Research and
interventionmethodology A
Week 1:
Hoorcollege 1
Leerdoelen:
- Verwoorden welke vier kenmerken belangrijk zijn voor de ontwikkeling van de
wetenschap
- Verwoorden wat de functie is van onderzoek aan de universiteit
- Verwoorden wat de belangrijkste kenmerken van onderzoek zijn
- Verwoorden wat de functie is van leren onderzoeken
- Verwoorden wat de belangrijkste wetenschapstheoretische kenmerken zijn en wat
ze betekenen
- De besproken wetenschapstheoretische begrippen toepassen op concrete casussen
en dit verwoorden
- Concrete casussen waarin de besproken wetenschapstheoretische begrippen zijn
toegepast, kritisch beoordelen en dit verwoorden
Wetenschap:
Wat is wetenschap?
Zoeken naar hoe dingen werken en hoe dingen in elkaar zitten, manier om de wereld te
begrijpen. Wetenschap is kennisverwerving, een zoektocht, systematisch, extrapoleren en
algemeen geldig. Je gaat, op basis van wat al gedaan is, op zoek naar wat er nog verder
gedaan kan worden. Beter onderzoek, verder onderzoek, doorgrondiger onderzoek.
Er moet een patroon vormen en het moet wetmatigheid hebben (=dat het algemeen geldt).
Je doet observaties etc en trekt daar dan een conclusie uit die dat allemaal samenvat.
Wetenschappelijke kennis is:
- Verworven door methodisch onderzoek die systematisch en in doorzichtige
samenhang is geordend.
- Conceptueel (je ordent het en zoekt een patroon)
- Reflectief/kritisch
- Overal zichtbaar
Nieuwsgierigheid (willen weten hoe dingen in elkaar zitten), systematiek, toeval (als je iets
toevallig waarneemt en zo je interesse wordt gewekt), sociaal verschijnsel.
De wetenschappelijke methode:
- Rol van observatie en metingen (kwantificering)
- Theoretische/hypothetische verklaringen voor geobserveerde verschijnselen
- Predicties over wat in de werkelijkheid het geval moet zijn o.b.v. de hypothese
- Experimentele test van de predicitie(s)
Onderzoek:
Aspecten:
, - Methodologie (theorie achter de methode, hoe kun je deze keuze verantwoorden)
- Methoden (instrumenten die je inzet, zoals vragenlijst of observatie)
Theorie: logisch en consistent geheel van uitspraken die dienen om een bepaald verschijnsel
of fenomeen te beschrijven en/of verklaren.
Eisen voor een theorie:
- Logische consistentie (moet over zelfde deeldomeinen gaan)
- Inhoudelijke coherentie (moet met elkaar gerelateerd zijn)
- Empirische correspondentie (moet mogelijk zijn om te kunnen
bewijzen/onderzoeken)
- Spaarzaam (met zo weinig mogelijk aspecten een zo groot mogelijk domein proberen
te verklaren)
Hypothesen: een voorlopige onderstelling die uit de theorie is afgeleid en die men door
wetenschappelijk onderzoek tracht te toetsen.
Deductie: een grote theorie op een specifiek persoon of casus toepassen. Bijvoorbeeld: alle
mensen zijn sterfelijk. Jij bent een mens, dus jij gaat sterven.
Inductie: vanuit specifieke observaties die je blijft herhalen een algemeen patroon
ontdekken. Een stapje terug doen en een kijkje nemen op het groter geheel en zo het
patroon ontdekken. Het voorwerp doet er niet toe, maar wel de massa van het voorwerp.
Abductie: bepaalde patronen zien, en dan theorieën en modellen bedenken waarmee je die
patronen zo goed mogelijk kunt verklaren.
Verificatie: een theorie is pas waar als je hem kan bewijzen (theorie ondersteunen)
Falsificatie: een theorie is waar totdat het tegendeel wordt bewezen (theorie ontkrachten)
Logisch positivisme:
kennis die niet te toetsen is > metafysische kennis. Ze zochten naar het demarcatie
criterium. Ondubbelzinnige waarnemingen als basis (het moet waarneembaar zijn),
fundamenteel onderscheid tussen theorie en feiten, kennisverwerving op basis van inductie,
vanuit observaties naar regelmatigheden, toetsing dmv verificatie en wetenschappelijke
vooruitgang mogelijk (kennisaccumulatie).
- Logisch positivisme kritiek op verificatie: het is bijna onmogelijk: je kan niet alle
groepen onderzoeken en met zekerheid vaststellen dat het echt zo werkt.
Kritisch rationalisme:
, Karl Popper: niet eerst observeren dan concluderen maar eerst theorie bedenken en die dan
toetsen.
Theoretische veronderstellingen als basis, relatief onderscheid tussen theorie en feiten.
Kennisverwerving: deductie, afleiden en toetsen van hypothesen. Toetsing dmv falsificatie.
Wetenschappelijke vooruitgang mogelijk (maar bereiken eindpunt niet).
- Probleem bij falsificatie: omgaan met probabilistische uitspraken? (als een groep
symptomen van Groupthink vertoont, dan is de kans groter dat ze slechte besluiten
nemen) het is niet zeker, maar de kans is wel groter, want je hebt bij falsificatie maar
1 uitzonderingsgeval gevonden op de honderden gevallen waarbij het wel klopte.
Groupthink: manier van besluitvorming waarin groepsleden conflict proberen te
minimaliseren en een consensus proberen te bereiken zonder alle aspecten en alternatieven
kritisch te evalueren. Zo maken slimme individuen als een groep domme keuzes.
Streven naar consensus staat een kritische bespreking van de alternatieven in de weg.
Oorzaak van groupthink is vaak een hechte groep (cohesie). Naarmate groepscohesie groter
is zijn mensen meer geneigd consensus na te leven.
Context of discovery: opdoen van nieuwe kennis
Context of justification: hoe rechtvaardigen we onze kennis achteraf? Bewijzen dat een
theorie werkt/kennis klopt.
- Objectieve algemeen geldige maatstaven (sociale wetenschappen)
- Intersubjectieve discipline afhankelijke maatstaven (natuurwetenschap)
Hoorcollege 2
Doelstellingen:
- Studenten kunnen verschillen tussen natuur- en sociale wetenschappen benoemen
en onderbouwen
- Studenten kunnen consequenties hiervan voor de gebruikte methode benoemen en
onderbouwen
Sociaalwetenschappelijk onderzoek volgens Ragin (1994):
- Verscheidenheid in gehanteerde methoden en doelstellingen
- Gemeenschappelijk: systematic interplay between ideas and evidence
Onderscheid met alledaagse kennisverwerving: de mate waarin de kennisverwerving
gesystematiseerd en gewaarborgd is.
Gesystematiseerd: uitgekristalliseerde methoden en technieken (erg verfijnd)
Gewaarborgd: spelregels of criteria: openbaarheid, controleerbaarheid,
herhaalbaarheid
Onderscheid met kennisverwerving in de natuurwetenschappen: de werkelijkheid
wordt ontleed/beschreven en in haar regelmatigheden vastgelegd/verklaard. Het is
een door zintuigen waargenomen werkelijkheid (Sein), niet de gewenste
werkelijkheid (Sollen). Bevrijd van geloof en bijgeloof. Observatie en experiment
staan centraal. Wetmatigheden maken het mogelijk terug te gaan in de tijd.
In de sociale wetenschappen kennen wij geen wetmatigheden, om 4 redenen:
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller pien18. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.88. You're not tied to anything after your purchase.