Les 1
Filosofie
Empowerment= ’Een proces van versterking waarbij individuen, organisaties en
gemeenschappen greep krijgen op de eigen situatie en hun omgeving en dit via het
verwerven van controle, het aanscherpen van kritisch bewustzijn en het stimuleren van
participatie” (Van Regenmortel, 2002).
Multiculturalisme= ’Uitgaan van de gelijkwaardigheid van verschillende culturele
gemeenschappen binnen een bepaald afgebakend bestuurlijk gebied/ Het bij elkaar leven
van verschillende culturen binnen één samenleving.
Multimorele samenleving= Is een samenleving waar verschillende individuen of groepen er
een (radicaal) verschillende moraal op na houden en niettemin één samenleving vormen.
Hier valt te denken aan individuen die persvrijheid respecteren en degene die dat niet doen
Diversiteit= Datgene waarin mensen van elkaar verschillen.
Culturele diversiteit: Een verscheidenheid van culturen binnen een samenleving.
Culturele competentie= Rekening houden met de culturele achtergrond van de ander. Oog
voor verschillen en oog voor overeenkomsten.
Intuïtieve moralen(Verplaetse):
- Hechtingsmoraal= Regelt hoe wij omgaan met mensen met wie we verbonden zijn.
- Geweldmoraal= Regelt hoe wij omgaan met bedreigende situaties.
- Reinigingsmoraal= Regelt dat mensen reinheid koppelen aan het goede en
besmetting aan het kwade.
- Samenwerkingsmoraal= Manier waarop mensen samenwerken en omgaan met
mensen die samenwerking bedreigen.
Ethiek/ Moraal(mos)= Zeden/ gewoonten. Morele vragen gaan over goed en kwaad. Moraal
gaat over waarden(ideaal) en normen. Moreel gedrag kan worden verklaard vanuit
biologische processen en evolutie.
Waarden= Begrippen die omschrijven wat mensen waardevol vinden en ze naar streven.
Normen= Handelingsvoorschriften, laten zien hoe je moet handelen.
Fatsoensnormen= Ongeschreven regel gedragsregel → Niet op je telefoon zitten tijdens de
les. ‘Goede manieren’. = kleine ethiek/ etiquette.
Criteria onderscheid morele normen en fatsoensnormen:
- Ernst: Morele normovertreding is ernstiger.
- Straf: Straf morele normovertreding is zwaarder.
- Regelcontigentie: Morele normen zijn minder afhankelijk van toevallige regels.
- Autoriteit: Morele normen zijn minder afhankelijk van de goedkeuring door autoriteit.
Juridische normen= Wat een goede maatschappij is.
Morele opvattingen= Antwoord op de vraag hoe men zich als mens goed en
verantwoordelijk kan gedragen.
Deugd= Goede eigenschap van een persoon waardoor hij moraal juist handelt.
Soorten ethiek:
- Descriptieve ethiek: feiten/ beschrijvende ethiek.
- Prescriptieve ethiek: Waarden/ normen/ voorschrijvende ethiek → beroepscode
- Meta-ethiek: Morele vraagstukken van hoger abstractieniveau/ aard van goed en
kwaad
1
,Wilsvrijheid= Vrijheid van het individu om zijn eigen wil te bepalen.
Maatschappelijke vrijheid= Vrijheid van een individu binnen de samenleving.
Natuurlijke gelijkheid= Mensen zijn van nature gelijk.
Economisch-culturele gelijkheid= Mensen zijn gelijk wat betreft inkomen en
maatschappelijke mogelijkheden.
Rechtsgelijkheid= Mensen zijn gelijk voor de wet.
Rechtvaardigheid: Iedereen hoeft niet gelijk behandeld te worden(bij een spel wint 1 kind
een prijs).
- Plato: Beschreef in ‘De Republiek’ hoe een rechtvaardige samenleving
georganiseerd moet worden. De staat functioneert optimaal als iedereen de plaats
krijgt die bij zijn aard past. Daarbij zoekt hij naar de indeling die zo goed mogelijk
aansluit bij het doel van het menselijk leven, namelijk het hoogste goed. De beste
denkers krijgen de rol van de koning. De mensen die het gevoel hebben dat ze niet
de wijsheid hebben om goed te besturen, zelf moeten zoeken naar mensen die wel
deze wijsheid hebben.
- = Eerlijke regels/ Eerlijke verdeling van goederen en diensten.
- Capabilities Approach(Nussbaum/ Sen): Rechtvaardige verdeling van voorwaarden,
waaronder mensen kunnen doen wat ze willen doen en kunnen zijn wie ze willen zijn
Charles Taylor(1931):
- Persoonlijke leven: Communitarisme (vs liberalisme)
- Differentiedenken → Hoe samen te leven in een diverse samenleving?
1. Erken het unieke
2. Herken het gezamenlijke
→ Normatief multiculturalisme
- Cultureel relativisme= De opvatting dat culturen niet eenvoudigweg met elkaar
vergeleken kunnen worden. Normen en waarden zouden niet universeel zijn, maar
slechts begrepen kunnen worden uit de cultuur waarin ze zijn ontstaan. Elke cultuur
is gelijk. Je mag vanuit jouw cultuur niet oordelen over andere culturen.
● Kritiekpunten cultureel relativisme
➔ Het leidt tot morele verlamming/ apathie
➔ Maakt hervorming verwerpelijk
➔ Relativisten roemen vaak hun eigen tolerantie voor andere culturen
gebruiken. Tolerantie staat hoog aangeschreven. Daarmee wordt het
een universele waarde. Dit klopt niet, omdat relativisten zeggen dat ze
geen universele waarden willen.
- Normatief universalisme= Streeft erna dat bepaalde centrale waarden mondiaal
worden aanvaard. Hier gaat het dus bij om een ideaal. Het goede kun je bepalen bij
elke cultuur. Ze hangen aan het mens en niet aan de cultuur.
- Vanuit een gemeenschap kijken hoe een individu gevormd wordt. Alle culturen
hebben bepaalde waarden. Ze zijn allemaal gelijkwaardig. Wat onderscheid culturen
van elkaar(differentiedenken).
- Volgens Taylor is de vorming van een identiteit een dialogische aangelegenheid.
“Mensen verwerven de talen die nodig zijn om zichzelf te definiëren niet vanuit
zichzelf. Wij leren ze veeleer pas gebruiken door de interactie met anderen die iets
voor ons betekenen – wat George Herbert Mead de ‘significante anderen’ noemde.
- ‘Talen’ wordt door Taylor ruim opgevat. Het gaat niet alleen om de woorden die men
spreekt, maar ook om de wijzen van expressie waarmee men zichzelf definieert. Een
2
, groot deel van de menselijke activiteit grijpt plaats in zoverre de betrokkene zichzelf
begrijpt als geconstitueerd door en als een integraal deel van een groter geheel, ‘een
wij’. De zelfcreatie en de zelfevaluatie tekenen zich altijd af tegen, wat Taylor een
‘horizon van betekenis en van morele waarden’ noemt. Deze horizon van
significantie houdt een betekenissysteem en een waardehiërarchie in die het individu
niet zelf heeft gecreëerd. Iedereen voegt zich, volgens Taylor, binnen een
geloofwaardig systeem van overtuigingen dat reeds voor hem bestaat. Ze bieden
regels die in essentie gaan over de manier waarop iemand zich ten aanzien van het
eigen lichaam en dat van de ander moet verhouden. De ‘bronnen van het zelf’
vormen aldus het kader (cf. de horizon) binnen welke mensen proberen te bepalen
wat ze in concrete omstandigheden moeten doen. Het gevolg is dat wanneer
mensen zich bijvoorbeeld aangesproken voelen door een bepaald goed, zij dan het
gevoel hebben dat dit goed intrinsiek waardevol is en dat het volgen van dit goed een
eis is die uitgaat van de wereld waarin zij zich bevinden en niet alleen van henzelf.
- Het gegeven dat mensen zijn ingebed in een bepaalde betekenishorizon, impliceert
dat een betekenishorizon sterk kan verschillen van cultuur tot cultuur. Om die reden
kan volgens Taylor politiek nooit zomaar een kwestie zijn van absolute principes van
waaruit er, via één of andere calculus, politieke beslissingen kunnen worden afgeleid.
- Het individu moet dus worden opgevat als een redelijke beslisser, een politiek
persoon die in staat is om abstractie te maken van zijn morele identificaties en
overtuigingen. Taylor stelt dat dit mensbeeld niet alleen indruist tegen het dialogisch
mensbeeld, tevens wordt dit vermogen tot autonomie niet gelijkelijk gerespecteerd
wanneer de overwegingen van bepaalde mensen/groepen boven die van
anderen/andere worden geplaatst. Dit is het geval omdat het liberalisme zelf niet
neutraal is. Het liberalisme is volgens Taylor “niet een mogelijke ontmoetingsplaats
voor alle culturen, maar het is de politieke expressie van een bepaalde groep
culturen die niet verenigbaar is met die van een ander groep culturen”
- Het liberalisme acht Taylor dus niet in staat om als kader te fungeren waar de
verschillende culturele groepen elkaar kunnen ontmoeten. Tegenover de
kleurenblinde ‘politics of equal dignity’ oftewel de ‘politics of universalism’ pleit hij dan
ook voor een ‘politics of difference’ oftewel een ‘politics of recognition of difference’.
- Voor Taylor moet een beleid rekening houden met het feit dat de cultuur van iemands
voorvaderen een mens voorziet van een unieke en distincte identiteit. Het
beschermen van die cultuur is daarmee meteen ook een daad van erkenning van de
particuliere identiteit van die persoon. Erkenning van de culturele integriteit door de
bredere samenleving is een voorwaarde om zich ook als individu erkend te voelen.
Wanneer die erkenning uitblijft, dan creëert men een maatschappij met
tweederangsburgers. Mensen en groepen de hen gewenste erkenning ontzeggen, is
niets anders dan een daad van onderdrukking die bij deze mensen en groepen leidt
tot verlies aan zelfrespect. “Het onthouden van erkenning of het geven van negatieve
erkenning kan leed teweegbrengen, kan een vorm van onderdrukking zijn, die
iemand gevangen houdt in een verkeerde, misvormde en beperkte wijze van zijn”.
- Omdat het niet erkennen van de culturele identiteit schadelijk is, wil Taylor de
integriteit, het overleven en de collectieve uitoefening van de cultuur van de
voorouders bewaren. Hij is dan ook een (communitaristisch) liberalisme toegenegen
dat ervan uitgaat dat de staat, zo lang de grondrechten van de burgers ten volle
worden beschermd, de overleving en de bloei van een bepaalde natie, cultuur of
religie of van een beperkt aantal naties, culturen en religies actief dient te steunen.
3
, Amartya Sen(1933):
- Hokjesdenken: Mensen zijn niet gelijk. Mensen behoren namelijk tot verschillende
groepen. Is bang voor enkelvoudige identiteit. Mensen niet zien als 1 stuk identiteit,
maar mensen zijn meerdere identiteiten. Niet gelijkheid staat voorop, maar verschil
tussen mensen voorop stellen(differentiedenken).
- Volgens Sen hebben conflict en geweld te maken met het vooropstellen van één
bepaalde identiteit. Maar deze ééndimensionele visie gaat voorbij aan het feit dat je
altijd tot meerdere groeperingen behoort die bovendien heel verschillend zijn. Sociale
identiteiten zijn altijd ‘onder andere’ identiteiten. Door iedere sociale identiteit als een
deelidentiteit te zien, wordt voorkomen dat datgene wat mensen allemaal zijn op
voorhand wordt gereduceerd tot één enkel kenmerk dat zou domineren.
Identiteitsontwikkeling betekent niet alleen een zoektocht naar de groeperingen
waartoe je allemaal behoort en wat die voor je betekenen, maar ook een afweging
van het relatieve belang van je verschillende deelidentiteiten voor het leven dat je wilt
leiden. Sociale identiteiten gaan over sociale herkenning en erkenning: anderen
moeten je zien zoals je jezelf ziet. Een sociaal complexe samenleving kent een grote
diversiteit aan taken, rollen en posities, waartussen mensen veelvuldig wisselen. In
traditionele samenlevingen zijn de taken, rollen en posities beperkter. Mensen
kunnen zichzelf in afzonderlijke sociale categorieën indelen.
- Mono-identiteit vs meervoudige identiteit
- Sen ontwikkelde een capability-theory waarin hij de keuzes en
de mogelijkheden die mensen hebben centraliseert.
- Capability= De reële mogelijkheid van een persoon om iets te
doen of om iets te zijn. Capabilities zijn dus individuele
ontplooiings- oftewel realisatiemogelijkheden. Wat hierboven
staat, leidt tot een vierledige structuur van de waardevolle
aspecten van iemands toestand:
1. Well-being achievement: de mate waarin men het persoonlijk welzijn
realiseert.
2. Well-being freedom: de mate van vrijheid waarover men beschikt om het
persoonlijk welzijn te realiseren.
3. Agency achievement: de mate waarin iemand zijn objectieven realiseert.
4. Agency freedom: de mate van vrijheid om de morele objectieven te
verwerkelijken
- Een gerealiseerde capability noemt Sen een functioning. Volgens Sen dient de
overheid zich te buigen over de capabilities van mensen, maar moeten mensen zelf
kunnen kiezen welke capabilities ze wel/niet willen omzetten in functionings. Volgens
hem bestaat er simpelweg geen universele lijst van relevante capabilities omdat dat
een uiterst individuele aangelegenheid is waar de filosoof niet a priori uitspraken kan
over doen.
- Martha Nussbaum (2000; 2003) die werkt in de capability-traditie van Sen, zal
bijvoorbeeld wel een lijst opstellen. Zij komt tot volgende menselijke capabilities:
leven (niet voortijdig sterven); lichamelijke gezondheid; lichamelijke integriteit;
zintuigen, creativiteit en gedachten (leren denken en creatief zijn); emoties (niet
overheerst worden door angst); praktische rede; verbondenheid; kunnen leven met
andere soorten (i.c. dieren, planten); spel; controle over de omgeving.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller TessaHermsen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.75. You're not tied to anything after your purchase.