieve benadering treedt de zogenoemde preventieparadox op. Er zijn dan wel
belangrijke effecten op de gezondheidstoestand van de bevolking als geheel, maar de
individuele persoon bereikt weinig gezondheidswinst.
Het op grote schaal implementeren van programma’s gericht op collectieve preventie wort
ook bemoeilijkt door het probleem van het vaststellen van de doelgroep, waarbij de vraag is:
wie heeft er baat bij het programma? Dit probleem wordt ook wel de anonimiteit van
preventie genoemd, want de mensen die baat hebben bij het preventieprogramma blijven
onzichtbaar.
§7.1.3 (psychologie)
Na de neonatale periode breekt een periode aan die de Engelstaligen infancy noemen. Deze
zuigelingentijd duurt ongeveer tot het kind achttien maanden tot twee jaar oud is, het
moment dat de taalvaardigheid zich begint te ontwikkelen.
Stimulatie door de omgeving speelt een belangrijke rol bij het vormen en consolideren van
verbindingen.
Voor de ontwikkeling van de hersenen, met betrekking tot bijvoorbeeld taalvaardigheid en
emotionele intelligentie, zijn de eerste jaren de vruchtbaarste tijd. Bepaalde vermogens
ontwikkelen zich alleen normaal als de stimulatie binnen een specifieke periode plaatsvindt.
Zulke perioden worden gevoelige (of sensitieve) perioden in de ontwikkeling genoemd.
, CGO
Naarmate de dendrieten en de axonen groeien en verbindingen vormen, neemt het totale
gewicht van het zenuwweefsel in de hersenen snel toe: gedurende de eerste twee jaar met
50 procent.
Tegelijkertijd gaan ongebruikte verbindingen verloren, in een proces dat synaptic pruning
(‘snoeien’) wordt genoemd. In dit proces worden de neuronen zelf niet vernietigd, maar
keren ze terug naar een ongedifferentieerde toestand waarin ze ‘wachten’ op een functie
tijdens de toekomstige ontwikkeling.
Het genetisch bepaalde groei- en ontwikkelingsprogramma dat zich in de loop van de tijd
ontvouwt, wordt door psychologen aangeduid met de term rijping (of muratie). Hoewel de
rijping bepalend is voor het algemene tijdsverloop waarin een individu biologisch gezien rijp
is voor een nieuwe fase, kan het exacte tijdstip van de ontwikkeling door de omgeving
worden vervroegd of verlaat. De bekende bioloog Edward Wilson noemt dit principe genetic
leash.
Een tekort aan menselijk contact kan het tegengestelde resultaat tot gevolg hebben en
leiden tot ernstige achterstanden in het leren zitten en lopen.
Dit concept illustreert de onvermijdelijke interactie tussen nature en nurture, die zo
fundamenteel is wanneer we willen begrijpen hoe en waarom individuen zich zo
ontwikkelen als ze doen.
Een type stimulatie dat nog niet besproken is, is aanraking. Op grond van observaties konden
de Harlows aantonen dat de aapjes zich hadden gehecht aan een ‘moederfiguur’ die
contactsteun gaf: stimulatie en geruststelling door lichamelijke aanraking.
Psychologen noemen de ontwikkeling van een hechte emotionele band tussen het kind en
een ouderfiguur hechting.
Een opmerkelijk voorbeeld van een instinctieve hechting treedt op bij inprenting: het
fenomeen dat sommige pasgeboren diersoorten zich sterk aangetrokken voelen tot het
eerste bewegende object of individu dat ze zien.
Door de methoden in uiteenlopende culturen toe te passen, merkte Ainsworth dat de
reacties van kinderen in twee hoofdcategorieën uiteenvielen: de kinderen vertoonden
veilige hechting of onveilige hechting. Veilig gehechte kinderen waren ontspannen en op
hun gemak met hun verzorgers en verdroegen vreemden en nieuwe ervaringen of waren
daar zelfs in geïnteresseerd. Als ze van hun verzorgers werden gescheiden raakten ze van
streek. Dat is een uiting van verlatingsangst.
Onveilig gehechte kinderen konden in twee categorieën worden verdeeld: angstig-
ambivalent gehecht en vermijdend gehecht. De angstig-ambivalent gehechte kinderen
wilden contact met hun verzorgers, huilden van angst en woede als ze van hun verzorgers
werden gescheiden en bleken moeilijk te troosten, zelfs nadat ze werden herenigd met hun
verzorger.
De angstig-vermijdend gehechte kinderen waren niet geïnteresseerd in contact, gaven geen
blijk van verdriet wanneer ze van hun verzorgers werden gescheiden en toonden geen
duidelijke blijdschap als ze werden herenigd.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller julia-stel. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.93. You're not tied to anything after your purchase.