Hoofdstuk 1
Overheid= het openbaar bestuur in Nederland en bestaat uit meer dan 1600 organisaties.
Niet alleen de Rijksoverheid, de twaalf provincies, de waterschappen en meer dan 400
gemeenten behoren tot de overheid, maar ook zogeheten zelfstandige bestuursorganen
(ZBO).
Bijv. de Kamer v. Koophandel de Autoriteit Financiële Markten,
DUO en De Nederlandse Bank
Ook de rechterlijke macht in Nederland behoort tot de overheid en daaronder valt volgens
de Wet op de rechterlijke organisatie ook het openbaar ministerie (OM), dat belast is met de
vervolging van strafbare feiten.
Daar waar burgers zich vooral bezighouden met hun eigen belangen, houdt de overheid zich
bezig met de behartiging van algemene belangen.
In de praktijk blijkt dat er vaak verschillend wordt gedacht over de vraag waar de grens van
overheidsbemoeienis ligt. Deregulering is hier het juiste begrip voor, want de overheid is
niet altijd op alle terreinen nadrukkelijk aanwezig, maar stelt soms alleen algemene
voorwaarden.
Regels Nodig als instrument om beleid te realiseren, om gedrag van burgers en bedrijven
te beïnvloeden en te sturen en om algemene belangen te behartigen en veilig te stellen.
Wanneer regels burgers en bedrijven te veel afremmen om hen onnodig op kosten te jagen,
kan dat leiden tot een vermindering van de acceptatie en naleving ervan met alle
(handhavings)problemen van dien.
De overheid vormt het hoogste gezag op een bepaald grondgebied voor een of meer
aangewezen overheidstaken. Dikwijls maakt de overheid bij het behartigen van algemene
belangen gebruik van wetgeving.
Hierin staat onder meer geboden en verboden om die belangen
veilig te stellen en bij overtreding kan er straf worden opgelegd.
De overheid kan dus bij de behartiging van algemene belangen ingrijpen in de rechten en
vrijheden van burgers en ondernemers en kan bij overtredingen straffen opleggen. Alleen de
overheid heeft die bevoegdheid en dat verschaft de overheid een bijzondere machtspositie.
Naast (politieke) controle door volksvertegenwoordigende organen, zoals het parlement,
provinciale staten en gemeenteraden, heeft de overheid te maken met controle door de
rechter. De overheid moet zich dus kunnen verantwoorden voor het gebruik van haar
machtspositie (monopolist).
Anders dan bij een commercieel bedrijf is de overheid bij haar eigen dienstverlening niet
actief op een markt waarop sprake is van concurrentie.
1
,Nederland is een gedecentraliseerde eenheidsstaat.
de organisatie van de overheid bestaat uit verschillende lagen
(lagere / decentrale overheden)
Tussen de verschillende overheden is er sprake van een zekere rangorde (hiërarchie).
Deze hiërarchie brengt met zich mee dat de gemeente niet zelf kan bepalen welke taken en
bevoegdheden ze heeft. Daarnaast oefenen de hogere overheden toezicht uit op de
gemeenten, waarbij gedacht moet worden aan de goedkeuring van gemeentelijke besluiten
door de provincie, of de schorsing of vernietiging van besluiten door de Kroon (regering).
(art. 132 lid 2 – 4 Grondwet)
Centrale overheid=Rijksoverheid
De Rijksoverheid heeft twee belangrijke bestuursorganen, dit is de regering (art. 42 lid 1 Gw)
en iedere minister met eigen bevoegdheden.
Naast deze bestuursorganen behoren ook de zogeheten gedeconcentreerde
overheidsorganen tot de centrale overheid.
Zelfstandig opererende onderdelen van een ministerie (bijv. Belastingdienst).
Decentrale overheden=openbare lichamen
De verschillende soorten openbare lichamen staan in art. 123 t/m 136 van de Grondwet. Het
begrip decentralisatie wijst op het overlaten/overdragen van taken en bevoegdheden door
hogere overheden aan lagere overheden.
Omdat de gemeente het dichtst bij de burger staat, is deze overheidslaag belast met de
uitvoering van heel veel landelijke wettelijke regelingen waar burgers direct mee in
aanraking komen.
Op basis van deze regelingen verstrekt de gemeente tal van
vergunningen, subsidies, uitkeringen en neemt ze andere besluiten.
Hoewel de overheid en dus de gemeente geen bedrijf is, worden deze
besluiten ook wel producten genoemd.
Naast de landelijke regelingen voert de gemeente ook veel eigen regelingen uit. Een bekend
voorbeeld daarvan is de APV die elke gemeente in Nederland heeft en waarin allerlei zaken
worden geregeld waar burgers dagelijks mee in aanraking komen.
Als we het hebben over decentrale overheden, kunnen we onderscheid maken tussen:
1. Territoriale decentralisatie
2. Functionele decentralisatie
2
,Voorbeelden van territoriale decentralisatie zijn de provincies en gemeenten. Dit zijn
decentrale overheden die binnen hun eigen grondgebied (territorium) bevoegdheden
hebben op het gebied van regelgeving en bestuur ter behartiging van algemene belangen.
Voorbeelden van functionele decentrale overheden zijn de product- en bedrijfschappen,
ook wel taakgerichte decentrale overheden genoemd. Deze hebben voor de behartiging van
algemene belangen bepaalde bevoegdheden gekregen, maar zijn voor de uitoefening
daarvan niet gebonden aan een bepaald grondgebied. Een voorbeeld hiervan is het
bedrijfschap Horeca.
Wat we ook onder functionele decentrale overheden rekenen, zijn de zogenoemde
zelfstandige bestuursorganen (ZBO).
Organisatie die nagenoeg zelfstandig een bepaalde taak van de centrale overheid
uitvoert. Dat doet ze onder verantwoordelijkheid van een bepaalde minister, maar de
minister kan een ZBO geen aanwijzingen geven. Door het ontbreken van directe
zeggenschap van een minister kan een ZBO alleen d.m.v. wet- en regelgeving
gestuurd worden.
Bij de waterschappen komen beide vormen van decentralisatie voor. Territoriaal omdat
een waterschap taken en bevoegdheden uitoefent binnen een bepaald gebied en functioneel
omdat een waterschap met één bijzondere taak is belast, namelijk het beheer van de
waterhuishouding.
Dualisering van decentrale overheden
Monisme(voor 2002) bij de gemeente hield dit in dat het college een van de raad afgeleide
en daarmee aan de raad ondergeschikte positie innam. In het monistische stelsel bezat de
gemeenteraad alle bevoegdheden, zowel de regelgevende als bestuurlijke bevoegdheden.
Het college en de raad waren dus in de persoon van de wethouder niet van elkaar te
onderscheiden.
Dualisme(na 2002) richt zich op de verhouding tussen de raad en het college. De raad
staat nog steeds aan het hoofd van de gemeente (art. 125 lid 1 Gw), maar het college is
nevengeschikt aan de raad in die zin, dat zowel de raad als het college eigen zelfstandige
taken hebben. Dit heeft ook tot gevolg dat een wethouder niet langer tevens raadslid is en
dat ook personen van buiten de raad tot wethouder benoemd kunnen worden. Beide
functies zijn dus van elkaar gescheiden.
Niet alleen de gemeente, maar ook de provincie werkt volgens het principe van dualisme in
verhouding tussen provinciale staten en gedeputeerde staten.
De commissaris van de Koning is zowel voorzitter van provinciale staten als gedeputeerde
staten. Bij de provincies en gemeenten zien we dus terug hoe de parlementaire democratie
in ons land werkt: de regering (gedeputeerde staten en college van B&W) regeert en het
parlement (provinciale staten en gemeenteraad) controleert.
3
, De overheid werkt in tegenstelling tot een gewoon bedrijf met geld van de belastingbetaler
en is meestal monopolist op een bepaald terrein.
De overheid is ook geen bedrijf dat wordt gerund op basis van commerciële en economische
motieven, maar een publieke instelling die zich in grote mate laat leiden door politieke
opvattingen over wat in het algemeen belang wel of niet goed is voor de samenleving.
Bij de overheid gaat het dus niet alleen om het product, maar ook om het proces.
Daarnaast geldt natuurlijk ook dat uitsluiten de overheid het machts- en geweldsmonopolie
bezit. Veel beslissingen die de overheid neemt, hebben het karakter van dwang.
Grenzen verordende bevoegdheid gemeenten
Art. 121 en 122 Gemeentewet
o Posterieure verordening
Verordening mag niet in strijd zijn met hogere wetgeving
Hogere regelgeving mag worden aangevuld
Autonomie
-art. 124 lid 1 Grondwet en 108 lid 1 Gemeentewet
-Regeling en bestuur inzake eigen huishouding
-Openhuishouding:
Daar waar een hogere overheid (ook) regels stelt, vervalt in beginsel de
bevoegdheid van de lagere wetgever
Of wel: lagere overheden kennen geen grondwettelijk gegarandeerd taken complex
waar hogere overheden buiten moeten blijven.
Medebewind
Art. 124 lid 2 Grondwet en art. 108 lid 2 Gemeentewet
Regeling en bestuur kunnen worden gevorderd
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller mkjdrenth. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.89. You're not tied to anything after your purchase.