In deze samenvatting (Nectar hoofdstuk 15: Kwetsbare ecosystemen , vwo 5) staat alles wat je moet weten over ecosystemen. In deze samenvatting staat alle noodzakelijke informatie. Veel succes met leren!
Ecosysteem: een begrensd gebied met een wisselwerking tussen de organismen onderling (biotische
factoren) en hun omgeving (abiotische factoren)
ENERGIE
In elk ecosysteem (BINAS 93B) gebruiken organismen energie om organische stoffen te vormen
Organische stoffen: stoffen met C- en H-atomen en vaak ook een O-atoom
Door fotosynthese maken planten (en enkele bacteriën) met het behulp van zonlicht glucose
Anorganische stoffen: hebben geen C-H-bindingen
Energie van planten (door fotosynthese) wordt opgenomen door andere organismen
Elk organismen gebruikt een deel van de organische stoffen als bouwstof of energiebron
ENERGIESTROOM
Voedselketen:
1. Producenten: autotroof (planten/bacteriën): leggen energie vast in organische stoffen
Planten zijn foto-autotrofe organismen (m.b.v. lichtenergie organische stoffen maken uit
anorganische stoffen)
2. Consumenten: heterotroof (dieren): gebruiken organische stoffen als bouwstof of brandstof: energie
wordt gebruikt voor celprocessen en lichaamsactiviteiten
Deel van de energie verlaat de consumenten als warmte (BINAS 93A1)
3. Reducenten (schimmels en bacteriën): breken organische afvalproducten (van gestorven organismen)
af tot anorganische stoffen
BINAS 93A1 & 93E1: pijlen geven energiestroom aan
ANDERE ENERGIEBRONNEN
Enkele chemo-autotrofe bacteriën gebruiken chemosynthese: het opbouwen van organische stoffen
uit anorganische stoffen m.b.v. energie die vrijkomt bij een chemische reactie met anorganische
stoffen
Nitrietbacteriën gebruiken de energie van een NH4+ oxidatie tot NO2- om glucose te vormen uit CO2 en
H2O
Nitraatbacteriën oxideren NO2- tot NO3-
Planten nemen NO3- om eiwitten te vormen
Bij rotting ontstaat NH4+
BINAS 93G
, 15.2 POPULATIES
KLEINE, KWETSBARE POPULATIES
Fitness: het vermogen om bepaalde allelen door te geven aan de volgende generatie
Een gevarieerde genetische samenstelling van een populatie verhoogt de overlevingskansen
Populatie wordt ingekrompen door:
- Inteelt (het kruisen van nauwverwante dieren) verlaagt de variatie afwijkingen
- Ziekte
- Predatie
- Parasieten
Ongunstige biotische en abiotische factoren beïnvloeden de populatie negatief
POPULATIEDYNAMIEK
Populaties nemen af door sterfte en emigratie
Populaties nemen toe door geboorte en immigratie
LEVEN IN EEN NIEUWE OMGEVING
(Ecologische) niche: functie van het organisme in het ecosysteem (waar/hoe het organisme kan leven)
Habitat: waar de soort/populatie werkelijk leeft
Gradiëntecosysteem: ecosysteem met geleidelijke veranderingen van een soortensamenstelling en
milieufactoren grote biodiversiteit
AANTALLEN SOORTEN
De eilandtheorie beschrijft het verband tussen de biodiversiteit en factoren als de grootte van een
eiland en de afstand die organismen moeten afleggen om er te komen
BINAS 93C: kruisingen van de grafieken tonen dynamische evenwichten tussen het aantal soorten dat
immigreert en het aantal dat uitsterft:
De plaats van het evenwicht hangt af van de grootte van het eiland en de afstand van het eiland tot
het vasteland.
Eilandtheorie geldt ook voor andere gescheiden gebieden (bv. bergtoppen en meren)
Of organismen een gebied koloniseren hangt af van de afstand en of er al soorten zijn: vanwege
concurrentie met andere soorten om habitats en ecologische niches
KLEIN EN GENETISCH ARM
Founder effect: bij kolonisatie is de allelensamenstelling van de nieuwe populatie minder gevarieerd
dan die van de oorspronkelijke
Flessenhalseffect (/bottleneck-effect): een verandering in de allelfrequenties na een ramp (bv.
epidemie of brand) waarbij het aantal individuen/allelen sterk is afgenomen
Genetic drift: de toevallige verspreiding van genen; bij een te kleine populatie en/of in een groot
gebied komen sommige dieren niet aan voortplanting toe allelfrequenties neemt af
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller JustDoIt. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.20. You're not tied to anything after your purchase.