100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Blok 9 Diergeneeskunde Digestie Ziekteleer (DI) $7.01   Add to cart

Summary

Samenvatting Blok 9 Diergeneeskunde Digestie Ziekteleer (DI)

 6 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Volledige samenvatting en uitwerking van het ziekteleerboek van blok 9 van Diergeneeskunde 'Digestie'.

Preview 4 out of 90  pages

  • September 16, 2021
  • 90
  • 2021/2022
  • Summary
avatar-seller
Blok 9 Digestie
Ziekteleer
Thema 1: Inleiding Thema 6: Maag
Thema 2: Slikproblemen, braken, regurgiteren en diarree Thema 7: Dunne darm
Thema 3: Mond en keel Thema 8: Dikke darm
Thema 4: Slokdarm en krop Thema 9: Buikholte
Thema 5: Voormagen (herkauwer) Thema 10: Rectum en anus

Thema 1 Inleiding
Carnivoren (vleeseters): honden, katten, fretten.
Herbivoren (planteneters) met één maag: paarden, konijnen, knaagdieren (cavia’s, ratten, muizen).
Herbivoren + insectivoren met meerdere magen: koeien, schapen, geiten (herkauwer), vogels.
Omnivoor (alleseter): varken Een dier dat óf overwegend carnivoor is maar ten minste 5% plantaardig voedsel eet of
overwegend herbivoor is maar ten minste 5% dierlijk voedsel eet.


Thema 2 Slikproblemen, braken, regurgiteren diarree
Slikproblemen (dysfagie), braken, regurgiteren en diarree zijn vier verschijnselen die kenmerkend
zijn voor ziekten van het digestiestelsel.

Slikproblemen (dysfagie)
Dysfagie: moeizaam of pijnlijk slikken. Tijdens het normale slikproces treedt een slikreflex op waarbij
spieren in een vaste volgorde samentrekken en verslappen: een oropharyngeale, oesofagiale en
gastro-oesofageale fase. In elke fase kan iets mis gaan door morfologische afwijkingen, functionele
afwijkingen of een vreemd lichaam (corpus alienum). Meestal zit in de afwijking in de orofarynx of
oesophagus (fase 1 of 2). De verschijnselen van oropharyngeale slikproblemen zijn (het voedsel komt
dan niet verder dan de orofarynx): speekselen – kokhalzen – overdreven slikbewegingen – meerdere
slikpogingen per voedselbrok – voedselverlies uit de mond – regurgiteren tijdens of direct na het
eten – pijnlijk slikken – neusuitvloeiing (voornamelijk voedsel) – hoesten bij verslikken. Vaak zie je
dan ook bemoeilijkte voedselopname via de bek en afwijkend eetgedrag (zoals hoofd naar achter
gooien tijdens eten).

Diagnostiek van slikproblemen (dysfagie)
Meestal zien we (bij morfologische afwijkingen) geen duidelijke afwijkingen in de keelstreek (als we
het hebben over oropharyngeale slikproblemen, orofarynx = mondkeelholte) bij lichamelijk
onderzoek (dus het algemene onderzoek en digestie onderzoek). Bij gezelschapsdieren kun je onder
sedatie de keelstreek inspecteren (voor wederom, morfologische afwijkingen in de orofarynx) en dan
kún je laesies, tumoren, ontstekingen (als morfologische afwijkingen) en corpora aliena wel goed
zien. Functionele afwijkingen (alle fasen) kun je macroscopisch niet onderscheiden. Wat je dan
gebruikt zijn slikfilms en een elektromyogram EMG (voor de spiersamentrekking tijdens het slikken).
Soms kun je in de hals aan de slokdarm een afwijking voelen door een slokdarmverstopping (een
corpus alienum kun je in de oesofagiale fase dus soms voelen), vaak bij koe en paard de oorzaken
van slikproblemen. Een verstopping kun je met een sonde vaststellen maar sonderen bij
gezelschapsdieren kan gevaarlijk zijn in verband met slokdarmperforatie en je kunt vaak niet met een
sonde het corpus alienum verwijderen of doorduwen. De diagnose van corpus alienum in de
slokdarm stel je bij gezelschapsdieren dus met röntgendiagnostiek en endoscopie en met
endoscopie kun je het vreemde lichaam dan ook verwijderen, dit moet snel gebeuren, want de

,slokdarm verliest snel integriteit.

De ernst van de verschijnselen hangt sterk af van de oorzaak (morfologische afwijkingen,
functionele afwijkingen of een corpus alienum) (dat bepaalt hoe erg de slikproblemen zijn) en
secundaire verschijnselen: vermagering, dehydratie of longontsteking doordat voedsel in de
longen komt (verslikpneumonie).

Braken en regurgiteren
Braken
Braken: actief retrograad opgeven van de maaginhoud. De braakreflex betrekt de volgende aspecten.
- Inleidende braakbewegingen (kokhalzen) (dat wordt bedoeld met actief).
- Kokhalzen: krachtig inademen met een gesloten stemspleet (glottis sluit, lucht kan niet naar luchtpijp
en een sterk negatieve druk in de thorax zuigt voedsel vanuit de maag naar slokdarm aan).
- Actieve samentrekking van de buikspieren
- Reflectoire relaxatie van de cardiasfincter van de maag.
- Eventuele retrograde peristaltiek van de twaalfvingerige darm (duodenum).
- Gevoel van misselijkheid
- Verschijnselen als speekselen, liplikken en loze slikbewegingen (niet altijd duidelijk).

Braken is een veel omvattend verschijnsel, in gang gezet door een groot aantal mogelijke stimuli
die alle uitmonden in prikkeling van het braakcentrum. Honden en katten braken veel (je moet
erachter zien te komen of het gaat om braken of regurgiteren (eigenaar zegt altijd braken) met
vragen). Braken wijst niet altijd op een aandoening van het maagdarmkanaal, voedsel braken,
bloedbraken en fecaal braken in ieder geval wel.
Voedsel braken (chronisch): passagebelemmering craniale digestiestelsel.
Bloedbraken: mucosaschade craniale digestiestelsel.
Fecaal braken: ernstige darmafsluiting.
Fysiologisch braken: herkauwen.

Regurgiteren
Regurgiteren: passief retrograad opgeven van de inhoud van de farynx, (krop bij vogels), slokdarm of
maag. Dus zonder actieve braakbewegingen, met voedsel of water.
Vanuit de farynx of slokdarm: passagebelemmering of functionele afwijking van de slikbeweging of
peristaltiek (aangeboren of verkregen (ontsteking, tumor)).
Vanuit de maag: functionele afwijking van de cardiasfincter of overvulling van de maag (stenose
pylorus). Verslikken zie je vrijwel nooit bij braken en regelmatig bij regurgiteren, omdat hierbij de
glottis niet gesloten is (soms ernstige verslikpneunomie als gevolg).
Fysiologisch regurgiteren: vanuit de krop bij vogels bij het voeren van de jongen of als onderdeel van
het baltsgedrag.

Diersoortverschillen in braken en regurgiteren
Paarden, konijnen en cavia’s kunnen niet braken vanwege hun sterk ontwikkelde cardia en paarden
hebben bovendien een zeer scherpe hoek van slokdarm naar maag, als de maag overvuld raakt
wordt de cardia ook nog eens dichtgedrukt. Als paarden (hoge uitzondering) braken komt het
voedsel door de neus naar buiten vanwege hun relatief lange palatum molle onder de epiglottis.
Herkauwers hebben vier magen (1. Pens, 2. Netmaag, 3. Boekmaag (voormagen), 4. Lebmaag (de
eigenlijke maag). Bij herkauwers is het voedsel bij braken en regurgiteren eigenlijk altijd afkomstig
van de voormagen. Het herkauwen is een fysiologisch proces dat lijkt op braken (met voedsel vanuit
de voormagen) (is dus actief). Het voedsel valt niet uit de mond, wordt herkauwd en weer
doorgeslikt. Jonge herkauwers moeten nog leren om het voedsel in de mond te houden en laten het

,wel eens uit de mond vallen (braken), niet als slikprobleem want het voedsel lijkt op braaksel.

Reflux van de lebmaaginhoud: het craniaal ledigen van voedsel vanuit de lebmaag in de voormagen.
(dat kan door overvulling van de lebmaag). Het is niet bekend of het braakcentrum wordt geprikkeld
en of er een antiperistaltiek is van de lebmaag.
Oorzaken van reflux van de lebmaaginhoud is onder andere een achterste stenose (belemmering
voedselpassage van de pylorus). Een voorste stenose (belemmering van de voedselpassage van het
ostium reticulo-omasum (opening netmaag en boekmaag)) geeft geen braken en geen reflux.

Pathofysiologie van braken
De braakreflex betrekt ademhalingsspieren, buikspieren en farynxspieren, gestimuleerd door
prikkeling van het braakcentrum met misselijkheid erbij. Prikkeling van het braakcentrum is direct via
autonome, afferente zenuwen of indirect via de chemoreceptor trigger zone. Het braakcentrum ligt
in het dorsale deel van de formatio reticularis van de hersenstam, de CRTZ ligt op de bodem van de
vierde hersenventrikel (slechte BHB).

Directe prikkeling van het braakcentrum (autonome, afferente zenuwen)
• Hogere hersencentra (angst, pijn, stress)
• Het evenwichtsorgaan (receptoren in de halfcirkelvormige kanalen in het binnenoor, bij
evenwichtsstoornissen).
• Hersentumoren en hersenoedemen (verhoogde intracraniële druk)
• Hypoxie (misselijkheid zie je dus bij shock en braken bij hartziekten)
• Buiten het centrale zenuwstelsel (door receptoren, komt het meeste voor)
Als het gaat om de receptoren in het maagdarmkanaal (rek+chemo), dan hebben we het over afferente en daarna efferente
(voor het braken) zenuwen via de nervus vagus (parasympatisch autonoom).

Er zijn twee typen perifere receptoren die braken kunnen opwekken, de rekreceptoren (die zitten in
het maagdarmkanaal en het peritoneum) en de chemoreceptoren (die zitten met name in de maag
en duodenum). De rekreceptoren worden gestimuleerd door bijvoorbeeld ontstekingen, tumoren,
ulcera of overvulling. De chemoreceptoren worden gestimuleerd door bijvoorbeeld intoxicaties,
geneesmiddelen, endotoxinen en abnormale osmolariteit.

Als we het hebben over de rekreceptoren in het peritoneum: deze worden gestimuleerd door rek
van met peritoneum beklede organen als deze in korte tijd groter worden, bijvoorbeeld bij
ontsteking, veneuze stuwing of tumorontwikkeling. Maar ook buikvliesontsteking (peritonitis door
perforatie of vlak voor een perforatie (preperforatieve peritonitis)). En ook de galblaas, ureter en
pancreas kunnen met gemak door rek een braakreflex geven, tevens in het hart en pericard.

Indirecte prikkeling van het braakcentrum (chemoreceptor trigger zone)
• Intoxicaties
• Geneesmiddelen (bijwerkingen, zoals met overdose van digitalisglycosiden)
• Endotoxinen van abnormale bacterieflora
• In het lichaam geproduceerde stoffen (slechte glomerusfunctie: ureum)
Anti-emetica houden prikkels naar het braakcentrum tegen of onderdrukken het braakcentrum. De
anti-emetica werken in op allerlei typen receptoren in het braakcentrum. De neurofysiologische
achtergrond bepaalt welk anti-emeticum wordt gegeven.

Diarree
Het maagdarmkanaal is verantwoordelijk voor de opname van nutriënten, maar ook voor de
homestase van ionen en water. Diarree is een verstoring van de homeostase van ionen en water met
een toegenomen defecatiefrequentie en afwijkende consistentie.

, De normale consistente is diersoort-, leeftijds- en dieetafhankelijk (jonge zoogdieren op melkdieet
hebben een gele pasteuze feces). Ernstige diarree leidt tot uitdroging. Er komen een aantal aspecten van
het maagdarmkanaal aan bod welke een rol kunnen spelen in diarree, met name de dunne en dikke darm.


De darm: morfologie
De darmvlok is de functionele eenheid van de dunne darm. De darmmucosa bestaat uit de lamina
epithelialis (darmepitheelcellen + Goblet cellen op basaalmembraan), lamina propria (bloedvaten,
lymfevaten, zenuwen, gladde spieren, bindweefsel, lymfocyten en plasmacellen, mastcellen en
eosinofielen) en de lamina muscularis. Daaronder ligt de submucosa met dááronder de circulaire
spierlaag en de longitudinale spierlaag. Alle enterocyten halen hun eigen voedingsstoffen
rechtstreeks uit het darmlumen (dus niet uit het bloed). De dikke darm heeft geen darmvlokken,
maar alleen de crypten. In de crypten heb je de ongedifferentieerde enterocyten en Gobletcellen
met vooral uitscheidende functie, verderop omhoog vooral absorberende functie. De enterocyten
krijgen in hun reis microvilli met absorberende en aanhechtingsfunctie en zij hebben
veterteringsenzymen. De reis duurt 2 à 3 dagen (levensduur van enterocyt).

De darm: microbiota
De microbiota is in de maag en duodenum niet zo aanwezig (door maagzuur), in het jejunum neemt
het per millimeter toe (van 0 tot 105/mL) met streptokokken, enterokokken, Lactobacillus species
en coliforme bacteriën, in het ileum neemt het sterk toe (van 103 tot 107 / mL) met erbij Bacteriodes
species en Clostridium species (anaërobe bacteriën).
Vleeseters hebben in de blinde darm (cecum) en de dikke darm (colon) bacteriën van 1010 tot 1014/
mL met vooral Lactobacillus, Bacteriodes en Clostridium species.
Planteneters hebben vooral Bacteroidetes, Firmicutes, Actimomycetes en protozoën. Herkauwers in
de voormagen; paarden, konijnen en kippen in het cecum of colon.
Alleseters hebben hun microbiota ook in de maag, cecum en colon.

Er is sprake van een verticale differentiatie van de microbiota, dus in het lumen bevinden zich
andere bacteriën dan aan de wand. De darmflora bepaalt de morfologie van het darmslijmvlies, de
beïnvloeding van de farmacokinetiek van geneesmiddelen, de productie van vitaminen, de
remming van pathogenen (kolonisatieresistentie) en de fermentatie van plantenbestanddelen.
De darmflora vestigt zich na de geboorte door contact met ouderdieren (al met de vaginale
moederflora) en omgeving. Als jonge dieren worden gescheiden van hun moeder en bij het
uitbroeden van eieren in broedmachines wordt de samenstelling vooral bepaald door de omgeving.
Er vindt een opvallende verandering in flora plaats door de overgang van melk naar vast voer, dan
krijg je strikt anaërobe bacteriën erbij en een sterke reductie van enterokokken en coliforme
bacteriën.
De vaste darmflora heeft een individuele unieke samenstelling dat door interactie met het
immuunsysteem tot stand komt. Dendritische cellen producten anti-inflammatoire stoffen die
ervoor zorgen dat niet alle nieuwe voedselbestanddelen en bacteriën tot immunologische reacties
leiden.
Kolonisatieresistentie (een hoge kolonisatieresistentie als je veel bacteriespecies hebt tot wel
1010/mL, kan kolonisatie van pathogenen niet altijd voorkomen) werkt op een aantal manieren.

- De commensalen produceren antibacteriële stoffen (H2S en vluchtige vetzuren, in vitro
antibacterieel op pathogenen)
- De darmwand produceert o.i.v. de darmflora lysozymen welke de hoeveelheid bacteriën in de
dunne darm reguleert.
- Galzuren zijn remmend voor enkele bacteriesoorten.
- Exocriene producten van de pancreas zijn bacterieremmend.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller echvandoorn. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $7.01. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

66579 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$7.01
  • (0)
  Add to cart