100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Portaal $4.25
Add to cart

Summary

Samenvatting Portaal

 219 views  2 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Hoofdstuk 2, 4 en 9.

Preview 3 out of 5  pages

  • No
  • Hoofdstuk 2, 4 en 9.
  • January 20, 2015
  • 5
  • 2013/2014
  • Summary
avatar-seller
Hoofdstuk 2
TAALVERWERVING

2.1 Taalverwerving via spreken en luisteren
Vooral de eerste levensjaren zijn belangrijk voor een goede taalverwerving. Het
latere schoolsucces wordt bepaald door de mate waarin kinderen thuis en in de
eerste jaren van de basisschool gestimuleerd zijn om taal te gebruiken.

Er zijn verschillende visies op taalverwerving. Bij de eerste taalverwerving
worden er vier visies onderscheiden. Bij de tweedetaalverwerving worden er ook
vier visies onderscheiden.

A. Eerste taalverwerving B. Tweede taalverwerving
 Behaviorisme / Leertheorie  Interferentietheorie
 Nativisme  Universalistische theorie
 Interactionele benadering  Interactionele benadering
 Nieuw onderzoek  Tweetalige opvoeding

A. Eerste taalverwerving
Behaviorisme: kinderen leren een taal door imitatie van de opvoeders,
positieve feedback van de opvoeders en beloning in
waardering.
Nativisme: kinderen hebben een aangeboren
taalleervermogen. Ze bedenken zelf woorden en stellen
regels op uit taal die ze al gehoord hebben.
Interactionele benadering: kinderen hebben een aangeboren
taalleervermogen dat zij alleen kunnen ontwikkelen
wanneer het taalaanbod voldoende is.
Nieuw onderzoek: kinderen generaliseren concrete waarnemingen.
Kinderen herkennen algemene patronen in de taal die zij
om zich heen horen, mits het taalaanbod voldoende
is.

B. Tweede taalverwerving
Interferentietheorie: kinderen leren een tweede taal door woorden en zinnen
uit zijn moedertaal te vertalen naar de tweede taal.
Hierdoor ontstaan interferentiefouten omdat de
moedertaal bijvoorbeeld geen lidwoorden kent.
‘’Daar staat stoel’’ i.p.v. ‘’Daar staat een stoel’’
Universalistische theorie: kinderen die het Nederlands als tweede taal
leren, maken dezelfde fouten als de Nederlandse
kinderen. Beide kinderen zullen op een gegeven moment
‘’hij loopte’’ zeggen, en ‘’twee paards’’.
Interactionele benadering: de nadruk wordt gelegd op het aanbod, de
interactie en de feedback die voor het leren van het
Nederlands als tweede taal nodig zijn.
Tweetalige opvoeding: de ouders van de kinderen kiezen er bewust voor
om hun kind tweetalig op te voeden. Het aanbod
en de verwerving van beide talen lopen parallel.

Fasen in de taalverwerving
 Prelinguale periode: non-verbale communicatie, vocaliseren,
omgevingsinvloed en
(0 – 1 jaar) brabbelen.

,  Vroeglinguale periode: als het kind een jaar is, komen de eerste
woordjes en start de
(1 – 2,5 jaar) eenwoordsfase. Als het kind anderhalf jaar is, kent het
ongeveer 50 woorden en start de twee- en
meerwoordsfase.
 Differentiatie periode: uitbreiding van de vaardigheden meervoud,
werkwoorden en
(2,5 – 5 jaar) verkleinwoorden. Pragmatisch aspect van taal gaat een
rol spelen.
 Voltooiingfase: uitbouw van alle eerder ingezette processen.
Taalontwikkeling vanuit (vanaf 5 jaar) school en netwerken van
woorden worden aangelegd.

Kenmerken taalontwikkeling
 Fonologisch component (klanken)
 Morfologisch component (opbouw van woorden)
 Semantisch component (betekenis)
 Syntactisch component (zinsopbouw)
 Pragmatisch component (sociale gebruik van taal)

Factoren die taalverwerving beïnvloeden
 Taalachterstand (minder ontwikkeld in taal dan gemiddeld)
 Taalfamilies (anderstalig thuis)
 Individuele factoren (intelligentie, motivatie, taalgevoel,
sociaal-emotioneel)
 Omgevingsfactoren (samenstelling van het gezin, taalaanbod
thuis)

2.2 Taalverwerving via lezen en schrijven
Thuis kan het kind in aanraking komen met boeken door het taalaanbod van de
ouders. Ook op school leert het kind lezen en schrijven.

, Hoofdstuk 4
WOORDENSCHATONDERWIJS

4.1 Achtergrondkennis
De woorden die je in de directe thuissituatie gebruikt, noemen we omgangstaal.
Op school leren kinderen ook omgangstaal, maar hun woordkennis moet hier
uitgebreider zijn. Onder woordenschat worden een hoop punten verstaan:
 Alle woorden van een bepaalde taal
 Alle woorden die een persoon van een bepaalde taal kent
 Actieve woordenschat: alle woorden die iemand zelf spreekt of
schrijft
 Passieve woordenschat: alle woorden die iemand kan begrijpen
 Lijst van alle woorden die in een bepaalde tekst voorkomen
 Boek met een verzameling van woorden en spreekwijzen

Vormaspecten: in welke vormen woordsoorten voor kunnen
komen
 Samenstellingen (brood-rooster, tafel-poot)
 Afleidingen (on-juist, pracht-ig)
 Vervoegingen (werk-t, ge-wandel-d)
 Verbuigingen (mooi-e, leuk-st)
 Meer-woord-woorden (verliefd zijn op, een vraag stellen)
 Idioom (gezegden, uitdrukkingen)

Betekenisaspecten: de manier waarop woorden ingedeeld worden op
betekenis
 Concreet (inhoud is te koppelen aan een visueel beeld  stoel,
lopen)
 Abstract (inhoud moet omschreven worden  verdriet, lucht)
 Letterlijk (er wordt bedoeld wat er gezegd wordt)
 Figuurlijk (deze kunnen op verschillende manieren
geïnterpreteerd worden)
 Inhoudswoorden (bouwstenen van een zin, de betekenis staat in het
woordenboek)
 Functiewoorden (cement van een zin waardoor er relaties ontstaan
tussen woorden)
 Dagelijkse woorden (woorden van thuis die je elke dag een paar keer
gebruikt)
 Schooltaalwoorden(woorden van vakken op school of woorden van leren op
school)

Relatie tussen vorm
en betekenis: vorm en woord hebben een relatie die afhankelijk
is van de afspraken binnen een taal over woorden.
(zorgvuldig - onzorgvuldig, werk - werkte)

Mentale lexicon: woorden worden in netwerken in het geheugen
opgeslagen. In deze netwerken staan woorden die bij
elkaar passen. Hierin wordt ook opgeslagen hoe je een
woord moet gebruiken in een zin, hoe het woord kan
worden verbogen of vervoegd en hoe het woord gespeld moet
worden.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller irisgroot. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $4.25. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

56326 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$4.25  2x  sold
  • (0)
Add to cart
Added