Samenvatting Hoofdlijnen Nederlands recht, ISBN: 9789001862831 Publiekrecht (Publiekrecht)
2 views 0 purchase
Course
Publiekrecht (PUBLIEKRECHT)
Institution
Haagse Hogeschool (HHS)
Book
Hoofdlijnen Nederlands recht
Bondige samenvatting van hoofdstuk 1, 9, 10, 11 en 12 van het boek Hoofdlijnen Nederlands Recht. Aansluitend bij het vak publiekrecht van Bedrijfskunde op De Haagse Hogeschool.
Hoofdlijnen Nederlands Recht
Prof. Mr. C.J. Loonstra
1.2
Vier functies van het recht.
1. Normatieve functie van het recht
2. Geschiloplossende functie van het recht
3. Additionele functie van het recht
à het biedt een rechtsregel als partijen vergeten zijn op een bepaald punt
afspraken te maken. Hebben zij dit wel gedaan, dan gaat die afspraak vóór en is
de wettelijke regeling niet meer van toepassing.
4. Instrumentale functie van het recht
1.3
Het Nederlandse recht kent in totaal vier rechtsbronnen
1. De wet
2. Het verdrag
3. De jurisprudentie
4. De gewoonte
1.3.1
Privaatrecht, ook wel het civiele recht of het burgerlijk recht genoemd. Het privaatrecht
valt uiteen in twee deelgebieden: het personen- en familierecht en het vermogensrecht
Het personen- en familierecht regelt zaken als geboorte, huwelijk, geregistreerd
partnerschap, echtscheiding, adoptie, ondercuratelestelling en de regeling van het
vermogen tussen echtgenoten.
Binnen het vermogensrecht vallen alle op geld waardeerbare handelingen tussen
burgers onderling waaraan juridische gevolgen verbonden zijn.
Burgerlijk Wetboek (BW) bestaat in 2016 uit negen wetboeken.
Het privaatrecht kent ook het ondernemingsrecht, het rechtsgebied dat alles regelt wat
ondernemingen en bedrijven betreft.
Naar de rechter gaan om een geschil te laten beslechten, noemen we procederen. De
regels die op het voeren van juridische procedures op het terrein van het privaatrecht
van toepassing zijn, worden tot het burgerlijk procesrecht gerekend en zijn voor een
groot deel in het Wetboek voor burgerlijke rechtsvordering (Rv) aan te treffen.
,We kennen ook weten op het terrein van het strafrecht. Kenmerkend voor dit deel van
het recht is dat de staat door middel van het Openbaar Ministerie (OM) actief optreedt
om sancties (boete, gevangenisstraf en dergelijke) e eisen bij overtreding van de
normen.
Bij het strafrecht bezit de staat een monopoliepositie. Alleen het OM kan tot vervolging
van strafbare feiten overgaan, zo luidt de hoofdregel.
Stafrecht en privaatrecht kunnen op een bepaalde manier met elkaar verbonden zijn.
Wetten treft men ook aan op het terrein dat wordt samengevat onder de naam
staatsrecht. Het staatsrecht regelt ruwweg gesproken de wijze waarop het Nederlandse
staatsbestel wordt vormgegeven en de invloed die de burgers daarop kunnen
uitoefenen.
Een zeer belangrijke wet op dit gebied is de Grondwet, waarin de basisregels van ons
staatsbestel (een democratische rechtsstaat) staan opgesomd.
Er was voor het bestuursrecht lange tijd geen kernwet. Vanaf 1 januari 1994 is echter de
Algemene wet bestuursrecht (Awb) op onderdelen in werking getreden. De Anb wordt
ook wel genoemd als een voorbeeld van ‘aanbouwwetgeving’: de wet wordt in delen
(tranches) ingevoerd en uitgewerkt.
Het bestuursrecht heeft betrekking op de mogelijkheden die de overheid heeft om
regulerend op te treden ten aanzien van de maatschappij.
Als de overheid zich meer terugtrekt spreken we wel van privatisering en deregulering.
Wie zijn wetgever? Wetgever op centraal niveau is met name de nationale wetgever, die
is samengesteld uit enerzijds de regering en anderzijds de Staten-Generaal (Eerste en
Tweede Kamer). De wetten van de nationale wetgever vormen tezamen de regelgeving
uit Den Haag (het Binnenhof).
Decentrale wetgevers treffen we onder meer aan op provinciaal en gemeentelijk niveau.
Ook provincies en gemeenten vaardigen dus wetten uit. Dat noemen we niet een wet
maar een verordening.
Er zijn ook andere instanties in Nederland die bevoegd zijn om wetten uit te vaardigen.
- de Sociaal-Economische Raad (SER)
- waterschappen
We weten nu dat er verschillende organen zijn die wetten of verordeningen maken.
Hierin kunnen we een rangorde aanbrengen waarbij drie regels gelden:
1. Hogere regels gaan boven lagere regels
2. Bijzondere regels gaan boven algemene regels
3. Jongere regels gaan boven oudere regels
2
,Een wet in formele zin is een wet die tot stand is gekomen door regering en Staten-
Generaal gezamenlijk, die nationale wetgever dus. Ieder product van deze wetgever
wordt met uitsluiting van alle andere daden van wetgeving, een wet in formele zin
genoemd.
Een wet in materiële zin is iedere regeling van een wetgever die bestemd is voor een
onbepaald aantal en dus niet bij name genoemde personen te gelden.
Op provinciaal en gemeentelijk niveau worden geen wetten in formele zin
uitgevaardigd. Als Provinciale Staten of gemeenteraad besluiten nemen die op alle
inwoners van de betreffende provincie of gemeente betrekking hebben, zijn dit wetten
in materiële zin.
- Groot aantal wetten is en wet in formele zin en wet in materiële zin
- Sommige wetten zijn wel wet in formele zin, maar geen wet in materiële zin
- Een groot aantal wetten is geen wet in formele zin maar wel wet in materiële zin
- Een besluit is niet afkomstig van regering en Staten-Generaal en niet gericht tot
een onbepaald aantal mensen is noch een wet in formele zin noch een wet in
materiële zin.
1.3.2
Niet alleen in wetten treffen we recht aan, ook verdragen behelzen rechtsregels. Deze
regels noemen we verdragsbepalingen. Een verdrag is een afspraak, een overeenkomst,
gesloten door twee of meer staten. Een verdrag tussen twee landen heet een bilateraal
verdrag; zijn er meer dan twee staten bij een verdrag betrokken dan noemen we dit een
multilateraal verdrag. Verdragen worden steeds belangrijker vanwege de toenemende
internationalisering.
1.3.3
Jurisprudentie betekent rechtspraak. Een vonnis wordt gegeven door de rechtbank. Een
arrest wordt gewezen door een gerechtshof of de Hoge Raad. Rechtbank, gerechtshof en
Hoge Raad zijn vooral actief op het terrein van het Privaatrecht, het ondernemingsrecht
en het strafrecht. Op alle andere terreinen van het recht worden beslissingen van
rechters of rechtscolleges ‘uitspraken’ genoemd.
Rechters beschikken over bepaalde hulpmiddelen bij het specificeren van de betekenis
van een woord of zinsnede. Deze hulpmiddelen worden interpretatiemethoden
genoemd.
1. De grammaticale interpretatiemethode
Bij de uitleg van een woord knoopt de rechter aan bij de betekenis die het heeft in
het alledaagse spraakgebruik.
2. De wetshistorische interpretatiemethode
De rechter beroept zich bij dit hulpmiddel op een passage uit de parlementaire
geschiedenis van de betreffende wet.
3. De anticiperende interpretatiemethode
De rechter baseert bij het formuleren van zijn regel zich op toekomstig recht, op
bijna-recht dus. Het duurt een tijd (ten minste 9 maanden) voordat een
wetsvoorstel wet wordt en in werking treedt.
3
, 4. De rechtsvergelijkende interpretatiemethode
De rechter verwijst bij de beantwoording van de vraag hoe je een vaag woord of
onduidelijke zin in een (Nederlandse) wet moet lezen, naar een buitenlands
rechtsstelsel waarin de betreffende materie ook is geregeld.
5. De systematische interpretatiemethode
Wetsartikelen staan nooit op zichzelf. Zij maken onderdeel uit van een groter
geheel, bijvoorbeeld van een wet. Als de rechter de systematische
interpretatiemethode toepast, legt hij een woord of zinsnede uit een wettelijke
bepaling uit aan de hand van de regeling waarvan die bepaling onderdeel
uitmaakt.
6. De teleologische interpretatiemethode
De rechter doet een beroep op de bedoeling die de wetgever met de regelgeving
heeft gehad. Met een beroep op deze bedoeling, geeft hij dan invulling aan
woorden in de tekst die niet (geheel) duidelijk zijn.
7. Overige interpretatiemethode
In vooral het privaatrecht zijn ten slotte nog twee interpretatiemethoden van
belang.
- rechters verwijzen bij hun uitleg van onduidelijke bewoordingen in een wet
naar eerdere uitspraken van rechters die onduidelijke bewoordingen al zijn
uitgelegd. Dit wordt ook wel de precedenteninterpretatie genoemd.
- in het privaatrecht hebben de redelijkheid en de billijkheid een steeds
belangrijkere plaats gekregen. De wetgever heeft dat ook uitdrukkelijk gewild.
We noemen dit de interpretatie naar redelijkheid en billijkheid.
Naast interpretatiemethoden maakt de rechter ook gebruik van zogenoemde
redeneerwijzen. Een redeneerwijze is een bepaalde manier van denken om tot een
bepaalde uitspraak te komen.
Bij de a-contrarioredenering gaat de rechter ervan uit dat een bepaalde rechtsregel niet
van toepassing is, omdat die regel uitsluitend geschreven is voor de gevallen die
uitdrukkelijk in die regel worden genoemd.
Wil de rechter bij toepassing van de a-contrarioredenering de werking van een
rechtsregel niet uitbreiden, bij toepassing van de redenering naar analogie doet hij dat
nu juist wel. Bij de redenering naar analogie stelt de rechter zich op het standpunt dat
een bepaalde kwestie (die niet wettelijk geregeld is) zoveel lijkt op een kwestie waarin
de wet wel voorziet, dat die laatste regel ook van toepassing wordt verklaard op de niet-
geregelde kwestie.
1.3.4
Ook de gewoonte kan als bron van recht fungeren.
Er zijn twee voorwaarden:
1. Er moet sprake zijn van een vaste gedragslijn: binnen de groep in kwestie handelt
men (alle betrokkenen) overeenkomstig de gegroeide opvatting.
2. Daarnaast moeten de betrokkenen het als hun rechtsplicht beschouwen
overeenkomstig die regel te handelen; zij achten zich moreel verplicht de regel te
volgen.
Is aan deze twee voorwaarden voldaan, dan is er sprake van gewoonterecht.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller bodinevleeuwen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.82. You're not tied to anything after your purchase.