Dit document is een samenvatting voor het vak Economie. Het bevat informatie over de hoofdstukken Schaarste, geld en Handel/ verleden, heden en toekomst en Vraag en aanbod.
4V Lissy van Tol
Economie
Toetsweek SE, Schaarste,geld en handel/Heden,verleden en toekomst/ vraag en aanbod
Schaarste, geld en handel
Hoofdstuk 1
1.1 Kiezen is kostbaar
Mensen hebben behoeften en beschikken over middelen om in deze behoeften
te voorzien. Behoeften zijn onbegrensd, middelen zijn beperkt. Doordat
middelen beperkt zijn, ontstaat er schaarste: er zijn te weinig middelen om alle
behoeften van iedereen te bevredigen. Middelen hebben een belangrijke
eigenschap: ze zijn alternatief aanwendbaar: met hetzelfde middel kunnen
verschillend behoeften bevredigd worden. In een rugzak passen bijvoorbeeld
boeken, maar ook gymspullen. De manier waarop een middel gebruikt wordt, is
de aanwendingsrichting. Als middelen beperkt zijn, moet de
aanwendingsrichting gekozen worden. Gebruik je de rugzak voor je boeken of
voor je gymspullen? ( Het maken van keuzes die ontstaan door schaarste.)
Wat is nou de beste aanwendingsrichting van een middel?: Bepaal alle
aanwendingsrichtingen van het middel, bereken voor iedere
aanwendingsrichting de kosten en opbrengsten, ook wel baten genoemd, en kies
de aanwendingsrichting waarbij de opbrengsten het meest uitstijgen boven de
kosten ( deze aanwendingsrichting heeft de hoogste nettobaten: opbrengsten -
kosten). Om de toegevoegde waarde van een aanwendingsrichting te bepalen,
moeten de nettobaten worden gecorrigeerd voor de maximaal misgelopen netto-
opbrengsten: de nettobaten van de best denkbare alternatieve aanwending, ook
wel: opofferingskosten*.
1.2 Kiezen of delen
Het budget, ook wel bestedingsruimte is de optelsom van alle middelen waar
iemand over beschikt. Het budget beperkt de keuzes. Er zijn twee soorten
middelen: tastbare middelen en tijd. Het budget wordt uitgegeven aan
productcombinaties: combinaties van middelen waaraan het budget wordt
uitgegeven. De budgetlijn geeft alle mogelijke productcombinaties die
maximaal gekocht kunnen worden met een bepaald budget. Op de budgetlijn
geldt: B= p q + p q *. De budgetlijn verschuift naar links bij een daling van het
1 1 2 2
budget en naar rechts bij een budgettoename. De helling van de budgetlijn
verandert als de prijs van een van de producten verandert.
, Hoofdstuk 2
2.1 Wederzijds voordeel
Bij een ruil van middelen zijn er twee partijen, een vrager en een aanbieder. Om
te kunnen ruilen moet de ruilverhouding bekend zijn: de waarde van het ene
middel uitgedrukt in het aantal eenheden van het andere middel. Een ruil komt
tot stand wanneer er wederzijds voordeel ontstaat. In een economie in autarkie
wordt niet geruild. In een economie waar wel geruild wordt, bevredigen mensen
hun behoeften beter dan in een economie waar niet geruild wordt; een land in
autarkie is minder welvarend dan landen die ruilen met het buitenland.
2.2 Eigendomsrechten, transactiekosten en instituties
Als een ruil een wederzijds voordeel oplevert, moet aan twee voorwaarden zijn
voldaan om tot ruil te komen: (1) het moet vaststaan dat de aanbieder van een
product ook de wetmatige eigenaar is en (2) de transactiekosten moeten lager
zijn dan het wederzijdse voordeel van de ruil. Eigendomsrechten bepalen wie de
wettige eigenaar is van een middel. Eigendomsrechten kunnen ook betrekking
hebben op een idee of creatieve uiting. In dat geval is het vastgelegd in een
patent, ook wel octrooi. Met een patent staat vast wie de rechtmatige eigenaar is
van een nieuw ontwikkeld middel. Patenten vormen zodoende een bescherming
tegen het kosteloos kopiëren van een vinding. Het vooruitzicht van een patent is
daardoor stimulans om nieuwe ideeën te ontwikkelen. De schaduwzijde van een
patent is echter dat er een monopolie ontstaat: een situatie waarbij het nieuwe
middel maar door een partij wordt aangeboden. Een monopolist kan een hoge
prijs vragen, omdat er geen concurrenten zijn. Creatieve uitvindingen zoals
muziek en literatuur worden beschermd door vast te leggen wie de eigenaar is
van de intellectuele eigendomsrechten, dit is het auteursrecht. Bij een ruil
ontstaan transactiekosten: kosten die gemaakt worden voor het maken van een
geschikte ruil. Deze kosten kunnen het wederzijdse voordeel van een ruil
tenietdoen waardoor de ruil niet doorgaat. Ze verklaren het ontstaan van
instituties: organisaties die een bepaalde ruil vergemakkelijken doordat ze de
transactiekosten van die ruil verlagen. Soms wordt er bij een ruil een contract
opgesteld dat bepaalt onder welke voorwaarden de ruil plaatsvindt ( alleen bij
kostbare ruilen).
2.3 Ruil, scholing en specialisatie
In ruil voor tijd kan arbeid verricht worden. Daarbij wordt eerst gewerkt
waarna het verdiende loon kan worden uitgegeven aan andere middelen.
Productie en consumptie wisselen elkaar af; iedereen is zowel consument als
producent. Hoeveel je per uur verdient hangt af van je arbeidsproductiviteit:
jouw productie per gewerkt uur. Er zijn twee manieren om je
arbeidsproductiviteit te verhogen; scholing en specialisatie. Scholing: Het
opdoen van nieuwe kennis en het aanleren van nieuwe vaardigheden. Een beter
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lissyvantol. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.17. You're not tied to anything after your purchase.