COLLEGE 1
Farmacie => wetenschap van de geneesmiddelen
Farmacologie => wetenschap naar de effecten van geneesmiddelen in het menselijk lichaam
Farmacotherapie => het voorschrijven van geneesmiddelen
Farmacotherapie = geneesmiddelentherapie
Farmacotherapie hoeft niet betrekking te hebben op slechts 1 geneesmiddel.
Bij farmacotherapie heb je vaak te maken met meerdere geneesmiddelen: interacties,
dubbelmedicatie.
Farmacotherapie hoeft niet betrekking te hebben op slechts 1 aandoening.
Bij farmacotherapie kan patient meerdere aandoeningen hebben. De arts geeft een geneesmiddel
tegen 1 aandoening, maar het kan dan een averechts effect hebben op de andere aandoening die de
patient heeft (contraindicatie).
Waarom farmacotherapie: (farmacotherapie is belangrijk omdat)
- Medicatieveiligheid
- Voorkomen van geneesmiddel-gerelateerde ziekenhuisopnamen
- Meer rekening met de kenmerken, bijzonderheden en de conditie van de individuele patient
Met farmacotherapie wil je de ziekenhuisopnamen verlagen.
Ziekenhuisopnamen zijn volgens de onderzoekers te vermijden door meer rekening te houden met
de kenmerken, bijzonderheden en de conditie van de individuele patient en door het toepassen van
beschermende voorzorgsmaatregelen.
Bij farmacotherapie kijk je individueel naar 1 patient, en niet naar de algemene groep waar een
onderzoek mee is gedaan. Meeste onderzoeken zijn in volwassenen gedaan maar niet in kinderen en
ouderen.
Het doel van farmacotherapie is de optimale behandeling van patienten met geneesmiddelen.
Waar we naar streven:
- Farmacotherapie op maat
- Zo gunstig mogelijke interactie tussen de patient en een geneesmiddel met als doel een
maximum aan gewenst effect en zo min mogelijk bijwerkingen.
Wat de toepassing van optimale farmacotherapie complex maakt:
- Toename aantal geneesmiddelen→ meer mogelijkheden therapie op maat
- Zoveel geneesmiddelen→ welke kies je en welke is het beste
- Keuzeproces geneesmiddelen complexer
o Presciptiebeleid varieert→ bv antibioticum beleid varieert per regio
o Kosten van geneesmiddelen zijn hoog→ wat wordt vergoed en wat niet?
Stel dat patient een hoge bloeddruk heeft, en je wilt een bloeddrukverlagend middel geven maar op
farmaceutisch compas bestaan er 50 soorten. Hoe kies je welke geneesmiddel je gaat nemen?
→mbv ICH richlijnen
→ABCD bij bloeddrukverlagende middelen
→NHG standaard
Onderzoek in bijzondere patientgroepen is vaak minimaal. Het is minder goed onderzocht in klinisch
onderzoek.
Bijzondere patientgroepen:
- Kinderen
- Ouderen
- Specifiek doelgroep met een bepaalde aandoening bv verminderde nierfunctie
*Meeste onderzoek is gedaan in volwassenen tussen 18-64 jaar
1
,In Formularia vindt je veelal gestandaardiseerde aanbevelingen gebasseerd op klinisch-
farmacologisch onderzoek.
Naar schatting moet bij 30-50% van de patienten worden afgeweken van de standaardisering die je
in een richtlijn vindt.
Dit houdt in dat je misschien:
- Ander geneesmiddel
- Toedieningsvorm aanpassen
- Standaarddosering aanpassen
- Therapieduur aanpassen
Waar vind je de juiste informatie:
- KNMP richtlijnen→ voor apothekers
- NHG standaarden→ voor huisartsen
- Multidisciplinaire richtlijnen
- Internationale richtlijnen
Al deze richtijnen zijn gratis.
Interactie is tussen geneesmiddelen.
Contra-indicatie is tussen geneesmiddel en patient kenmerk zoals aandoening of nierfunctie.
Hypoglykemie is als je te weinig bloedsuiker hebt.
Hypoglykemie symptomen:
- Wisselend humeur
- Hoofdpijn
- Bleekheid
- Moeheid
- Zweten honger
- Duiziligheid
- Beven
- Slecht zien
Hyperglykemie is als je te veel bloedsuiker hebt.
Hyperglykemie symptomen:
- Moeheid
- Slaperigheid
- Droge tong
- Vaak plassen→ door te plassen probeert je lichaam het extra suiker in je bloed kwijt te
raken.
- Dorst
2
,COLLEGE 2
Wat er gebeurt bij hyperglykemie:
Hoge levels glucose in bloed
Betacellen in pancreas laten insuline vrij
Vetcellen nemen glucose op in bloed
Wat er gebeurt bij hypoglykemie:
Lage levels glucose in bloed
Alfacellen in pancreas laten glucagon vrij
Lever laat glucose vrij in bloed
Pancreas/alvleesklier heeft eilandjes van langerhans.
Eilandjes van langerhans bestaan uit:
a) Alfa cellen→ secreteren glucagon
b) Beta cellen→ secreteren insuline
c) Delta cellen→ secreteren somatostatin
d) Exocrien pancreas (acinar cells en duct cells)
e) F cel→ secreteert pancreatische polypeptide
Insuline=> protein chain, peptide hormoon
Hormoon is een messenger die comuniceert met andere cellen, bestaat uit een ketting van
aminozuren.
Insuline bevat 51 aminozuren.
Insuline heeft MW van 5808 Da.
Insuline is een Di-peptide hormoon met een A en B ketting
Mechanisme van insuline secretie:
o Glucose komt beta cel binnen via GLUT2 (glucose transporter 2)
o G6P (glucose6fosfaat) wordt gemetaboliseerd waardoor ATP stijgt
o ATP blokkeert de ATP-sensitive-Kalium-kanaal waardoor kalium de cel niet kan verlaten
o Doordat kalium in cel blijft ontstaat er depolarisatie
o Voltage-afhankelijke-calcium-kanalen gaan open waardoor calcium naar binnen cel stroomt
o Calcium in cel zorgt dat de opgeslagen insuline dmv exocytose de cel kan verlaten/release
Diabetes type 1 is genetisch/aangeboren en diabetes type 2 komt door levensstijl
Diabetes type 1 heeft geen b cellen. De betacellen worden aangevallen door het immuunsysteem
waardoor de insulineproductie stopt.
Diabetes type 2 is het ongevoelig worden van cellen voor insuline, insulineresistentie.
Bij diabetes type 1 heb je geen opgeslagen insuline in de cel omdat de betacel is aangevallen door
immuunsysteem waardoor beta cel niet goed meer functioneert.
Diabetes type 2 is afhankelijk van je lifestyle. Diabetes type 2 is ook gedeeltelijk genetisch bepaald.
Het heeft ook te maken met je leeftijd en afkomst. Als je ouder wordt of als je ongezond eet in lange
periode functioneerd beta cellen veel slechter.
3
, Incretins zijn darmhormonen die je lichaam produceerd na het eten.
Soorten incretins: GIP en GLP-1
Insuline heb je nodig als glucose en incretins stijgen.
Na eten gaat glucose gehalte omhoog en insuline moet dus aan het werk gaan, insuline wordt
geactiveerd.
Insuline zorgt voor:
- Stimuleerd glucose opname
- Stimuleerd glycogen synthese
- Remming van glycogenolyse
- Remming van gluconeogenese
Als bloedglucose laag is (<3mmol/L) (hypoglycemie), wordt glucagon geactiveerd.
Glucagon zorgt voor:
- Stimuleerd glycogenolyse
- Stimuleerd gluconeogenese
Typen diabetes mellitus:
a) Diabetes mellitus type 1
b) Diabetes mellitus type 2
c) Diabetes insipidus
Diabetes mellitus type 1 is een autoimmuunreactie.
Bij diabetes type 1 valt immuunsysteem de betacellen van de eilandjes van Langerhans aan.
Gevolg hiervan:
- Lage concentratie insuline in bloed
- Hoge concentratie glucose in bloed
- Lage concentratie glucose in cellen→ want alle glucose blijft achter in bloed
Bij diabetes type 1 produceerd de pancreas (specifiek de beta cel in pacreas) geen insuline.
Symptomen diabetes type 1:
- Abnormale dorst en droge mond
- Vaak plasses→ om glucose in bloed kwijt te raken, nieren nemen het niet op in bloed en
plast het uit
- Weinig energie, fatigue
- Constante honger
- Plotse gewichtsverlies
- Plassen in bed
- Slechte wazige zicht
Bij diabetes type 2 heb je inadequate productie van insuline en het lichaam kan niet voldoende
reageren op deze vrijgekomen insuline.
Het kan zijn dat er een genetische afwijking is waardoor insuline niet goed wordt geproduceerd of de
volgorde is verkeerd of receptor die insuline zou moeten herkennen ineens niet insuline herkennen.
Er kunnen dus verschillende redenen zijn waarom iemand diabetes type 2 ontwikkeld.
Bij type 2 heb je te weinig insuline of slecht kwaliteit insuline en de vetcellen kunnen glucose uit
bloed niet opnemen en op te slaan. Hierdoor blijft glucosegehalte in bloed hoog.
Symptomen diabetes type 2:
- Overmatig dorst en droge mond
- Vaak plassen
- Weinig energie, extreme vermoeidheid
- Tinteling of numbness in handen en voeten→ door slechte doorbloeding, glucose tast vaten
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller NatsuD. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.56. You're not tied to anything after your purchase.