Samenvatting leerstof onderzoek
Boek van de Zwart
Universities of applied sciences houden zich bezig met praktijkproblemen. De
onderzoeker zal de problemen zelf moeten zoeken, wees kritisch. Creatieve Actie
Methodologie, ontwikkeld door Delnooz (2008): twee dingen te trainen: kritisch
denken (met behulp van wetenschapsfilosofie) en creativiteit. Volgens Friedrich
Nietzsche (geciteerd in Vattimo (2012), p. 25) bestaan er geen feiten, alleen
maar interpretaties (en zelfs dat is een interpretatie). Hij behoort tot de eerste
denkers die je ‘postmodern’ zou kunnen noemen. Hij gaat uit van enkelvoudige
waarheid, geen duidelijke en stabiele waarheid. Wetenschap is dus steeds een
voorlopig vermoeden over hoe het zit, in plaats van een volstrekt juiste
weergave.
Ongeveer iedereen is in staat tot creativiteit en het is eigenlijk niets bijzonders.
Iedereen heeft het en/of iedereen kan het ontwikkelen. Cleese denkt dat
creativiteit gerelateerd is met houding. Hij maakt onderscheid tussen een open
en een gesloten houding, waarbij de gesloten houding er eentje is, die je normaal
gesproken in een werkomgeving hebt: erg gefocust op het bereiken van doelen,
het volbrengen van taken en ietwat gestresst. De open houding is er eentje die je
veelal aanneemt in een ongedwongen sfeer, op een terras of met wat vrienden,
pratend over allerlei dingen. Vaak krijgt dan ook humor wat meer ruimte en is er
een mogelijkheid tot creativiteit. Associaties zijn verbanden tussen begrippen.
Hoe ga je te werk in met deze methode? Een stappenplan om dit college af te
sluiten:
Stap 1: Een innovatieve houding: Niet geloven dat ‘het nu eenmaal zo werkt’.
Stap 2: Neem een praktische situatie, die volgens jou veranderd moet worden.
Stap 3: Maak dat praktische probleem hanteerbaar (afbakenen).
Stap 4: Ga kijken hoe het probleem elders al is opgelost (theorieën en andere
praktijken).
Stap 5: Kijk waarom dat geen goede oplossingen waren (kritisch denken).
Stap 6: Bedenk zelf iets dat volgens jou beter werkt (creativiteit).
Stap 7: En test dat… (kritisch denken over jouw eigen oplossing).
,Basisboek methoden en technieken
Hoofdstuk 1
Probleemstelling = praktisch probleem is vaak de aanleiding van een onderzoek
> een onderzoeksvraag opgesplitst in een aantal deelvragen.
kwantitatiefvragenlijstonderzoek = Om een goed beeld te krijgen van het effect
van de ingreep kan je
kwalitatieve diepte-interviews = Om te weten of er onverwachte effecten zijn
waar je niet aan hebt gedacht.
evaluatieonderzoek = Om na te gaan of de campagne inderdaad het gewenste
effect heeft.
Pas als onderzoeker dus op voor management- en beleidsvragen als: wat is goed
voor ... ? wat is de optimale strategie om ... ? wat is de beste oplossing om ... ?
Ga dan met de opdrachtgever na welke kennis hij nodig heeft voor de
beantwoording van die vraag. Pas oak op voor vragen als: wat is de beste ... ?,
is . .. goed voor ... ? is ... slecht voor? en vergelijkbare vragen. Dit zijn normatieve
vragen die met Normatieve onderzoek niet te beantwoorden zijn.
Wanneer onderzoeksresultaten niet gunstig zijn voor één van de partijen is het
extra belangrijk om duidelijk af te spreken aan wie je verantwoordelijkheid moet
afleggen en dus wie je opdrachtgever is. Inventariseer wie er allemaal bij het
probleem betrokken zijn: voor wie heeft het gevolgen? Belangrijk is ook wat jouw
rol als onderzoeker zal zijn in het geheel. Heb je alle vrijheid om met iedereen te
overleggen en ieders verhaal te horen? Wat als er in je onderzoeksverslag zaken
komen te staan die voor een van de partijen schadelijk zijn? Heeft die dan het
recht om publicatie te vermijden? Wat spreek je af over het publicatie- en
eigendomsrecht van het onderzoeksmateriaal?
Als de gevolgen van het probleem groot zijn zal er op jou als onderzoeker een
grotere last komen te liggen dan wanneer die gevolgen niet zo groot zijn. Heb je
een afspraak dat je de resultaten ook mag publiceren als er geen of negatieve
resultaten zijn? Als je een goede analyse van het praktijkprobleem hebt
gemaakt, moet je samen met je opdrachtgever vaststeilen bij wie of wat je welk
deel van het probleem gaat onderzoeken en welke informatie jij daarvoor gaat
verzamelen.
Het doel van het onderzoek formuleer je in de doelstelling. De formulering van
een doelstelling is dus: het onderzoek heeft tot doel het verkrijgen van kennis en
inzicht in ... bij ... om ....
Proefschriften zijn ideale bronnen om je te orienteren als je aan een studie
begint. Meestal start je een onderzoek niet blanco en heb je al ideeen over
mogelijke verbanden tussen kenmerken. Dat geheel van ideeen noemen we een
theorie. s.
, Thesaurus = In een thesaurus staat aangeduid of iets een Thesaurus officiele
zoekterm is, maar ook of er bred ere of smallere zoektermen en verwante
zoektermen zijn.
Descriptors = de officiële vaktermen die als labels aan publicaties worden
gehangen. Je weet dan zeker dat het artikel gaat over het onderwerp waar je
naar zoekt. Bij keywords ben je minder gebonden aan de officiele zoektermen en
zoeken zoekmachines vaak ook in titels of het gezochte woord daarin voorkomt
en soms ook in de tekst van de publicatie. De opbrengst bij een
keywordzoekopdracht zal grater, maar minder relevant zijn. Door op 'Cited by 17'
te klikken, krijg je artikelen waarin naar dit artikel verwezen wordt en die dus min
of meer vergelijkbaar zijn.
Grijze publicaties = zoals rapporten van ministeries en ander overheidsinstanties.
Deel je onderzoeksvraag op in deelvragen (subvragen).
Kwantitatief onderzoek = vooral bedoeld om zaken vast te stellen , vooral om
dingen te ontdekken.
Mixed method = een combinatie van kwalitatief en kwantitatief onderzoek. Het is
daarom goed om te kijken of je voor de termen in je probleemstelling niet beter
bredere, dan wel smallere alternatieven kunt gebruiken, om op die manier ook te
controleren ofje wel de juiste formulering van je onderzoeksvraag gebruikt.
Smallere deelvragen is bijvoorbeeld sexual attractiveness ipv attractiveness.
Brede formulering = 'interpersonal attraction’ ipv attractiveness. Het is belangrijk
dat de onderzoekvraag concreet en eenduidig is. Vermijd woorden als optimaal
en relatief, maar ook vage termen als implementeren, doorontwikkelen en
ontwikkelingskansen. Het moet voor iedereen volstrekt duidelijk zijn wat je gaat
onderzoeken en je onderzoeksbegrippen moeten slechts voor een uitleg vatbaar
zijn.
Definitieve onderzoeksvraag = hanteer begrippen uit de vakliteratuur. Gebruik
een thesaurus, een synoniemenvinder.
eenheden = op wie of wat de vraag betrekking heeft, naast mensen ook groepen,
bedrijven, organisaties, kenmerken of situaties. Je doet dus in je onderzoek
uitspraken over eenheden. Dat hoeven niet noodzakelijk de respondenten (=
degene die je vragen beantwoorden) te zijn.
Kenmerken = de eigenschappen van de eenheden die je gaat vaststellen.
De populatie = dan de verzameling van al die eenheden. De representativiteit
speelt niet alleen bij de selectie van respondenten. Het probleem van de
representativiteit vergroot zich wanneer je kijkt naar de respondenten die
daadwerkelijk aan het onderzoek meedoen. Je moet jezelf heel goed afvragen in
welke mate jouw respondenten de beoogde populatie die je in het onderzoek wilt
betrekken representeren.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller tessa-isis. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.31. You're not tied to anything after your purchase.