Ik heb zelf met deze samenvatting de toets gehaald. Het lijken wat veel pagina's maar heb ook veel rijtjes gemaakt wat mij hielp om dingen te onthouden.
Hoofdstuk 1, 2, 3, 5, 6, en 7
September 18, 2021
22
2021/2022
Summary
Subjects
recht
sociaal werk
social work
rechten
Connected book
Book Title:
Author(s):
Edition:
ISBN:
Edition:
Written for
Christelijke Hogeschool Ede (CHE)
AD Sociaal Werk In De Zorg
Mens En Recht
All documents for this subject (4)
Seller
Follow
amarcelis
Reviews received
Content preview
Hoofdstuk 1 recht en regels
1.1 waarom is er recht?
Mensen en organisaties handelen met verschillende belangen. Om te voorkomen dat er conflicten
ontstaan worden er regels of verplichtingen opgesteld. Eventueel kunnen er door de overheid zelfs
strafbare feiten volgen. De rechten en plichten van individuen en overheid. Deze rechten en plichten
komen voort uit normen en waarden die algemeen gelden in de maatschappij. Door regels te maken
(rechtsregels) en deze vast te leggen, met de wijze waarop deze rechtsregels gehandhaafd kunnen
worden, krijgt recht een vorm
Recht brengt een doelmatige ordening aan in de samenleving. (verkeersregels – voorkomen van
chaos). Het recht stuurt dus automatisch ook het individuele gedrag van de burgers.
Recht en rechtvaardigheid geen synoniemen, maar het recht is in beginsel wel gericht op
rechtvaardigheid. Ook tegen bescherming van de zwakkeren. Toch gebeurd dit niet altijd door
belangentegenstellingen.
1.2 vindplaatsen van het recht
vindplaatsen van het recht worden ook wel rechtsbronnen genoemd. Het zijn er 4:
1. de wet- en regelgeving
2. de jurisprudentie
3. de gewoonte
4. verdragen
1). Wetten bevatten rechtsregels die zijn vastgesteld door de overheid: Eerste en Tweede kamer
(Staten-Generaal). Ook lagere overheidsorganen: minister, Provinciale Staten en de gemeenteraad
kunnen rechtsregels vaststellen. De hoogste wetgever: Staten-General + regering (koning en
ministers). Een wet komt tot stand als de regering en de Staten-Generaal met een wetsvoorstel
instemmen. Alleen dan word een wet met ‘wet’ aangeduid. Burgerlijk Wetboek, Jeugdwet en
Gemeente wet. Bepalingen uit deze wetten noemen we Wetsartikel. Een wettenbundel: verzameling
officiële wetten die door een uitgever zijn geselecteerd en samen in een boek zijn opgenomen. De
hoogste wet is de grondwet (Gw).
In lagere regelgeving komt het woord ‘wet’ niet voor. Een regeling die afkomstig is van de regering
(dus excl. Staten-Generaal) wordt een Koninklijk Besluit (KB) genoemd. Er zijn KB’s die geen regels
bevatten. Een KB die wel regels bevat word een algemene maatregel van bestuur genoemd. (AMvB).
Een regeling afkomstig van een minister: ministeriële regeling. Een regeling van Provinciale Staten of
van de gemeenteraad wordt een verordening genoemd.
Nederland lid van EU. De organen van de EU stellen verordeningen en richtlijnen vast die gelden in
de gehele EU. Gemeenschapsverordeningen en -richtlijnen staan boven de Nederlandse Grondwet.
Tot de rechtsbron ‘wet’ behoren dus de wetten en lagere regelgeving in Nederland en de hogere
regelgeving van de EU.
2). Jurisprudentie ontstaat doordat algemene regels in de diverse wetten en in de overige
regelgeving moeten worden toegepast in individuele situaties, die vaak heel verschillend zijn. De
rechter maakt uit hoe deze regels bedoeld zijn: interpreteren van rechtsregels en formuleren van de
uitkomst. Afhankelijk van soort zaak of niveau waarop het recht wordt gesproken, heet zo’n
uitspraak: vonnis, uitspraak of arrest. Een uitspraak van de Hoge Raad (hoogste rechter) heet een
arrest.
Soms vult de rechter zelf de normen in die niet duidelijk genoeg in de wet staan, of die al wel in de
maatschappij gelden maar nog niet in de wet beschreven zijn.
,Omdat in de rechtspraak dan een nieuw recht word gevormd door rechters, wordt jurisprudentie ook
wel rechtersrecht genoemd. Jurisprudentie behoort tot het zogenoemde ongeschreven recht.
3). De gewoonte behoort ook tot het ongeschreven recht. Deze regels zijn niet opgetekend maar in
de loop van de tijd door het gebruik er van in algemene kring ontstaan. Komt weinig voor.
4). Er wordt recht in verdragen vastgesteld. Verdragen zijn afspraken tussen twee of meer staten die
op schrift gesteld zijn en die gelden in de staten die partij zijn bij het verdrag. Daartoe moesten de
staten dit verdrag wel hebben geratificeerd: zich er mee akkoord hebben verklaard. Verdragsregels
staan (net zo als de regelgeving van de EU) boven de rechtsregels die in Nederland zijn gemaakt. Veel
bepalingen en verdragen hebben: directe werking: iedereen kan zich daar direct op beroepen ook als
deze niet zijn opgenomen in de wetten of lagere regelgeving in Nederland.
1.3 Aard van de regels
Rechtsregels hebben niet allemaal de zelfde werking.
1). Sommige rechtsregels leggen aan individuen of partijen die een juridische relatie ofwel
rechtsbetrekking met elkaar hebben, dwingend bepaalde rechten of plichten op. Dit zijn regels van
dwingend recht. Daar mag niet van worden afgeweken. Andere rechtsregels geven partijen de
mogelijkheid om zelf dingen nader te regelen: semidwingend recht.
Aanvullend recht: regels die alleen gelden als specifieke afspreken ontbreken.
Semidwingend en aanvullend recht komen vooral voor bij rechtsregels die betrekking hebben op het
sluiten van een overeenkomst. Als de wetgever een van de partijen wil beschermen, dan wordt een
regel van dwingend recht vastgelegd. Er staan vaak de worden van: moet of is verplicht in.
2). Er bestaat een bepaalde rangorde in regelingen:
Verdragen
Gemeenschapsverordeningen en richtlijnen
Grondwet
Overige wetten
Algemene maatregelen van bestuur (KB met regels)
Ministeriële regelingen en richtlijnen
Provinciale verordeningen
Gemeentelijke verordeningen
Belangrijk om te onthouden: in de hogere regelgeving wordt niet alles tot in detail geregeld. Dit
wordt dan overgelaten aan de lagere regelgevers.
Soms is de lagere regeling in Nederland in strijd met de hogere regeling van de EU. Als hierop een
beroep word gedaan kan de rechter de lagere regeling buiten toepassing laten. Deze geld dan niet.
3). Het objectieve recht bevat alle geldende regels, dus alle rechten en plichten die in de
rechtsbronnen zijn vastgelegd. Bijv. recht op bijstand. (iedereen die aan de Participatie wet voldoet,
kan aanspraak maken op een bijstandsuitkering. Het zegt alleen niet dat iedereen een persoonlijk,
subjectief recht heeft op een bijstandsuitkering. Dit recht moet namelijk van het objectieve recht
worden afgeleid. Er moet dus gekeken worden of jij in jou situatie recht hebt op een
bijstandsuitkering. Subjectieve rechten en plichten ontstaan ook uit de wet zelf.
Alleen subjectieve rechten en plichten kunnen worden afgedwongen in een procedure voor de
rechter. Zonder dit subjectief recht kan er van gelijk krijgen geen sprake zijn.
1.4 Grondrechten
, In het eerste hoofdstuk van de grondwet staan de grondrechten: de meest elementaire en
onvervreemdbare rechten van een individu, die zowel door de overheid als door anderen
gerespecteerd moeten worden. De grondrechten vormen als het ware het fundament van een
menswaardige samenleving.
Veel grondrechten worden klassieke grondrechten genoemd. De overheid mag op deze grondrechten
geen inbreuk maken tenzij de wet haar die bevoegdheid verleent. Voor het maken van inbreuk op
een grondrecht moet echter altijd een wettelijke grond bestaan. Rechtmatig: in overeenstemming
met het recht.
Sociale grondrechten. Hiertoe behoren o.a. het recht op gezondheidszorg, recht op werk of sociale
zekerheid. Deze grondrechten zijn echter geen expliciete rechten van een individu die voor de
rechter kunnen worden afgedwongen. (niemand heeft recht onmiddellijke behandeling in het
ziekenhuis). Sg vormen feitelijk een opdracht voor de overheid om er voor te zorgen dat er in
Nederland goed gezondheidszorg en werkgelegenheid is etc. politieke middelen en actie kunnen
worden ingezet om de naleving van de sociale grondrechten te bewerkstelligen.
1.5 recht en de praktijk in de zorg en welzijnswerk
Het recht vormt enerzijds het kader waarbinnen de hulp- en dienstverlening in het domein sociaal
werk plaatsvindt (verantwoordelijkheid, verplichtingen van beide partijen). Anderzijds bepaalt het
recht de juridische (on)mogelijkheden van de cliënt om zijn eigen welzijn vorm te geven .
In onze maatschappij is een toenemende juridisering. Er moet daardoor steeds vaker naar juridische
middelen worden gegrepen om het welzijn van cliënten te beschermen of te bevorderen.
Hoofdstuk 2 indeling van het recht
2.1 Publiekrecht en privaatrecht
Het publiekrecht bevat regels voor het uitoefenen van gezag door de overheid in haar relatie met de
burger en tussen overheidsorganen onderling. Het privaatrecht heeft betrekking op d
rechtsverhouding tussen (rechts)personen.
De overheid oefent gezag uit door middel van wetgeving, bestuur en het toepassen van sancties. Met
haar gezag kan de overheid macht uitoefenen over de burger. Een verticale verhouding.
Het publiekrecht wordt onderverdeeld in:
- staatsrecht
- bestuursrecht: bevat de regels voor organen van de overheid en andere organen die met
openbaar gezag zijn bekleed, voor het gebruik van hun bevoegdheden. Dit word besturen
genoemd en de organen dus bestuursorganen.
- strafrecht
Een gemeente heeft 3 organen: (gemeente)raad, het college van burgemeesters en wethouders
(B&W) en de burgemeester.
Al de besluiten van organen die een besluitvormende bevoegdheid hebben worden beschikkingen
genoemd om dat zij in individuele gevallen een recht verlenen (of juist niet) of een plicht opleggen.
Beschikkingen kunnen ingrijpende gevolgen hebben voor de burger(s). Daarom gelden er voor
bestuursorganen algemene beginselen van behoorlijk bestuur (abbb):
1. zorgvuldigheidsbeginsel: zorgvuldig afwegen van belangen
2. rechtszekerheidsbeginsel: vertrouwen van burger dat rechten en plichten niet zomaar
veranderen
3. gelijkheidsbeginsel: gelijke gevallen zo gelijk mogelijk behandelen
4. verbod van misbruik van bevoegdheid: niet je bevoegdheid gebruiken voor andere doelen
5. motiveringsbeginsel: het bestuursorgaan moet zijn besluiten goed kunnen motiveren (reden)
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller amarcelis. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.94. You're not tied to anything after your purchase.