ISTR Week 1
- Legaliteitsbeginsel
➢ Artikel 1 Wetboek van Strafrecht: geen feit is strafbaar dan uit kracht van een daaraan
voorafgegane wettelijke strafbepaling.
• Lex Scripta
❖ Wettelijke strafbepaling; alleen dan is een gedrag strafbaar; WIFZ & WIMZ
(dus: APV mag wel)
• Verbod van terugwerkende kracht
❖ De wettelijke bepaling moet al bestaan op het moment van het plegen van
het strafbare feit
• Lex Certa/Bepaaldheidsverbod
- Bepalingen moeten duidelijk zijn (HR Onbehoorlijk Gedrag)
• Verbod van analogie
- Rechter mag de wet niet te ruim uitleggen: interpretatiemethoden
➔ Basis voor alle strafbare feiten
- Interpretatiemethoden: voor het uitleggen van niet geheel duidelijke bepalingen in de wet
1. Wetshistorische interpretatie
2. Grammaticale interpretatie
3. Systematische interpretatie
4. Teleologische interpretatie
- Strafbepalingen: voldoen aan art. 1 Sr
➢ Om bepaald gedrag strafbaar te stellen, zal de wetgever strafbepalingen maken.
➢ Deze strafbepalingen zijn gemaakt op de basis die het legaliteitsbeginsel voor ons heeft
gelegd en voor strafbaarstelling moeten ze aan de regels van het legaliteitsbeginsel voldoen.
➢ Deze strafbepalingen in ons Wetboek van Strafrecht zien er steeds ongeveer hetzelfde uit.
- Alle strafbepalingen zijn gebaseerd op het legaliteitsbeginsel en hebben dus dezelfde basis.
1. Delictsomschrijving: wat is het strafbaar gestelde gedrag? Omschrijving hiervan
• Bestaat uit bestanddelen
❖ Voorbeeld: artikel 287 Sr → Hij die opzettelijk een ander van het leven
berooft, wordt, als schuldig aan doodslag, gestraft met gevangenisstraf van
ten hoogste vijftien jaren of geldboete van de vijfde categorie.
2. Kwalificatie: de naam van het strafbare feit
❖ Voorbeeld: artikel 287 Sr → Hij die opzettelijk een ander van het leven
berooft, wordt, als schuldig aan doodslag, gestraft met gevangenisstraf van
ten hoogste vijftien jaren of geldboete van de vijfde categorie.
3. Strafmaat: maximaal op te leggen straf
• Dit is niet de straf die de verdachte krijgt, maar het maximum tot waar de rechter
mag gaan in zijn vrije beoordeling van wat voor straf de verdachte verdient.
❖ Voorbeeld: artikel 287 Sr → Hij die opzettelijk een ander van het leven
berooft, wordt, als schuldig aan doodslag, gestraft met gevangenisstraf van
ten hoogste vijftien jaren of geldboete van de vijfde categorie.
, - het strafproces: art. Sv
➢ 348 Sv:
1. Is de dagvaarding geldig?
• De officier heeft de bestanddelen in de TLL opgenomen, zodat de verdachte weet
waarvan hij verdacht wordt.
2. Is de rechter bevoegd?
3. Is de officier van justitie ontvankelijk?
4. Zijn er redenen voor schorsing?
➢ 350 Sv:
1. Kan de TLL worden bewezen?
• Bij deze vraag worden alle bestanddelen besproken en moeten deze worden
bewezen met het bewijs dat de officier in de zaak heeft verzameld en aan de rechter
heeft gepresenteerd.
2. Kan het feit worden gekwalificeerd?
3. Is de verdachte strafbaar?
4. Welke straf wordt opgelegd?
- Bestanddelen zie je bij art. 348 1e vraag: de dagvaarding & bij art. 350 1e vraag: tll bewijzen:
bestanddelen worden besproken.
- Elementen: ongeschreven voorwaarden voor strafbaarheid
➢ Wederrechtelijkheid (HR Dreigbrief): rechtvaardigingsgronden nemen de wederrechtelijkheid
weg. Het gedag moet in strijd zijn met het recht
➢ Verwijtbaarheid: schulduitsluitingsgronden nemen de verwijtbaarheid weg. Kunnen we de
verdacht zijn gedrag verwijten? Geen straf zonder schuld.
➔ Vraag 3: art. 350 Sv → OVAR (ontslag van alle rechtsvervolging). De twee elementen horen
hier thuis: wederrechtelijkheid en verwijtbaarheid. Deze worden niet ‘bewezen’ maar
aanwezig verondersteld. De rechter gaat er dus vanuit dat deze aanwezig zijn, tenzij…
- Jurisprudentie
HR Dreigbrief (HR 09-02-1971, NJ 1972, 1)
➢ Wat betekent het bestanddeel wederrechtelijk?
Aangezien verdachte volgens hemzelf recht had op het geld, was er geen sprake van een
oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen (zoals vastgelegd in de tll: art. 317 Sr).
De HR oordeelt als volgt over deze vraag: (zie O. dat de middelen ook overigens geen doel
kunnen treffen)
‘’Dat indien requirant inderdaad etc. ‘’dat het Hof heeft kunnen afleiden niet alleen, dat
requirant bevoordeling heeft beoogd, doch eveneens, nu hetgeen requirant tot het behalen
van die beoogde bevoordeling heeft verricht van zodanige aard is en op zodanige wijze is
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller LBrouwer. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.06. You're not tied to anything after your purchase.