Volledige samenvatting voor deeltentamen 2 van Hersen en Gedrag (UU)
All for this textbook (1)
Written for
Universiteit Utrecht (UU)
Psychologie
Hersenen En Gedrag
All documents for this subject (144)
2
reviews
By: samvolman • 1 year ago
By: oli4zijlstra • 2 year ago
Seller
Follow
DaphnePsychologie
Reviews received
Content preview
1. Wat is psychologie?
Psychologie is de wetenschappelijke studie die gedrag, mentale processen en de functies
van het brein onderzoekt.
2. Wat betekent nature versus nurture, en hoe beïnvloeden nature en nurture
volgens moderne psychologen het gedrag?
Nature is het gedrag dat gevormd wordt door je genen en nurture is het gedrag dat gevormd
wordt door omgevingsinvloeden. Hedendaagse psychologen geloven dat ervaringen
samengaan met aangeboren eigenschappen die de geest vormen.
3. Twee belangrijke methoden die essentieel zijn voor een wetenschappelijke
psychologie werden beschreven door Helmholtz (reactietijden) en Fechner
(waarnemingsdrempels).
a. Wat kom je met reactietijd te weten?
Dat het brein het lichaam aanstuurt.
b. Wat kom je met een drempelbepaling te weten over waarneming?
Dat het lichaam bepaalde waarnemingen pas kan ervaren binnen een bepaalde “range”.
4. Zie figuur 1.4. In de middelste kolom, wat zijn de elementen vanuit
structuralistische perspectief, en wat is de Gestalt?
Dat het mentale proces van waarnemen gebeurt door afzonderlijke waarnemingen en niet
dat dit vanuit één geheel gebeurt.
5. Wat zijn de verschillen tussen het medische model en het psychologische
model als het gaan om respectievelijk het begrip en de behandeling va.bn
abnormaal gedrag? Hoe verhoudt zich dat tot nature versus nurture?
Het medische model benadrukte lichamelijke oorzaken van abnormaal gedrag en het
gebruik van medicijnen. Het psychologische model suggereerde dat abnormaal gedrag
voortkwam uit levenservaringen.Het medisch model is dus meer gericht op nature en het
psychologisch model meer op nurture.
6. Wat is de definitie van ‘leren’? En van ‘geheugen’?
Leren heeft te maken met mentale processen infereren. Leren is een verandering in je
gedrag in een en dezelfde situatie na een ervaring. Bij geheugen worden andere
hersenprocessen gestimuleerd.
7. Wat is klassiek of Pavloviaans conditioneren? Geef een (menselijk) voorbeeld.
De relatie tussen een stimulus en de daarop volgende respons.
, 8. Wat is het essentiële verschil tussen de Pavloviaanse benadering en de
(eveneens behavioristische) benadering van Thorndike en Skinner? Geef ook
hier een (menselijk) voorbeeld.
Operant conditioneren is de relatie tussen gedrag en de daarop volgende respons.
9. Hoe onderscheidt cognitieve psychologie zich van de behavioristische
benadering?
Het behaviorisme meette gedrag en cognitieve psychologie meette interne mentale
processen. Bij cognitieve psychologie wordt geprobeerd gedrag te verklaren vanuit de meest
natuurlijk vorm van mentale processen en de behavioristische benadering gebruikt
onderzoek en voorzichtige metingen van waarneembaar gedrag.
10. Beschrijf vergelijkenderwijs de benadering van het onderwerp ‘menselijk
geheugen’ vanuit biologisch, cognitief- en klinisch-psychologisch perspectief.
Biologisch gezien wordt er gekeken naar hoe informatie opgeslagen wordt in de hersenen.
Cognitief gezien wordt er gekeken naar hoe mentale processen ervoor zorgen dat informatie
wordt opgeslagen. Klinisch gezien wordt er gekeken naar hoe mensen met een afwijkende
psyche informatie opslaan en hoe dat afwijkt van iemand die niet afwijkt.
11. Wat is het mind-brain problem?
De vraag hoe de geest zich verhoudt tot hersenactiviteit.
12. Wat is (volgens Kalat) Biologische Psychologie?
Het onderzoek naar lichamelijke, evolutionaire en ontwikkelingsmechanismen van het
gedrag en de ervaring.
13. Wat houdt een fysiologische verklaring van gedrag in?
Die verbindt gedrag met een breinactiviteit en andere organen.
14. Wat houdt een ontogenetische verklaring van gedrag in?
Beschrijft hoe een structuur van gedrag ontwikkelt, inclusief de invloed van genen hierbij.
15. Wat houdt een evolutionaire verklaring van gedrag in?
Deze reconstrueert de evolutionaire geschiedenis van een structuur in gedrag.
16. Wat houdt een functionele verklaring van gedrag in?
Deze beschrijft waarom een structuur van gedrag zich heeft voorgedaan.
17. Wat is een gen?
, De zijn erfelijke elementen die de structurele identiteit omvatten van generatie op generatie.
18. Hoe verhouden zich genen, DNA en chromosomen?
Een gen is onderdeel van een chromosoom die weer onderdeel is van een DNA streng.
19. Hoe werken de letters van het genetische alfabet (hoeveel verschillende zijn er
en hoeveel heb je nodig voor de code van een aminozuur)?
De vier letters G-C-A-T bepalen de structuur van het DNA. Je hebt drie letters nodig (een
triplet) om een aminozuur aan te kunnen maken.
20. Hoe verhouden zich DNA, RNA en proteïne (eiwit) molecuul?
RNA kopieert DNA en creëert steeds drie letters uit het RNA om een aminozuur aan te
maken.
21. Wat is de relatie tussen chromosomen, homozygoot en heterozygoot?
Een homozygoot is als je dezelfde genen hebt op de twee delen van je chromosomen. Een
heterozygoot is als je een combinatie van genen hebt die niet met elkaar overeenkomen.
22. Geef een voorbeeld van de relatie tussen dominante en recessieve genen.
Een dominant gen heeft een sterk effect op zowel homo- en heterozygoot. Een recessief
gen alleen op homozygoot.
23. Wat is het verschil tussen ‘sex-linked’ en ‘sex-limited’ genen?
Sex-linked gaat over chromosomen X en Y, die wat zeggen over welk geslacht je bent.
Sex-limited gaat over genen die beide geslachten hebben maar die in één van de
geslachten actief zijn.
24. Gegeven het antwoord op 1.2.3, wat is een mutatie?
Een mutatie is een erfelijke verandering in een DNA-molecule.
25. Epigenetica gaat over verandering in de .... van genen.
activiteit
26. Noem 2 factoren die de .... (antwoord voor 1.2.9) kunnen beïnvloeden.
Puberteit, geboorte. Het vormen van een nieuwe herinnering of gewoonte.
27. Beschrijf in globale termen (dus zonder precieze aanduidingen van molecule
e.d.) het chemische mechanisme van epigenetica.
Eiwitten die histones heten binden zich aan DNA. De histone moleculen hebben losse
einden waar bepaalde chemische groepen zich aan kunnen hechten. Om een gen te
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller DaphnePsychologie. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.91. You're not tied to anything after your purchase.