PRACTICUM 1: HANTEREN VAN DE MICROSCOOP, MAKEN VAN PREPARATEN EN
BESTUDEREN VAN CELLEN
DE JUISTE INSTELLING VAN DE MICROSCOOP
DE OCULAIREN
▪ De oculairen hebben een vergrotingsfactor van 10x
▪ Het brilletje duidt aan dat de brildragers hun bril niet hoeven af te zetten.
▪ Het cijfertje 20 geeft de diameter van het gezichtsveld aan in ware grootte, dit is 20 mm.
DE OBJECTIEVEN
Er zitten 4 objectieven op je revolver. Op de objectieven kan je de vergroting en de kwaliteit van de lens aflezen.
Dit is voor de 4 objectieven verschillend. Elke lens gekenmerkt door een kleuring.
H = holte W = wand
Hoe hoger de numerieke apparatuur, hoe beter de lens
MAKEN VAN PREPARATEN
KLEURINGEN VOOR LICHTMICROSCOPIE
Kleuring:
▪ Hoofdzakelijk om contrast te creëren
▪ Hulpmiddel om specifieke structuren te herkennen
- afhankelijk van welke structuren of cellen je wil zien kan je verschillende kleurmethoden
kiezen
- bijna alle kleurmethoden zijn gebaseerd op een combinatie van zure en basische
kleurstoffen
,Zoë Haghebaert
Ba1 FAR 2020-2021
BESTUDEREN CELLE, WEEFSELS EN ORGANEN
Wanneer cellen in een vloeistof zitten (=suspensie) dan kan je uitstrijkjes maken van de vloeistofdruppels om
de cellen te bestuderen.
Cellen zitten vervat in weefsels en die op hun beurt in organen, om cellen dan te bestuderen dien je van de
volledige organen preparaatjes te maken → organen dienen hiervoor gefixeerd, ingebed (paraffine) en
flinterdun gesneden te worden.
Alle wetenschappelijke termen zijn afgeleid van het Grieks of Latijn.
Je kan verschillende doorsneden maken door een (3D)weefsel:
1. Overlangse sneden: mee met de lengterichting (verschillende mogelijkheden)
2. Dwarse sneden: dwars op de lengterichting
3. Schuine sneden: geen van bovenstaande
Immunocytochemische methoden: techniek die je in staat stelt om door gebruik te maken van gelabelde
antilichamen, intracellulaire organellen te visualiseren.
,Zoë Haghebaert
Ba1 FAR 2020-2021
BLOEDUITSTRIJKJE
Preparaat gemaakt door:
▪ druppel bloed op draagglaasje aanbrengen en met tweede draagglaasje de druppel gelijkmatig uit te
strijken.
▪ na drogen en fixeren → kleuring May-Grünwald-Giemsa
Bloedplasma (= vloeistof) is niet te zien op deze methode. We zien wel rode biconcave schijfjes, de rode
bloedcellen en enkele iets grotere rondere cellen met paarse gebieden in het midden(= kernen), de witte
bloedcellen.
Rode bloedcellen hebben GEEN kern!
Bij witte bloedcellen is de kern afhankelijk van het subtype. Deze kunnen verschillende vormen aannemen. Bij
de verschillende typen zal ook het cytoplasma van kleur variëren, afhankelijk van de inhoud. Het cytoplasma
wordt begrensd door het celmembraan.
Bij mammalia:
▪ Rode bloedcellen hebben een manier ontwikkeld om zo efficiënt mogelijk zo veel mogelijk zuurstof te
vervoeren.
▪ Bijna volledig gevuld met zuurstofbindend hemoglobine & hebben kern uitgestoten
▪ Rode bloedcellen zijn bij mammalia de enige levende cellen in het lichaam zonder kern
PLAVEISELCELLEN VAN HET WANGSLIJMVLIES (B1/6)
Preparaat gemaakt door:
▪ Langs binnenzijde wang cellen weg te schrapen & op draagglaasje uit te strijken
▪ Kleuring May-Grunwald-Giemsa
Wangcellen:
▪ Sterk afgeplatte cellen die een spiegeleivorm aannemen (= plaveicellen)
▪ In midden van cel → kern (nucleus)
▪ Ronde kern ligt cytoplasma met celmembraan
Bacteriën: kleine fel blauw gekleurde, staafvormige structuurtjes
Witte bloedcellen:
▪ Ronde cellen met gesegmenteerde kern ( vaak niet goed behouden)
▪ = granulocyten
▪ Bij acute ontsteking
,Zoë Haghebaert
Ba1 FAR 2020-2021
SPERMATOZOA (A9)
Menselijke zaadcellen hebben een kop van 0,005 bij 0,003 mm en een zweepstaartje van 0,05 mm lang
DUNNE DARM (E12/3) - AZAN
,Zoë Haghebaert
Ba1 FAR 2020-2021
Relatie tussen structuur en functie:
▪ Ter hoogte van de dunne darm vindt er resorptie van voedingsstoffen plaats, terwijl de voedselbolus
door de darm glijdt.
▪ Lumen → in midden preparaat → buisvormige holte waardoor de voedselbolus passeert
▪ Villi (intestinales) → vingervormige uitstulpingen (darmvlokken) → voor oppervlaktevergroting zorgen
zodat er zo veel en zo snel mogelijk voedingsstoffen op te nemen.
▪ Crypten (van Lieberkühn) → celdelingen plaatsvinden
▪ Slijmvlieslaag of tunica mucosa: laag met villi en crypten
→ Lamina epithelialis: epitheel
→ Lamina propria:
→ Lamina muscularis mucosae:
▪ Tela submucosa: losse collagene bindweefsellaag
▪ Tunica muscularis: spierlaag, glas spierweefsel
• Circulair (binnenste spierlaag)
• Longitudinaal (buitenste spierlaag)
▪ Tunica serosa: zeer dun afgelijnd bindweefsellaagje
PANCREAS - ALVLEESKLIER (E20/33)
De pancreas is een samengestelde klier bestaande uit exocriene en endocriene klierdeeltjes die
pancreasenzymen produceren. Vanuit de klierdeeltjes worden pancreasenzymen naar de twaalfvingerige darm
(duodenum) vervoerd waar ze hun functie kunnen uitoefenen.
De kliercellen zijn verzameld in celgroepjes (=klierdeeltjes) die telkens geconcentreerd liggen rond een zeer
klein lumen. Je kan elke cel terugvinden omdat je de celmembraan, nucleus en het cytoplasma kan zien.
Omdat pancreasenzymen eiwitten zijn kunnen we in de kliercellen eiwitproductie en secretie bestuderen.
Voor de aanmaak van eiwitten hebben kliercellen ribosomen nodig die vastgehecht zijn aan het ruw
endoplasmatisch reticulum (RER) → deze ligt aan de basale kant, de kant v/d cel die NIET aan het lumen ligt.
RER kleurt donkerder omdat de ribosomen nucleïnezuren bevatten.
Via het golgi-apparaat worden geproduceerde eiwitten verpakt in ronde secretiegranula. De inhoud van deze
granula (= pancreasenzymen) komt na een stimulus (exocytose) in het lumen v/h klierdeeltje vrij → verder
vervoerd. Secretiegranulen stapelen zich op in het cytoplasma en bevinden zich aan de apicale kant, de kant
VAN het lumen.
Hier en daar vind je groepjes van lichter gekleurde cellen → deze maken hormonen aan
,Zoë Haghebaert
Ba1 FAR 2020-2021
PRACTICUM 2: BEDEKKENDE EPITHELEN
Bedekkend epitheel vormt meestal een duidelijk laagje, ook wel de ‘lamina epithelialis’ genoemd. In dit
zelfstudiepakket wordt stap voor stap uitgelegd op welke manier je bedekkende epithelen kan herkennen en
vervolgens kan typeren.
ZOEK HET BEDEKKENDE EPITHEEL
A. Bedekkend epitheel staat steeds in contact met ‘de buitenwereld’, dit betekent met het
lichaamsoppervlak of met het lumen van een orgaan of buisje: Zoek de buitenwereld.
B. Tussen de cellen van het epitheel bevindt zich extreem weinig intercellulaire matrix, waardoor het een
dicht opeengepakte laag van cellen is. Omdat nagenoeg elke cel een kern heeft zoek je een zone waar
dicht opeengepakte kernen (dus cellen) te zien zijn.
C. Epitheel rust op een basaalmembraan, waardoor het meestal opvallend begrensd is naar het
onderliggende bindweefsel toe. Bij bindweefsel vind je relatief veel intercellulaire matrix terug, waarin
de bindweefselcellen meer verspreid liggen. Zoek het onderliggende bindweefsel en bepaal de ligging
van de basaalmembraan. De ‘basale’ kant van de epitheelcellen wijst naar de basaalmembraan.
BEPAAL HET AANTAL CELLAGEN
D. Bekijk nu het epitheel. Het bevindt zich tussen de
basaalmembraan en de buitenwereld. Een rij van
cellen die evenwijdig loopt met de basaalmembraan
noem je een cellaag. Omdat cellen kernen bevatten,
zullen ook de kernen netjes naast elkaar zitten. Liggen
de cellen (en dus de kernen) in één laag, dan heb je een
éénlagig epitheel. Zie je kernen liggen op meerdere
niveaus, dan heb je een meerlagig ofpseudomeerlagig
epitheel. Kijk of de celkernen in één laag of op
meerdere niveaus zitten.
E. Bij kernen op meerdere niveaus kan je een onderscheid
maken tussen een meerlagig epitheel of een pseudomeerlagig epitheel. Bij meerlagige epithelen
maken de bovenste cellagen geen contact met de basaalmembraan. Bij pseudomeerlagige epithelen
maken alle cellen contact met de basale membraan, maar zijn ze niet allemaal even hoog. Bij
pseudomeerlagige epithelen vinden we basale vervangcellen terug. (Tip: bekijk dit eens functioneel;
basale vervangcellen zitten in organen die onderhevig zijn aan beschadiging, maar waar geen andere
mogelijkheden zijn om de progenitorcellen te beschermen dan deze weg te houden van het lumen; denk
maar aan de luchtpijp). Oordeel of je een meerlagig of pseudomeerlagig epitheel hebt.
,Zoë Haghebaert
Ba1 FAR 2020-2021
BEPAAL DE VORM VAN DE CELLEN
F. studeer nu de vorm van de cellen, we kunnen hier een onderscheid maken
tussen plaveiselcellen, kubische cellen en cilindrische cellen. Voor een goede
beoordeling zoek je opnieuw de basaalmembraan. Hier zoek je naar een plaats
waar het epitheel loodrecht aangesneden is ten opzichte van de
basaalmembraan. Alle kernen liggen dan netjes in rij(en) naast elkaar. Zoek een
plaats waar de kernen (dus cellen) netjes in (een) rij(en) naast elkaar liggen.
G. Bepaal nu de vorm van de cellen op basis van onderstaand schema. De
rechterkant geeft de overlangse doorsnede van de cel weer. Kijk eerst na of je
celomlijningen (= een celmembraan) ziet. Indien dit niet het geval is, kan je de
vorm van de cel afleiden uit de vorm van de kern.
a) Langwerpige kernen met de lengteas evenwijdig met de basale membraan
(= platte kernen): plaveiselcellen (= squamous)
b) Ronde kernen: kubische cellen (=cuboidal)
c) Langwerpige kernen met de lengteas loodrecht op de basale membraan (= ovale kernen): cilindrische
cellen (=columnar)
, Zoë Haghebaert
Ba1 FAR 2020-2021
GEEF ENKELE TYPISCHE KENMERKEN
H. Verder zijn er nog enkele karakteristieken die je dient te vermelden
bij de typering. Deze zijn verschillend bij éénlagige en meerlagige
epithelen. Zij hangen sterk samen met de functie die deze
epithelen in het orgaan en het lichaam vervullen.
Eénlagige epithelen zorgen meestal voor een efficiënte
uitwisseling van stoffen tussen de buitenwereld en de rest van het
lichaam. De meeste cellen in éénlagige epithelen zijn hiervoor
gespecialiseerd.
1. Een celtype dat gemakkelijk herkenbaar is in epithelen, is de
slijmbekercel. Zij bezitten een naar de basaalmembraan toe
weggedrukte kern en een slijmprop aan de kant van het lumen
(apicale kant). Kijk na of er slijmbekercellen zijn. Tip: dit houdt
verband met de functie (slijmproductie).
2. Aan de apicale kant kunnen de cellen functie-gerelateerde
oppervlaktespecialisatie hebben.
a. Fijne dunne ‘lijnvormige structuurtjes’ die je bij sterke vergroting
afzonderlijk van elkaar kan onderscheiden: trilharen of stereocilia
(het verschil moet je functioneel afleiden)
b. Microvilli zijn te herkennen aan een sterk kleurbaar laagje aan
het apicale celoppervlak: de ‘staafjeszoom’ of ‘borstelzoom’. Microvilli zijn namelijk uitstulpingen van
de celmembraan zodat je oppervlaktevergroting krijgt. Bij korte microvilli spreek je van een
staafjeszoom, bij lange van een borstelzoom.
Bekijk de apicale celdifferentiaties.
Meerlagige epithelen (vooral plaveiselepithelen) vind je voornamelijk terug op plaatsen waar veel
wrijving plaatsvindt. Afhankelijk van de mate van wrijving zullen de bovenste cellagen dood (verhoornd)
of levend (onverhoornd) zijn.
a) Bij onverhoornd (onverhoornend, deze termen worden door elkaar gebruikt) epitheel zijn de cellen
in de meest oppervlakkige cellagen nog steeds levend. Daarom zijn alle organellen, dus ook de
celkernen, nog terug te vinden in deze meest oppervlakkige cellaag.
b) Bij verhoornd epitheel zijn de bovenste cellagen dood en vind je dus geen celkernen meer terug. Deze
verhoornde laag kleurt fel aan in de meeste lichtmicroscopische preparaten waarbij een
overzichtskleuring
werd gebruikt.
Kijk na of er
kernen zitten in
de bovenste
cellagen van een
meerlagig
epitheel.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller zoehaghebaert. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $0.00. You're not tied to anything after your purchase.