H15
In 1648 was er een einde aan de Dertigjarige Oorlog, Tachtigjarige Oorlog en was er
het begin van het Westfaalse statensysteem. Het statensysteem was het gevolg
van staatsvorming. De staat heeft het gewelds- en belastingmonopolie, de staat
beschermt de burgers en de burgers hebben rechten en plichten gekregen. Ze
krijgen bescherming als ruil voor belastingen die burgers moeten betalen. Na 1648
bestond Europa uit gelijkwaardige staten, ipv één groot rijk. De staten bemoeiden
zich niet met de interne aangelegenheden van andere staten
(non-interventiebeginsel of soevereiniteitsbeginsel).
Conflicten komen voor op micro-, meso- en macroniveau. Conflicten kunnen zowel
latent als manifest zijn.
Paradigma’s over conflict
Functionalisme-paradigma
- De maatschappij is een organisme, waarin elk deel een eigen functie vervult.
Conflict wordt gezien als een uitzonderingstoestand. Ze ontstaan als de
relaties tussen actoren niet goed functioneren en zijn bedreigend voor de
maatschappelijke orde
Conflict-paradigma
- De maatschappij is een arena waarin actoren met elkaar strijden om macht,
geld, overtuiging, status en invloed. Conflicten zijn niet altijd negatief, omdat
ze ook voor verandering kunnen zorgen. Er wordt nadruk gelegd op
machtsverschillen en de voortdurende strijden tussen actoren die hun
eigenbelangen willen maximaliseren. Er zijn twee stromingen te
onderscheiden:
1) Ongelijke materiële verschillen tussen de bezittende en de bezitloze
klasse staat centraal → Conflicten hebben te maken met
tegengestelde belangen
2) Dat maatschappelijke conflicten tussen bevolkingsgroepen hun
oorsprong kunnen hebben inuiteenlopende sociale en culturele
verschillens staat centraal
Sociaalconstructivisme-paradigma
- Er wordt gekeken naar de handelingen van mensen in conflict- en
samenwerkingssituaties en naar de betekenis die door verschillende actoren
aan bepaalde gedragingen gegeven wordt
, Rationele-actor-paradigma
- Nadruk ligt op hoe verschillende actoren die tegengestelde doelen of
belangen hebben met elkaar omgaan, proberen samen te werken en samen
te leven en bij conflicten gezamenlijk tot een oplossing kunnen komen.
Conflicten kunnen ook een vernieuwende functie hebben
In de politiek zijn ook veel conflicten te zien. Er is een botsing van verschillende
ideeën over de wenselijke inrichting van de samenleving.
Staten zijn het hoogste gezag op een grondgebied. Ze hebben soevereiniteit, intern
en extern.
● Intern → De bevolking erkend de staat als hoogste gezag. De staat heeft
gewelds- en belastingmonopolie. Er is sprake van interne soevereiniteit in een
staat als:
- De staat heerst over een bevolking
- De staat een bepaald grondgebied beheerst
- De staat over dat grondgebied zowel een belasting- als
geweldsmonopolie is heeft
● Extern → De staat wordt erkend door andere staten en de staat valt niet
onder het gezag van andere staten
Als de bevolking niet de macht boven zich accepteert is er geen interne
soevereiniteit. Er is dan sprake van fragiele staten (of falende staten). Zij hebben
dan geen monopolie meer.
De grens tussen een fragiele staat en een functionerende staat beweegt en is dus
moeilijk te bepalen. Wel heeft een fragiele staat twee kenmerken waar de staat dan
niet meer toe in staat is:
1) De interne rechtsorde handhaven. Het land wordt een anarchie, zonder
politiek bestuur
2) Belangrijke openbare diensten niet meer kunnen leveren
Na de dekolonisatie na WOII vervielen veel voormalige koloniën in een dictatuur.
De leider had dan alle macht en misbruikte deze. Na de Koude Oorlog werd er
ruimte gegeven aan opstandelingen, waardoor burgeroorlogen (intrastatelijke
conflicten) toenemen. Interstatelijke conflicten (oorlogen tussen staten) zijn
afgenomen.
Een van de negatieve gevolgen van globalisering is het vloeibaar worden van
grenzen. Dit is vooral het geval bij fragiele staten die hun grenzen niet goed kunnen
beschermen. Sommige staten krijgen juist de positieve gevolgen van globalisering,
dit zijn de BRICS staten. Zij profiteren bijvoorbeeld van de economische groei.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller arzusmt. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.25. You're not tied to anything after your purchase.