PROBLEEM 1 – verbintenissenrecht
De rechtshandeling komt tot stand door een wil die zich door een verklaring heeft geopenbaard
(wilsverklaring), zie art. 3:33 BW. Er moet dus een wilsovereenstemming zijn (consensus). Zodra de
rechtsorde aan de wilsverklaring van het individuele rechtssubject gezag toekent, komen de
belangen van anderen dan de handelende persoon in het geding: de wederpartij, de geadresseerde
en derden.
Beginsel van het consensualisme – art. 3:37 lid 1 BW: een wilsverklaring kan in iedere vorm
geschieden (hoofdregel). Wat het gevolg is van de overtreding van een wettelijk vormvoorschrift,
bepaalt art. 3:39 BW. Dus de wet kan een vorm voorschrijven, maar ook een voorafgaande
rechtshandeling: de algemene voorwaarden van een bedrijf kan bijv. bepalen dat de opzegging van
een abonnement alleen schriftelijk kan geschieden.
Art. 3:37 lid 1 BW: verklaringen kunnen in een of meer gedragingen besloten liggen stilzwijgende
wilsverklaringen. Zoals hoofdknik of handgebaar. Ook zuivere passiviteit kan een verklaring
inhouden. Dat men ‘niets’ deed, kan de betekenis van een rechtshandeling hebben.
- Het hangt er steeds van af wat de wederpartij in de gegeven omstandigheden uit het gedrag
redelijkerwijs mocht afleiden.
Toerekening van verklaringen: de in feite door A afgelegde verklaring geldt soms rechtens als een
verklaring van B, denk aan vertegenwoordiging of vervalste handtekening. Dit ziet op de persoon van
het handelende rechtssubject. Art. 3:37 lid 4 BW ziet op de inhoud van de verklaring: wanneer een
communicatiemiddel of bode een verklaring onjuist overbrengt, geldt de verminkte verklaring toch
als een verklaring van de afzender. Uitzondering: als de ontvanger het gevolgde wijze van
overbrenging aan de afzender heeft voorgeschreven, draagt de ontvanger het risico van verminking.
- Lid 4 heeft betrekking op de vraag of de overgebrachte verklaring als een verklaring van de
afzender geldt en doet er niet aan af dat de afzender de verklaring niet wilde in de zin van
art. 3:33.
Mogelijke rechtsgevolgen:
- De verklaring heeft in het geheel geen werking.
- De verzender kan zich beroepen op de inhoud van verklaring.
Een tot een bepaalde persoon gerichte verklaring moet de ander bereikt hebben om haar werking te
hebben (art. 3:37 lid 3 BW). Maatstaf: of de afzender op grond van verklaringen of gedragingen van
de geadresseerde mocht aannemen dat deze op het adres kon worden bereikt. Ook het moment van
bereiken is beslissend voor het tijdstip waarop de verklaring haar werking krijgt en waarop de
rechtshandeling tot stand komt (belangrijk voor bv. de gevolgen van een faillietverklaring).
Het moment van ontvangst is beslissend ontvangsttheorie (art. 3:37 lid 3). Voor het geval van een
niet of niet tijdig ontvangen aanvaarding, gaat art. 6:224 uit van het tijdstip waarop de aanvaarding
zonder de storende omstandigheid zou zijn ontvangen. Voor eenzijdige rechtshandelingen zal het
moment waarop de verklaring is opgesteld beslissend zijn (uitingstheorie).
Een verklaring die nog niet is ontvangen (dus ook nog geen werking), kan worden ingetrokken door
met een sneller communicatiemiddel de verklaring ‘in te halen’ (art. 3:37 lid 5 BW).
Wilsvertrouwensleer (stelsel van art. 3:33 en 3:35): de verklaring moet de uitdrukking zijn van een
wil. Er kan echter discrepantie bestaan tussen wil en verklaring; de handelende persoon kan zich bv.
versproken hebben. Volgens art. 3:35 BW gaat de uiterlijke schijn van de verklaring boven de interne
, wil van de handelende persoon, voor zover de wederpartij er gerechtvaardigd op heeft vertrouwd
dat de verklaring welgemeend was. Dan komt de rechtshandeling tot stand.
Art. 3:33 BW de primaire grondslag voor de totstandkoming van de rechtshandeling
Art. 3:35 BW subsidiaire grondslag
De handelende persoon moet bij het afleggen van zijn verklaring rekening houden met het
vertrouwen dat hij ermee wekt (doet hij dat niet, dan keert art. 3:35 zich tegen hem).
Voor de wilsleer is de interne wil van de handelende persoon van doorslaggevend belang. Volgens de
theorie van de wilsverklaring moet hij zijn wil verklaren, zodat bij uiteenlopen van wil en verklaring
geen rechtshandeling tot stand komt conform zijn wil. Bij de verklaringsleer is alleen de verklaring
van belang. De rechtshandeling komt tot stand conform hetgeen de handelende persoon heeft
verklaring (ongeacht of deze overeenstemt met de wil). Hiertegen is terecht aangevoerd dat zij de
wederpartij meer bescherming biedt dan gerechtvaardigd is. Volgens de vertrouwensleer is voor het
tot stand komen van de rechtshandeling het vertrouwen van de wederpartij doorslaggevend. Dit
heeft betrekking op de toegezegde prestatie, en de wilsvertrouwensleer op de wil van de
handelende persoon.
Oneigenlijke dwaling: partijen hadden een onjuiste voorstellen omtrent de inhoud van de door hen
uitgewisselde verklaringen. Dus dwaling als gevolg van een misverstand. Dit is anders dan art. 6:228
BW dit ziet op de eigenschappen van het object waarop de afgelegde verklaring betrekking heeft
of van de persoon tot wie de verklaring zich richt.
Gevallen van oneigenlijke dwaling:
a. De inhoud van de verklaring berust op een verspreking of verschrijving.
b. De inhoud van de verklaring wordt onjuist overgebracht door communicatiemiddel of bode.
c. De inhoud van de verklaring wordt door partijen verschillend opgevat als gevolg van
dubbelzinnig woordgebruik (misverstand).
d. De verklaring richt zich tot een door de afzender niet bedoeld persoon (afdwaling).
Art. 3:34 BW ziet op alle vormen van geestelijke stoornis, tijdelijk of blijvend, en ongeacht de oorzaak
van de stoornis. Voor de geestelijke gestoorde die onder curatele staat, heeft art. 3:34 in beginsel
geen betekenis. Tweede zin: indien de gestoorde aantoont dat de rechtshandeling voor hem nadelig
was, wordt de verklaring vermoed onder invloed van de stoornis te zijn gedaan, tenzij niet voorzien
(naar objectieve maatstaven beslissen of een gemiddeld persoon het nadeel zou hebben
voorzien).
Bij meerzijdige en eenzijdige gerichte rechtshandelingen geldt dat alleen de gestoorde zich op het
uiteenlopen van wil en verklaring kan beroepen. Wel kan de wederpartij die ontdekt dat de
afgelegde verklaring onder invloed van een geestelijke stoornis is tot stand gekomen, een redelijke
termijn stellen waarbinnen vernietiging moet plaatsvinden (art. 3:55 lid 2 BW).
Voor bescherming van het bij de wederpartij gewekte vertrouwen is vereist:
a. Een verklaring of gedraging van de persoon aan wie de wederpartij het vertrouwen
tegenwerpt; die
b. Door de wederpartij is opgevat als een tot haar gerichte verklaring van een bepaalde
strekking; en die
c. De wederpartij onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijs zo mocht opvatten.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller busraturedi. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.71. You're not tied to anything after your purchase.