100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Uitwerking van Leerdoelen medische kennis 1.1a $7.27   Add to cart

Class notes

Uitwerking van Leerdoelen medische kennis 1.1a

1 review
 47 views  2 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Uitwerking van alle leerdoelen van medische kennis 1.1a Leerjaar 1 verpleegkunde HBO Heeft hier en daar wat spellingsfouten, door mijn dyslexie

Preview 4 out of 47  pages

  • September 19, 2021
  • 47
  • 2019/2020
  • Class notes
  • -
  • All classes

1  review

review-writer-avatar

By: romayrasakes • 3 year ago

avatar-seller
Bijeenkomst 1
A+F Hoofdstuk 1 + 2
Boeken: A+F H1 + 2
Hoorcollege
Botten groeien voornamelijk tijdens slaap.

Bij ontwikkeling: bij 64 cellen hebben alle cellen al een specialiteit en vanaf 256 cellen is er een
verbinding tussen zenuwcellen en spiercellen

Zenuwstelsel is de baas over alles, tempratuur, suiker in bloed, bloeddruk, ect.
Alles zorgt om er voor te zorgen zodat het zenuwstelsel zich goed voelt.

Hormoonstelsel regelt veel langzame langdurige processen. (zenuwstelsel stuur het aan)
Hormonale fout kan ontstaan door een fout in het zenuwstelsel.

Lymfevaten krijgt 1% van ons vocht te verwerken die ze controleren.

Ontlasting moet bruin zijn en urine moet geel zijn.

ATP is een molecuul met klein beetje energie, en als je die uit elkaar haalt komt het vrij, want suiker
bevat te veel energie, dus van suiker worden veel ATP’s gemaakt.

Homeostase, dynamisch evenwicht, gaat altijd door.
Positieve terugkoppeling zorgt er voor dat de homeostase nog verder uit evenwicht gaat

Positie aanduidingen schilt met van uit welk vak je het bekijkt, relatief

Proximal is naar het lichaam toe

Leerdoelen
1. De basale functies van levende organismen beschrijven.

Alle levende wezens de volgende basale functies verrichten:
• Reactievermogen (prikkelbaarheid), in hun onmiddellijke omgeving of langduriger
veranderingen door wanneer zij zich aan hun omgeving aanpassen (aanpassingsvermogen).
• Groei
• Voortplanting
• Beweging (Inwendig en uitwendig)
• Stofwisseling (metabolisme), alle chemische reacties in het lichaam.

2. De relatie tussen de anatomie en fysiologie uitleggen.
Anatomie (opensnijden) is de studie van inwendige en uitwendige structuren en de fysieke relaties
tussen lichaamsdelen. Fysiologie is de studie van de manier waarop levende organismen hun vitale
functies verrichten. Uit anatomische informatie komen aanwijzingen naar voren over mogelijke
functies; fysiologische mechanismen kunnen vaak worden verklaard op basis van de achterliggende
anatomie. Het verband is altijd aanwezig.

3. De belangrijkste organisatieniveaus in levende organismen herkennen.

,We moeten de organisatie op verschillende organisatieniveaus te begrijpen:
• Chemische: Atomen en moleculen
• Celniveau: Verschillende moleculen vertonen interactie, zodat grotere structuren ontstaan
met specifieke functie in een cel.
• Weefselniveau
• Orgaanniveau
• Orgaanstelselniveau
• Organismeniveau

4. De elf orgaanstelsels van het menselijk lichaam en de belangrijkste onderdelen van elk
stelsel herkennen.
De elf orgaanstelsels in het menselijk lichaam:
1. De huid
2. Het beenderstelsel: bescherming organen, opslagplaats van mineralen en vormt bloedcellen.
3. Het spierstelsel
4. Het zenuwstelsel
5. Het endocriene stelsel
6. Het cardiovasculaire stelsel
7. Het lymfestelsel: verdedigt tegen infecties en weefselvocht terug naar bloed
8. Het ademhalingsstelsel
9. Het spijsverteringsstelsel
10. Het urinaire stelsel
11. Het voortplantingsstelsel.

5. Het begrip ‘homeostase’ uitleggen.
Homeostase (homeo, onveranderlijk + stasis, stilstaand) is het bestaan van een stabiel intern milieu.
Homeostatische regulering zijn de aanpassingen van de fysiologische systemen die de homeostase
handhaven. Homeostatische regulering omvat een receptor, een besturingscentrum of
integratiecentrum en een effector.

6. Beschrijven op welke wijze negatieve en positieve terugkoppeling bij homeostatische
regulering zijn betrokken.
Een negatieve terugkoppeling reageert, als een waarde bij de receptor toeneemt of afneemt, door
een tegengesteld reactie te geven dan de oorspronkelijke prikkel.
Bij positieve terugkoppeling brengt de aanvankelijke prikkel een reactie teweeg waardoor die prikkel
wordt versterkt.

7. Doorsneden, lichaamsdelen en hun onderlinge positie aan de hand van anatomische
termen kunnen beschrijven.




+ woordlijst Latijnse lichaamsdelen

8. De belangrijkste lichaamsholten en hun onderverdeling beschrijven.

,Nog goed doorlezen in het boek + tekening maken

9. Een atoom beschrijven en uitleggen welke invloed de atoomstructuur heeft op de
interacties tussen atomen.
Weet ik

10. De manieren vergelijken waarop atomen reageren om moleculen en verbindingen te
vormen.
Weet ik

11. Chemische notatie gebruiken om chemische reacties te noteren en onderscheid te maken
tussen de drie belangrijkste chemische reacties die van belang zijn bij het bestuderen van
de fysiologie.
Een afbraakreactie (katabolisme): AB → A + B.
Synthesereacties (Anabolisme, anabool, opbouwen): A + B → AB
Uitwisselingsreactie: AB + CD → AD + CB

12. De belangrijke rol van enzymen bij de stofwisseling beschrijven.
Werken als katalysator, verlagen van activeringsenergie

13. Onderscheid maken tussen organische en anorganische verbindingen.
Anorganische verbindingen zijn kleine en bevatten geen koolstof- en waterstofatomen. Organische
verbindingen zijn groter en complexer met hoofdzakelijk koolstof- en waterstofatomen.

14. Verklaren op welke wijze de chemische eigenschappen van water het leven mogelijk
maken.
Drie algemene eigenschappen van water zijn vooral belangrijk:
• belangrijk reagens bij de chemische reacties in levende systemen, vindt plaats in en doet
mee.
• zeer grote warmtecapaciteit
• een oplosmiddel

15. De pH-schaal en de rol van buffers in lichaamsvloeistoffen beschrijven.
De pH is de hoeveelheid H+ in een vloeistof. Als deze waarde te hoog wordt in ons lichaam gaat H+
andere verbindingen verbreken omdat het buitengewoon reactief is.
Buffers zijn verbindingen die de pH-waarde stabiliseren, hetzij door waterstofionen uit de oplossing
op te nemen of door waterstofionen aan te vullen. Verschillende buffers, zoals natriumbicarbonaat,
zorgen ervoor dat de pH van de meeste lichaamsvloeistoffen tussen 7,35 en 7,45 blijft schommelen.

, 16. De fysiologische functies van anorganische verbindingen beschrijven.




17. De structuur en functies van koolhydraten beschrijven.
Structuur: Een koolhydraat is een organisch molecuul dat koolstof, waterstof en zuurstof bevat in
een verhouding van 1:2:1
Functies: Onze weefsels kunnen de meeste koolhydraten afbreken en de belangrijkste rol is het
leveren van energie.

18. De structuur en functies van vetten beschrijven.
Zie 22

19. De structuur en functies van eiwitten beschrijven.
Structuur: Eiwitten zijn lange ketens van organische moleculen, aminozuren (20 soorten). Elk
aminozuur bestaat uit een centraal koolstofatoom met een waterstofatoom, een aminogroep (-NH2),
een carbonzuurgroep (-COOH, kan een waterstofatoom afstaan) (deze 2 komen alleen voor in
eiwitten) en een variabele R-groep (restgroep, recht of ring).

Functies: Eiwitten verrichten uiteenlopende functies:
1. Stevigheid. Structurele eiwitten vormen een driedimensionaal raamwerk voor het lichaam,
en bieden stevigheid, organisatie en ondersteuning voor cellen, weefsels en organen.
2. Beweging. Contractiele eiwitten zorgen spiercontracties; soortgelijke eiwitten bewegen
afzonderlijke cellen.
3. Transport: Onoplosbare vetten, verbrandingsgassen, mineralen zoals ijzer en verschillende
hormonen worden eerst aan transporteiwitten gekoppeld en eiwitten vervoeren stoffen
binnen een cel.
4. Buffering: bij pH verandering
5. Regulering stofwisseling: Enzymen.
6. Coördinatie en regeling: Eiwithormonen, de stofwisselingsactiviteiten en de functie organen
of orgaanstelsels.
7. Verdediging: bijv. huid, haren, nagels, antistoffen, stollingseiwitten.

20. De structuur en functies van nucleïnezuren beschrijven.
Structuur: Een nucleïnezuur is opgebouwd uit sub eenheden, de nucleotiden. Elke afzonderlijk
nucleotide heeft een suiker (met vijf koolstofatomen), een fosfaatgroep (PO43-) en een
stikstofhoudende base: adenine (A), guanine (G), cytosine (C), thymine (T, alleen RNA) en uracil (U,
alleen DNA).
Functies: een keten van nucleïnezuren vorm RNA en een dubbele keten vormt DNA

21. De structuur en functies van energierijke verbindingen beschrijven.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller nienkeriniavannauta. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $7.27. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

81311 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$7.27  2x  sold
  • (1)
  Add to cart