Alleen de hoofdstukken 1,2,4,5 en 6 zijn samengevat, omdat dit de enige hoofdstukken zijn die binnen het vak Cognitieve Ontwikkeling en Leerproblemen zijn behandeld.
Hoofdstuk 1 – Classificatie, betekenis en identificatie van
leerproblemen.
Classificaties: Hierbij worden soortgelijke zaken onderverdeelt in
homogene subgroepen. Dit wordt gebaseerd op overeenkomsten en
verschillen.
Bij de Learning Disabilities (LDs) worden de problemen onderverdeelt in
gedragsproblemen, verbale problemen of mentale achterstand (mental
disorder).
Betrouwbare en valide classificaties bevatten communicatie, voorspelling,
behandeling.
Er zijn twee zaken die de betekenis van LDs moeilijk maakt.
1. Het is een lastig te observeren fenomeen (Net als bijv. IQ)
Nu wordt er vooral gekeken naar het concept van ongelijkheid.
Wanneer blijkt dat een kind onder-presteert ten opzichte van andere
leerlingen. Het is lastig om te meten, omdat er geen een meting is
die alle componenten van het construct omvat en elke meting bevat
een bepaald aantal fouten.
2. De LDs hebben veel dimensies en komen verschillend voor.
Er is nu een cut-point. Leerlingen die eronder scoren hebben dan
een LD en erboven dus niet. Maar je weet niet waar het aan ligt,
waar het door komt etc. De problemen liggen vooral bij de definitie,
classificatie en identificatie.
Modellen van classificatie
1. Aptitude-achievement discrepancy: De meest gebruikte vorm is
zoeken naar een verschil tussen een IQ test en een achievement-
test (prestatie). Hier gebruiken ze een samengestelde maat van IQ
en een reading achievement test (vooral woorden lezen). Er wordt
hierbij vanuit gegaan dat een IQ test de leer-capaciteit van een kind
kan aangeven.
Om te testen of dit model valide is, wordt er een onderscheid
gemaakt tussen leerlingen die een verschil hebben in IQ en
achievement en leerlingen die geen verschil hierin hebben, maar
beiden even slecht scoren op reading achievement. De vraag is hoe
groot het verschil tussen deze twee groepen en in hoeverre het
betekenisvol is. Er komt uit verschillende studies naar voren dat dit
model een kleine validiteit heeft. Er blijkt dat een IQ test en een
reading achievement test te verschillend zijn om te kunnen bepalen
of een kind LDs heeft. Er is weinig betrouwbaarheid dat deze test
1
, daadwerkelijk LDs bij kinderen identificeert. Het heeft te weinig
bewijs voor externe validiteit op meerdere domeinen.
2. Low achievement: Het is moeilijk om alleen op low achievement te
bepalen of er spraken is van een LD. Daarvoor zal in ieder geval
uitgesloten worden dat de low-achievement niet door iets anders
komt. Daarnaast zou je ook achievement moeten meten als je wil
weten wat low achievement is. Voor deze test is er wel genoeg
bewijs van validiteit. Toch is alleen het meten van low achievement
niet genoeg. In hoeverre verschillen de low achievers waarvan hun
lage prestaties worden veroorzaakt door LDs van degene die laag
presteren door emotionele stoornis, lage sociaal-economische status
of inadequate instructie. In dit opzicht is de validiteit niet voldoende.
3. Intraindividual differences: Hierbij bekijken ze de cognitieve
sterkten en zwakten van individuen op LDs vast te stellen. Een
persoon met een LD heeft sterkten in veel gebieden, maar
opvallende zwakten in belangrijke cognitieve gebieden, die leiden
tot onder-prestatie. Deze manier is essentieel om een LD vast te
kunnen stellen. Toch blijkt ook bij dit model dat het lastig is om vast
te stellen of de specifieke zwakten worden veroorzaakt door een LD,
door emotionele stoornis, lage sociaal-economische status etc. En er
moet worden opgelet dat individuen met zogenoemde ‘flat cognitive
profiles’ niet behoren tot kinderen met een LD.
4. RTI (response to instruction): Degene die bij deze test niet
adequaat profiteren van een steeds sterkere instructie, worden
gezien als iemand met LD. Essentieel bij deze metingen is. 1.
Betrouwbare en valide metingen die gevoelig zijn voor interventie en
die meerdere keren kunnen worden toegepast. 2. Gevalideerde
interventie protocollen voor beoogde uitkomsten als
woordherkenning en begrip. 3. School-niveau modellen die een
gecoördineerd systeem van screening, interventie en plaatsing
beschrijven. Aan de ene kant is dit model meer betrouwbaar, omdat
het bestaat uit meerdere metingen op verschillende momenten. Bij
de andere modellen gaat het om een moment opname. Maar ook
deze meting bevatten errors, hoewel deze wel verminderd worden
door herhaling.
Uitsluitingsfactoren
Het is belangrijk dat er onderscheid wordt gemaakt in LDs en leerlingen
met een taalachterstand doordat zij een andere moedertaal hebben of
leerlingen met een verstandelijke handicap. Hetzelfde geld voor lage
sociaal-emotionele status, emotionele stoornis of inadequate instructie. Bij
deze zaken moeten er andere maatregelen worden genomen dan bij
leerlingen met een LD.
2
, Lastig is ook dat emotionele of gedragsproblemen niet onder de
beschrijving van LD vallen, maar ze komen wel vaak gezamenlijk voor
(denk aan ADHD of emotionele problemen die samengaan met problemen
als laag zelfvertrouwen, sociale isolatie, angst, depressie en frustratie).
Conclusie
Ze raden een combinatie van RTI en low achievement modellen aan om
LDs vast te stellen.
Hoofdstuk 2 – Theorieën en metingen van intelligentie
Galton: Hij was de eerste die met de hypothese kwam dat mensen
verschillen in intelligentie. En hij wilde dit gaan meten. Allerlei ideeën
kwamen bij hem op. Mensen met een lagere intelligentie zouden slechtere
zintuigelijke aspecten binnen krijgen (verschil tussen warm en koud,
reactiesnelheid, gehoor- en zichttesten). Maar dit was natuurlijk niet het
geval.
Binet: Hij maakte de eerste intelligentietest. Deze was bedoelt voor
kinderen en heet de: Binet-Simon schale: De taakjes van deze test
bestonden uit: een aansteker volgen met je ogen, handen schudden,
lichaamsdelen benoemen, munten tellen, objecten in een foto benoemen,
een serie cijfers onthouden en benoemen, woord-definities, het missende
woord invullen.
Terman: Hij borduurde verder op de test van Binet en paste een aantal
taken aan en bedacht er 40 bij. Dingen als: horizontale lijnen vergelijken –
bepalen welke er langer is, een vierkant namaken, vindt een vorm dat er
als een doel uit ziet etc, weten welke datum het is, gewichten van groot
naar klein plaatsen etc.
Stern: Hij bedacht de term IQ (intelligence quotiënt). Hij kwam er
namelijk achter dat de mentale leeftijd verschilt met de chronologische
leeftijd. (mentale leeftijd/ chronologische leeftijd x 100). 100 is een
gemiddeld IQ. Terman gebruikte uiteindelijk Sterns IQ terminologie voor
zijn test.
Yerkes: Hij kwam met een army alpha en een army beta test.
- Army alpha test: voor geletterden. Deze test een aantal
cognitieve vaardigheden door de kennis basis in mondelinge en
geschreven taal te bestuderen. Bestond uit 8 onderdelen:
Opvolgen van verbale directies (simpele en moeilijke taal).
Rekenkundige problemen oplossen
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Mel94. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.75. You're not tied to anything after your purchase.