100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Bestuursprocesrecht $3.22
Add to cart

Summary

Samenvatting Bestuursprocesrecht

 2 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Samenvatting van het vak Bestuursprocesrecht voor studenten die de opleiding HBO-Rechten volgen aan de Hanzehogeschool Groningen.

Preview 4 out of 49  pages

  • September 24, 2021
  • 49
  • 2015/2016
  • Summary
avatar-seller
Bestuursprocesrecht
Week 1 H1.1 t/m 1.4


H1 Inleiding
Het bestuursrecht gaat over de juridische normen die gelden in de rechtsbetrekking tussen
burger en openbaar bestuur en binnen dat openbaar bestuur.
De belangrijkste bevoegdheid van het bestuur is de bevoegdheid om een besluit te nemen

De voorzieningen tegen bestuurshandelingen zijn de procedures van bezwaar en beroep, de
klachtprocedures en de procedures bij de burgerlijke rechter.
De voorzieningen bezwaar en beroep hebben een aantal gemeenschappelijke kenmerken:
a. De voorziening geeft de burger die daarvan gebruik maakt, een aanspraak op een
uitspraak van het orgaan waarbij de voorziening is opengesteld.
b. Het hanteren van de voorziening kan leiden tot een beslissing van het oordelende
orgaan waarbij het bestreden besluit ongedaan wordt gemaakt.
c. De voorziening wordt bij wettelijk voorschrift opengesteld.
d. Het orgaan dat op grond van de opengestelde voorziening dient te beslissen, is in het
algemeen niet-lijdelijk.

De voorzieningen van bezwaar en beroep hebben dus gemeen dat zij op een wettelijke
basis berusten en voor de burger een aanspraak scheppen op een uitspraak van een niet-
lijdelijk orgaan, dat bevoegd is om het bestreden besluit geheel of gedeeltelijk ongedaan te
maken.

Voor een van deze voorzieningen, namelijk het beroep bij de bestuursrechter, heeft de Awb-
wetgever een viertal meer specifieke karakteristieken genoemd:
e. De eerste en belangrijkste toetsing is dat het is te doen om de
rechtmatigheidstoetsing ‘ex tunc’ van een besluit.
f. De tweede karakteristiek wordt gevormd door de korte beroepstermijnen.
g. De derde karakteristiek is het centraal staan van het zoeken naar de materiele
waarheid.
h. De vierde karakteristiek is de laagdrempeligheid.

De eerste karakteristiek, de rechtmatigheidstoetsing ‘ex tunc’ van een besluit, geldt speciaal
voor het beroep bij de bestuursrechter. In verband met de tweede karakteristiek, korte
beroepstermijnen, kan worden opgemerkt dat voor bezwaar en beroep in het algemeen
dezelfde korte termijnen gelden als voor het beroep bij de bestuursrechter. De derde
karakteristiek, het zoeken naar de materiele waarheid, is steeds minder zichtbaar in de
jurisprudentie. Dit heeft te maken met de lijdelijkheid van de bestuursrechter.
Ook de laatste karakteristiek, laagdrempeligheid, heeft aan realiteitsgehalte ingeboet.

Een kenmerk dat alle voorzieningen gemeenschappelijk hebben, is dat ze volgens een vast
stramien lopen. Chronologisch rijzen bij al deze voorzieningen namelijk vragen met
betrekken tot de bevoegdheid van de oordelende instantie, de ontvankelijkheid van de
rechtzoekende burger, de toetsing, de uitspraak en de gevolgen van de uitspraak.

,Met het oog op het totale stelsel van primaire besluitvorming, voorprocedure, beroep bij de
rechtbank, hoger beroep en eventueel cassatie wordt wel gesproken van het
‘trechtermodel’.
Daarmee wordt bedoeld dat hoe verder men in de procedure komt, hoe formeler en
zwaarder deze is; in iedere volgende fase worden de eisen strenger. Dit geldt zowel voor het
bestuur, dat een toenemende mate van zorgvuldigheid moet betrachten, als voor de burger,
die evenzeer met oplopende eisen wordt geconfronteerd.


Art. 2 Wet RO, begrip rechterlijke macht: a. de rechtbanken
b. de gerechtshoven
c. de Hoge Raad

De Afdeling bestuursrechtspraak van de RvS, de Centrale Raad van Beroep en het College
van beroep voor het bedrijfsleven maken dus geen deel uit van de rechterlijke macht.
Deze bestuursrechters mogen dus niet beslissen over geschillen die uit burgerlijke
rechtsbetrekkingen zijn ontstaan.

Of een instantie dan al niet onderdeel van de rechterlijke macht is, is relevant omdat een
bepaald soort geschillen, te weten de geschillen die uit burgerlijke rechtsbetrekkingen zijn
ontstaan, bij uitsluiting berecht mogen worden door de rechterlijke macht.
Geschillen die niet uit burgerlijke rechtsbetrekkingen zijn ontstaan, mogen worden
opgedragen aan gerechten die niet tot de rechterlijke macht behoren. Bij deze andere
rechtsbetrekkingen gaat het om publiekrechtelijke rechtsbetrekkingen ook wel
bestuursrechtelijke rechtsbetrekkingen genoemd.


Dit type rechtsbetrekkingen doet zich in ieder geval voor wanneer het om de
uitoefening van openbaar gezag gaat, wat wil zeggen om de uitoefening van
exclusieve bevoegdheden en rechten.

In burgerlijke rechtsbetrekkingen draait het om de uitoefening van bevoegdheden en
rechten die in beginsel aan een ieder toekomen. Met deze benadering stemt overeen dat
een geschil tussen burgeres onderling, waarbij de ene burger een vordering tegen de andere
heeft ingediend, als een burgerlijk en niet als een bestuursrechtelijk geschil kan worden
aangemerkt.


Het in een bestuursrechtelijke rechtsbetrekking uitoefenen van openbaar gezag komt
meestal neer op het verrichten van een publiekrechtelijke rechtshandeling: het nemen van
een besluit.
Alle bestuursrechters, met name ook zij die niet tot de rechterlijke macht behoren, hebben
de bevoegdheid om over besluiten te oordelen.


Feitelijk handelen dat neerkomt op de uitoefening van openbaar gezag is te beschouwen als
publiekrechtelijk feitelijk handelen.

,Een bestuursrechter is een onafhankelijk, bij de wet ingesteld orgaan dat met
bestuursrechtspraak is belast (art. 1:4 lid 1 Awb). Onder omstandigheden, namelijk in geval
van bestuursrechtelijke geschillen, hoeft dit orgaan geen deel uit te maken van de
rechterlijke macht (art. 112 lid 2 Gw).



De ontwikkeling is, kort gezegd, zo gelopen dat de verschillende functies scherper van elkaar
zijn gescheiden, en dat de rechtsbescherming van de burger in ieder geval in laatste instantie
is opgedragen aan een (van het bestuur) onafhankelijke en onpartijdige rechter.
In de Awb komt dit duidelijk tot uiting: de rechtsbescherming van de burger is geregeld in de
hoofdstukken 6 (algemeen), 7 (bestuurlijke herbeoordeling) en 8 (rechtspraak), en het
toezicht op bestuursorganen in 10.2.

De rechtsbescherming is naar huidige opvatting beperkt tot individuele rechtsbescherming.
Maar de door de wetgever gemaakte keuze voor individuele rechtsbescherming is in het
Nederlandse bestuursprocesrecht niet volledig doorgevoerd.


Met steeds minder voorzichtigheid kan worden gesteld dat er de laatste jaren een beweging
waarneembaar is van rechtsbescherming naar geschilbeslechting. Geschilbeslechting is meer
gericht op de definitieve beëindiging (finaliteit) van een conflict, te weten wat partijen
achter het besluit verdeeld houdt.
Zij vergt een meer probleemgerichte aanpak zoals deze in de nieuwe zaaksbehandeling
gestalte krijgt, en meer materiele toetsing.
Art. 8:41a Awb: ‘De bestuursrechter beslecht het hem voorgelegde geschil zo mogelijk
definitief.’
Ook de opkomst in het bestuursrecht van alternatieve vormen van geschilbeslechting is
ingegeven door het streven naar finaliteit.

Naast de hoofdfunctie van de individuele rechtsbescherming is er een aantal nevenfuncties.
Zo kan een adequaat rechtsbeschermingsstelsel ten goede komen aan de legitimiteit van de
overheid.
Naast rechterlijke controle zijn in deze leer verder vormen van bestuurlijke controle van
belang. Een andere nevenfunctie van een adequaat stelsel van rechtsbescherming is dat een
dergelijk stelsel ten goede komt aan de kwaliteit van het bestuur.


Naast dit alles vervullen de afzonderlijke bestuursrechtelijke voorzieningen hun eigen
specifieke functies. Zo heeft rechtspraak, met name die in hoogste instantie, naast het
bieden van individuele rechtsbescherming teven het bevorderen van de rechtsontwikkeling
en de rechtseenheid tot taak.

, Art. 6 EVRM geeft het hoofdbeginsel weer: eenieder heeft recht op een eerlijke en openbare
behandeling van zijn zaak, binnen een redelijke termijn, door een onafhankelijke en
onpartijdig gerecht dat bij de wet is ingesteld, en dat in het openbaar uitspraak doet.


Beginselen van het rechtsbeschermingsstelsel:
a. Een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat bij de wet is ingesteld
b. Aan rechtspraak moet een bestuurlijke heroverweging voorafgaan
c. Er moet rechtspraak in 2 feitelijke instanties bestaan
d. De rechtsbescherming moet toegankelijk zijn
e. Zowel de rechtseenheid als de rechtsontwikkeling moet worden gewaarborgd
f. De rechtsbescherming moet effectief en tijdig zijn
g. De rechtsbescherming moet efficiënt zijn


Andere beginselen van het bestuursprocesrecht:
-Onpartijdigheid -Openbaarheid
-Ongelijkheidscompensatie -Motivering
-Hoor en wederhoor -Tijdigheid

Het beginsel van onpartijdigheid impliceert dat degene die over de zaak oordeelt, daar geen
eigen belang bij heeft, niet vooringenomen is en overigens in onbevangenheid en vrijheid
zijn eigen oordeel over de zaak kan vormen. Sterker nog, het beginsel vergt dat men op deze
punten zelfs niet de schijn tegen mag hebben. (2:4 lid 1 Awb)

Het beginsel van ongelijkheidscompensatie komt erop neer dat degene die over de zaak
oordeelt, rekening moet houden met verschillen tussen de machtsposities van partijen. In
samenhang hiermee dient de procedure gericht te zijn op het vinden van de materiele
waarheid en een inquisitoir karakter hebben. (7:11 lid 1 en 8:69 lid 2 en lid 3 Awb)

Het beginsel van hoor en wederhoor heeft meer dan beide voorgaande beginselen
betrekking op het verloop van de procedure. Partijen dienen over dezelfde informatie te
(kunnen) beschikken, en op elkaar standpunten te (kunnen) reageren. Zij moeten voldoende
gelegenheid krijgen om hun belangen tegenover het beslissende orgaan schriftelijk en
mondeling te bepleiten.

Op grond van het beginsel van openbare behandeling dient in ieder geval het onderzoek ter
zitting openbaar te zijn. Dit bepaalt art. 121 Gw.

Het beginsel van openbare en gemotiveerde uitspraak betekent dat de uitspraak in het
openbaar moet worden gedaan. Dit staat in art. 8:78 Awb. Verder dient een uitspraak de
gronden te bevatten waarop zij rust. De motivering moet kenbaar en begrijpelijk zijn. Dit
staat in art. 8:67 lid 2 en 8:77 lid 1 Awb.

Het tijdigheidsbeginsel houdt de eis in dat binnen een redelijke termijn een beslissing in de
zaak wordt genomen. De diverse procedures kennen meerdere termijnen. Alleen voor
bezwaar en beroep gelden wettelijke beslistermijnen (art. 7:10 en 7:24 Awb).

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller mkjdrenth. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.22. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

53340 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$3.22
  • (0)
Add to cart
Added