Ontwikkelingspsychologie en pedagogiek
Ontwikkelingspsychologie= De psychologie van groei, verandering en consistentie van de
menselijke ontwikkeling gedurende het hele leven.
Ontwikkeling= Proces van groei en verandering dat wordt bepaald door de interactie tussen
erfelijkheid en omgeving. Het gaat het leven lang door. De meeste aandacht gaat uit naar de
kindertijd en adolescentie.
Pedagogiek= De wetenschap van het opvoeden. Letterlijk: Kinderleiding. Oud Grieks:
Paidagoogia.
Opvoeden= Het proces waarin een kind wordt gevormd naar de normen en waarden van de
opvoeders en samenleving.
Thematische gebieden binnen de ontwikkelingspsychologie:
- Fysieke ontwikkeling → Dingen die groeien
- Cognitieve ontwikkeling → Gedachten die je hebt
- Sociaal-emotionele ontwikkeling → Vertrouwen krijgen
- Persoonlijkheidsontwikkeling → Hoe verandert je persoonlijkheid.
Nature-nurture vraagstuk= Oud meningsverschil over de vraag of erfelijke factoren of de
omgevingsfactoren de meeste invloed hebben op ons gedrag en psychische processen.
Nature= Factoren die aangeboren zijn(aanleg en genen) → “Het is de aard van het beestje”
Nurture= Factoren die aangeleerd zijn(sociale omgeving en opvoeding) → “De mens is
maakbaar”
Er zijn verschillende manieren methoden om de effecten van nature en nurture af te wegen.
Tweelingenonderzoek en adoptieonderzoek zijn voorbeelden.
Tweelingenonderzoek= Onderzoek naar tweelingen door hun ontwikkelingen met elkaar te
vergelijken. Men hoopt te ontdekken welke eigenschappen aangeboren zijn en welke
aangeleerd.
Adoptieonderzoek= De eigenschappen in een geadopteerd kind worden vergeleken met de
eigenschappen van de biologische gezinsleden en die van de adopterende gezinsleden.
Rijping en ontwikkeling:
- Rijpen= Het proces waarin het genetische programma in de loop van de tijd tot uiting
komt(maturatie genoemd)
➔ Biologisch tijdsschema
- Genetic leash= Term van Wilson voor de beperkingen die erfelijke factoren opleggen
aan ontwikkeling.
Interactie tussen nature en nurture: Hoewel de rijping bepalend is voor het algemene
tijdsverloop waarin een individu biologisch gezien rijp is voor een nieuwe fase, kan het
exacte tijdstip[ van de ontwikkeling door de omgeving worden vervroegd of verlaat.
Kritieke perioden:
- Specifieke tijd in de ontwikkeling waarin een bepaalde gebeurtenis de grootste
gevolgen heeft
1
, - Aanwezigheid van bepaalde omgevingsstimuli zijn noodzakelijk voor een normale
ontwikkeling
- Gevolgen van het ontbreken van bepaalde stimuli zijn permanent en onomkeerbaar
Gevoelige perioden:
- Periode waarin men extra gevoelig is voor bepaalde soorten stimuli in de omgeving
- Gevolgen van het ontbreken van bepaalde stimuli hoeven niet permanent te zijn
Om het belang van aanraking te zien werden babyaapjes gebruikt(Harlow). De babyaapjes
werden na de geboorte gescheiden van hun moeder. De aapjes werden in kooien geplaatst
waarin twee kunstmatige surrogaatmoeders bevonden. De ene moeder was een eenvoudige
gazen figuur met een tepel waar melk uit kwam. De andere moeder gaf geen melk, maar wel
stimulatie dankzij de zachte badstof bekleding. De aapjes nestelden zich liever tegen de
zachte moeder dan de moeder die ze voedsel gaf.
Contactsteun= Stimulatie en steun die wordt verkregen door de fysieke aanraking van een
verzorger.
Continue verandering= Geleidelijke ontwikkeling waarbij prestaties op een bepaald niveau
voortvloeien uit die van de vorige niveaus. Het is kwantitatief.
Discontinue verandering= Ontwikkeling in aparte stappen of stadia. Elk stadium levert
gedrag op dat kwalitatief anders is dan gedrag in eerdere stadia.
Psychosociale stadia= Volgens Erikson wordt de psychosociale ontwikkeling gekenmerkt
door acht opeenvolgende stadia, waarin een individu verschillende ontwikkelingsproblemen
ervaart waarin hij zijn doelen en sociale relaties heroverweegt.
Vertrouwen= Het belangrijkste ontwikkelingsdoel in de eerste 18 maanden van het leven.
Volgens Eriksons theorie moet het kind kiezen tussen het wel of niet vertrouwen van een
ander.
2
, 8 fases van ontwikkeling, waarin een crisis moet worden volbracht(Erikson)
Leeftijd/ periode Crisis Adequate oplossing Inadequate oplossing
0 tot 1,5 jaar Vertrouwen vs Fundamenteel gevoel van veiligheid, Gevoelens van
wantrouwen vertrouwen; vermogen om te onzekerheid en angst
vertrouwen op krachten buiten jezelf
1,5 tot 3 jaar autonomie vs Perceptie van jezelf als handelend Gevoel dat je jezelf en de
schaamte/ twijfel persoon die in staat is het eigen gebeurtenissen niet in
lichaam te beheersen en dingen voor controle hebt
elkaar te krijgen
3 tot 6 jaar initiatief vs schuld Vertrouwen in jezelf als wezen dat in Ontoereikend gevoel van
staat is dingen in gang te zetten eigenwaarde
6 tot puberteit vlijt vs Beheersing van fundamentele sociale Gebrek aan zelfvertrouwen
minderwaardigheid en intellectuele vaardigheden
Adolescentie identiteit vs Tevreden met jezelf als persoon die Gefragmenteerd zelfbeeld,
rolverwarring zowel uniek als sociaal geaccepteerd is instabiel
Vroeg intimiteit vs isolement In staat tot nabijheid en betrokkenheid Gevoel van eenzaamheid;
volwassenheid ten opzichte van een ander ontkenning van de
behoefte aan intimiteit
Middelbare leeftijd generativiteit vs Focus op zorg buiten jezelf Erg op jezelf gericht, geen
stagnatie toekomst visie
Ouderdom integriteit vs wanhoop Gevoel van compleetheid, tevreden met Gevoel van nutteloosheid
het leven
Integriteit= In Erikson's theorie: Vermogen om zonder spijt en met een gevoel van heelheid
op het leven terug te kijken.
Cognitieve ontwikkeling(Denken)
Cognitieve ontwikkeling= Proces waarbij de manier van denken in de loop van der tijd
verandert.
Waarom is cognitie belangrijk?
- Belangrijk te kunnen onderscheiden wanneer problematiek onderdeel is van een
gezond ontwikkelingsproces en wanneer niet
- Belangrijke risicofactoren in kaart te kunnen brengen in verband met levensfase
- Je moet je hulpverleningsplan kunnen afstemmen op de levensfase
Cognitie:
- Afkomstig van van Latijnse woord cognoscere(kunnen/weten)
- = Processen die betrokken zijn bij het verwerven & verwerken van informatie
➔ Denken
➔ Waarnemen
➔ Herinneren
3
, ➔ Problemen oplossen
Uitgangspunten Piaget:
- Kinderen verwerken ervaringen actief
➔ Ontwikkeling= Autonoom proces
- Theorie van de gefaseerde ontwikkeling= Een theorie die fases aanduidt in de
cognitieve ontwikkeling en belangrijke veranderingen in denkprocessen benadrukt.
- Kinderen hebben een rijke omgeving nodig om zich te kunnen ontwikkelen(nurture)
- 3 ideeën staan centraal
➔ schema’s
➔ interactie tussen assimilatie en accommodatie
➔ Stadia van cognitieve ontwikkeling
- Cognitieve ontwikkeling verloopt in duidelijk te onderscheiden stadia, die min of meer
vastliggen(nature)
➔ Elk stadium heeft beperkingen in het begin en verworvenheden aan het eind
Schema’s:
- Mentale structuren die de ontwikkeling van het denken aansturen
- Raamwerken die helpen bij het denken of kennisclusters voor verwachtingen
- Structurerende en organiserende manier van denken → Denkwijze: Hoe een kind
denkt
- Fundamentele bouwstenen van de manier waarop wij de wereld zien
- Assimilatie= Mentaal proces dat nieuwe informatie in bestaande schema’s opneemt.
- Accommodatie= Mentaal proces dat bestaande schema’s aanpast om nieuwe
informatie beter te kunnen opnemen.
Sensomotorische stadium(0-2 jaar):
- Sensomotorische intelligentie= Mentaal vermogen dat zichtbaar wordt in de eerste
schema’s die een kind gebruikt.
- Objectpermanentie= Het besef dat een object onafhankelijk van de eigen
handelingen of aandacht bestaat.
- Doelgericht gedrag= Vaardigheid die naar voren komt tijdens de sensomotorische
fase waardoor kinderen het vermogen ontwikkelen om een enkel doel voor ogen te
houden en dat na te streven.
- Mentale representatie= Vermogen om innerlijke beelden te vormen van objecten en
gebeurtenissen.
- Kinderen ontdekken hun zintuigen en motoriek en ontdekken relaties tussen
activiteiten en gevolgen
➔ Intentionaliteit(doelgerichtheid)
➔ Objectpermanentie
➔ Beiden een voorbeeld van mentale representatie(innerlijke beelden van
objecten, gebeurtenissen)
Preoperationele stadium(2-7 jaar):
- Wordt gekenmerkt door een goed ontwikkelde mentale representatie en gebruik van
taal.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller TessaHermsen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.29. You're not tied to anything after your purchase.