Samenvatting van hoorcolleges, werkgroepen en boeken voor Inleiding Sociologie. Ik studeer zelf aan de Universiteit Leiden en heb dit vak in 1x gehaald met het leren van deze samenvatting.
Sociologie Samenvatting
Week 1, H1: Wat is sociologie?
Sociologie = systematisch onderzoek van de menselijke samenleving.
Hoe groot is de invloed van de samenleving op ons gedrag, gedachten en gevoelens.
Marginaliteit (deel uitmaken van de dominante groep) helpt bij het in staat zijn om het sociologisch
perspectief te hanteren.
Mondiaal/globaal perspectief = het bestuderen van de wereld in zijn geheel en de plaats die onze
samenleving daarin inneemt. Is een verlenging van het sociologisch perspectief.
Het leven dat we leiden wordt gevormd door het land waarin we leven.
Contacten tussen samenlevingen zijn sterk toegenomen.
Veel sociale problemen waarmee de westerse wereld geconfronteerd wordt zijn elders veel ernstiger
Globaal denken helpt ons om meer inzicht In de onze zelf te krijgen.
Sociologische perspectief is belangrijk omdat het een belangrijke rol speelt In het tot stand komen
van wetten en overheidsmaatregelen ook bevordert het onze individuele groei en bewustwording
Positivisme = inzichten verwerpen op basis van wetenschappelijk onderzoek
Sociologie is een wetenschap die ontstaat tijdens de belangrijke en ingrijpende sociale verandering
en de 18e en 19e eeuw.
Moderniteit = sociale patronen die het resultaat zijn van de industrialisering. Door moderniteit
verdwijnen kleine, traditionele gemeenschappen. En meer diversiteit. Ook was er sprake van
toenemende arbeidsverdeling.
Rationalisme en kapitalisme kwam op.
3 hoofdvragen van de sociologie:
- Hoe is sociale (on)gelijkheid mogelijk?
- Hoe is sociale (wan)orde mogelijk?
- Hoe werkt het proces van rationalisering modernisering van de wereld?
Week 1, H2: Sociologische theorieën en methoden:
Sociologen willen meer inzicht krijgen in de samenleving. Theorie is een stelsel van uitspraken die
met elkaar samenhangen.
Structureel functionalisme = de samenleving wordt als complex systeem gezien, waarin er
onderlinge samenwerking tussen de verschillende delen is en dat solidariteit en stabiliteit beoogd.
Deze benadering richt zich op sociale structuur en sociale functies. Macroniveau.
Manifeste functies: beoogde gevolgen van een sociaal patroon
Latente functies: niet-beoogde gevolgen van een sociaal patroon
Sociale disfunctie = een sociaal patroon dat het functioneren van de samenleving kan verstoren.
Conflictsociologie = een denkkader waarin de samenleving wordt opgevat als een arena van
ongelijkheid die conflicten en verandering veroorzaakt. Ongelijkheid op gebied van sekse, ras, sociale
klasse enz. Conflictanalyse op macroniveau.
,Symbolisch interactionisme = in denkkader waarin de samenleving wordt opgevat als het resultaat
van de interacties tussen individuen. Microniveau. We leven in een wereld van symbolen, we geven
aan vrijwel alles een bepaalde betekenis.
Rationelekeuzebenadering = alle sociale handelingen kunnen worden teruggevoerd op rationele
keuzes van individuen. Microniveau
Positivistische sociologie = het op systematische observaties van het sociale gedrag gebaseerde
onderzoek van de samenleving ook wel, empirische sociologie. Vaak vanzelf sprekend of ‘gezond-
verstand’ denken.
Operationaliseren: nauwkeurig onder woorden brengen wat wordt gemeten en hoe dat wordt
gemeten.
Interpretatieve sociologie = richt zich in haar onderzoek van de samenleving op de betekenissen die
mensen aan hun sociale werkelijkheid toekennen. Begrijpen is hier een belangrijk instrument.
Kritische sociologie = laat zich in haar onderzoek van de samenleving leiden door de noodzaak tot
sociale verandering.
Sociologisch onderzoek kan op 5 manieren door gender beïnvloed worden (zie blz. 43)
In een experiment toets je een specifieke hypothese met een afhankelijke en een onafhankelijke
variabele.
Je hebt ook enquête onderzoek met respondenten.
Tot slot heb je participerende observatie en focusgroepen, ook wel veldwerk. Focusgroepen houdt in
dat het een soort kruising tussen een interview en een discussie met een groep is. Er is een
gespreksleider die de leiding heeft.
Secundaire data heb je als je gegevens gebruikt die door anderen zijn verzameld.
Opzet sociologisch onderzoek op blz. 59
Artikel Spelregels voor sociologen:
Sociologie wil zowel theoretisch als empirisch zijn. Theoretisch: gebeurtenissen met behulp van
algemene beginselen verklaren en voorspellen. Empirisch: in hoeverre deze beginselen met hun
werkelijkheid sporen en de waarnemingen leiden tot het aanvaarden of verwerpen van theorieën.
Stel een probleem, formuleer een theorie en verricht onderzoek.
3 hoofdvragen: het ongelijkheidsprobleem, het cohesieprobleem en het rationaliseringsprobleem.
Verschillende soorten vragen: beschrijvend, trend, vergelijkend, verklarend en toetsend.
Theorieën geven richting aan onderzoek doordat ze toetsingsvragen oproepen.
HC 1:
Sociologisch perspectief = de gedachte dat we zelf ons leven bepalen moeten we loslaten, de
samenleving beïnvloedt onze beslissingen en ervaringen sterk.
Hoofdvragen:
- Ongelijkheden (stratificatie) tussen inwoners
- Cohesie van maatschappijen
, - Rationaliseringsprocessen (modernisering) die zich voordoen op allerlei terreinen van het
maatschappelijk leven.
Het onderscheid tussen normaal en afwijkend gedrag wordt door de samenleving bepaald.
Bestuderen bij menselijk en deviant gedrag, social constructed reality.
Ontstaan van de sociologie:
Sociologie is ontstaan n.a.v. industrialisering, groei van steden en politieke veranderingen.
In de Franse revolutie stonden vrijheid, gelijkheid en solidariteit centraal.
Durkheim: keek naar hoe sociale veranderingen zorgen voor cohesie.
Risico op anomie (normloosheid) door toename van diversiteit
Vond zelfmoord een goede graadmeter voor anomie, mensen met een zwakkere binding (vrijer)
pleegde meer zelfmoord.
Weber: verandering door rationalisering. Kennen en wetenschap vs religie. Individualisering.
Onttovering.
Week 2, H7: Economie, verzorgingsstaat en politiek:
Economie en politiek zijn sociale instituties (een belangrijk sociaal levensterrein of maatschappelijk
subsysteem dat aan de behoeften van mensen tegemoet moet komen.)
Na de industriële revolutie kreeg je de postindustriële economie dat gebaseerd was op
dienstverlening en technologie.
Primaire sector: grondstoffen onttrekken aan hun natuurlijke omgeving
Secundaire sector: van de grondstoffen goederen maken
Tertiaire sector: niet producten, maar dienstverlening
Er is sprake van een wereldeconomie
Bij kapitalisme zijn de natuurlijke middelen om goederen en diensten te produceren in particuliere
handen.
Welzijnskapitalisme = verzorgingsstaat, in de verzorgingsstaat staan twee soorten kenmerken
centraal.
Morele kenmerken: waarden die centraal staan
Structurele kenmerken: betreft de inrichting, organisatie en staatsvorm.
Staatskapitalisme = bedrijven zijn in particuliere handen, maar werken nauw samen met de
overheid.
Bij het socialisme zijn rijkdommen en middelen om goederen te produceren en diensten te verlenen
collectief bezit.
Om de verzorgingsstaat betaalbaar te houden moest er een omslag worden gemaakt van
verzorgingsstaat naar een participatiemaatschappij.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller iris10. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.69. You're not tied to anything after your purchase.