Neurobiologische Achtergrond Van Opvoeding En Ontwikkeling
Institution
Universiteit Leiden (UL)
Book
The Student\'s Guide to Social Neuroscience
Ik vond dit een heel lastig vak maar deze samenvatting heeft mij geholpen alle stof goed op te slaan. Ik heb het vak met deze samenvatting in 1 keer gehaald.
Social Neuroscience - Key Terms ALL chapters 1-11 from the book 'The Student’s Guide to Social Neuroscience'
Social Neuroscience - Key Terms chapters 8-11 from the book 'The Student’s Guide to Social Neuroscience'
All for this textbook (22)
Written for
Universiteit Leiden (UL)
Pedagogische Wetenschappen
Neurobiologische Achtergrond Van Opvoeding En Ontwikkeling
All documents for this subject (43)
3
reviews
By: jadevanderheijden1 • 2 year ago
By: Mirrrrrrr • 1 year ago
Translated by Google
Hi Jade, thanks for the great review. Glad you've benefited from my summary.
By: amberchaudron • 2 year ago
By: Mirrrrrrr • 1 year ago
Translated by Google
Hi Amber, sorry to see you're not happy with the notes. Is there anything you would have liked to see differently in the notes?
By: Niqu2000 • 2 year ago
By: Mirrrrrrr • 1 year ago
Translated by Google
Hello! Thanks for the great review. Glad to see that you've benefited from my notes.
Seller
Follow
Mirrrrrrr
Reviews received
Content preview
HC2. De basis.
ZENUWSTELSEL.
Centrale zenuwstelsel: hersenen en ruggenmerg.
Perifere zenuwstelsel: alle lichaamszenuwen. Bestaat uit 2 delen;
1. Somatische zenuwstelsel: regelt bewuste spiercontrole.
2. Autonome zenuwstelsel: regelt onbewuste spiercontrole. Bestaat uit 2 delen;
a. Sympathische zenuwstelsel: Mobiliseren van energie (versnellen van hartslag).
b. Parasympatische zenuwstelsel: Conserveren en bewaren van energie (vertragen van
hartslag).
RHOMBENCEFALON.
= achterste hersenen.
Medula: oorsprong van craniale zenuwen en belangrijk voor vitale
reflexen.
Pons: zenuwbanen kruisen hier.
Cerebellum: motoriek.
MESENCEFALON.
Is erg klein, reptielenbrein.
PROSENCEFALON: DIENCEFALON.
Thalamus: relaystation: informatie komt hier als eerste binnen. Cortico-corticale verbindingen.
Hypothalamus: Relaystation voor lichaamsfuncties die te maken hebben met hormonen.
PROSENCEFALON: TELENCEFALON.
Cerebrale cortex: hersenschors die weer in vier gedeeld kan worden:
1. Occipitaalkwab: gezichtsvermogen.
2. Temporaalkwab: gehoor, taal en visuele functies.
3. Parientaalkwab: sensorische functies zoals aandacht en aanraking.
4. Frontaalkwab: motoriek, EF, geheugen en emotie.
Limbisch systeem: onder de cortex, emoties en sociaal gedrag.
Basale ganglia: poortfunctie afgestemd met hersenactiviteit in andere hersengebieden.
Verstoorde poortfunctie: ziekte van Parkinson
,ANDERE INDELING BREIN.
Hemisferen. Linker en rechter hersenhelft .
Grijze stof: cellichamen.
Witte stof: zenuwuitlopers.
Ventrikels: met vocht gevulde holtes die het brein beschermen.
HERSENACTIVITEIT: PRIKKELOVERDRACHT.
Synaps: ruimte tussen neuronen.
Presynaps: zenders.
Postsynaps: ontvanger.
Neuron: bestaat uit cellichamen en uitlopers van dendriet en axon.
Axon: via het axon gaat informatie van het neuron naar
presynaptische terminals.
RUSTPOTENTIAAL.
Concentratiegradient in rust: buitenkant is positiever.
Meer Na+ buiten dan binnen het neuron.
Meer Ka+ binnen dan buiten het neuron.
Natrium-kaliumpomp: pompt 3 Na+ de cel uit en 2 Ka+ de cel in.
Rustpotentiaal: nodig om snel te kunnen reageren.
ACTIEPOTENTIAAL.
Vuren: elektrische stroom over het axon.
Stap 1: Verandering van het rustpotentiaal.
Hyperpolarisatie: neuron kan niet vuren.
Depolarisatie: neuron kan vuren. Hersenactiviteit ontstaat.
Stap 2: Depolarisatie.
Na+ stroomt de cel in waardoor een positief potentiaal zich verspreid over het axon.
Stap 3: Repolarisatie.
Na+ kanalen sluiten op het hoogtepunt en Ka+ kanalen gaan open.
Kalium stroomt de cel uit waardoor de binnenkant negatiever wordt.
Stap 4: Herstel van het concentratiegradient.
De Na+Ka+pomp laat natrium uit de cel en kalium in de cel.
VERSPREING VAN HET ACTIEPOTENTIAAL OVER HET AXON.
Het proces herhaalt zich op elk punt.
1. Na+ stroom de cel in op punt 1.
2. Punt 1 wordt daardoor positiever dan punt 2.
3. Na+ stroomt naar punt 2 en daar begint depolarisatie.
4. Na+ kanalen gaan daar open.
5. Op punt 1 gaan de Na+ kanalen dicht en de Ka+ kanalen open.
Myeline: vettige substantie op het axon die hersenactiviteit versnelt doordat deze worden
overgeslagen.
,PRIKKELOVERDRACHT DOOR DE SYNAPS.
Wanneer het actiepotentiaal aankomt aan het einde wordt deze afgescheiden door
neurotransmitters:
Glutamaat.
GABA.
Acetylcholine.
Mono-aminen (sociale brein):
o Dopamine
o Serotonine
o Adrenaline
o Noradrenaline
De neurotransmitters hechten zich aan de postsynaptische neuronen (ontvangers).
NEUROTRANSMISSIE.
Ionotropische effecten: directe effecten. Neurotransmitter hecht zich aan receptor, een ion-kanaal
opent en het rustpotentiaal veranderd direct.
Metabotropisch effecten: indirecte effecten. Neurotransmitters hechten zich aan receptor en dit zet
een serie metabole processen in gang.
SOCIALE BREIN.
Dorsolaterale prefrontale cortex DLPFC:
Verwerken van informatie.
Gedrag aansturen en organiseren.
Integratie van informatie.
Motivatie.
Orbitofrontale cortex OFC:
Inhibitie.
Obsessief gedrag.
Insula:
Integreren van lichamelijke sensaties.
Integreren van bewuste lichamelijke en emotionele ervaringen.
Losse ervaringen worden één ervaring.
Inschatten van gevoelens en gedachten van anderen.
Amygdala:
Voelen van emoties.
Vooral angst.
Herkennen en ervaren van emoties.
Hippocampus:
Lange-termijn geheugen.
Sociaal gedrag: mensen herkennen.
Thalamus en hypothalamus:
Schakelstations.
Informatie over hormonen.
, ZELFTOETS HC2.
1. Welke onderdelen van het neuron zie je hier?
A. Axon
B. Dendriet
C. Myeline
D. Cellichaam
E. Knoop van Ranvier
F. Celkern
2. Wat hoort op de lege plekken?
De natrium-kalium pomp speelt een belangrijke rol bij het in stand houden van het verschil in
lading tussen de binnenkant en buitenkant van een neuron dat niet actief is. Dat verschil in lading
heet het rustpotentiaal. De natrium-kalium pomp brengt voor elke 2 deeltjes kalium die naar
binnen worden gepompt drie deeltjes natrium naar buiten. Na een actiepotentiaal herstelt de
natrium-kalium pomp de concentratiegradiënt, de onevenredige verdeling van kalium en natrium
ionen over de ruimte binnen en buiten het neuron.
3. Maak matches.
Depolarisatiefase - Natrium instroom
Repolarisatiefase - Kalium uitstroom
Rustpotentiaal - Concentratiegradiënt
Actiepotentiaal niet mogelijk - Hyperpolarisatie
4. Hoe zorgt myeline voor het versnellen van het actiepotentiaal?
Het actiepotentiaal verspreidt zich over het axon doordat het proces van depolarisatie en repolarisatie
zich op elk punt langs het axon herhaalt. Myeline dekt stukjes van het axon af, waardoor herhalen van
het proces niet op elk punt plaats hoeft te vinden, maar stukjes over kan slaan. Daardoor verplaatst
het actiepotentiaal zich sneller.
5. Selecteer alle neurotransmitters uit de onderstaande lijst.
Juist zijn dopamine, serotonine en glutamaat.
(Glucose (suiker) is geen neurotransmitter. Cortisol is een hormoon. Het heeft wel invloed op het
brein, maar is geen neurotransmitter.)
6. Match elke term met de juiste beschrijving.
Presynaptisch neuron: 'Zender': Het neuron dat een signaalstof afgeeft.
Postsynaptisch neuron: 'Ontvanger': Het neuron waarop een signaal wordt overgedragen.
Receptor: Molecuul waaraan signaalstoffen zich hechten. Bevindt zich op het
cellichaam en/of de dendrieten van een neuron.
Neurotransmitter: Signaalstof betrokken bij de prikkeloverdracht tussen neuronen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Mirrrrrrr. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.51. You're not tied to anything after your purchase.